Op 11 februari schreef ik over de franse les: we moesten allemaal een sprookje in een paar zinnen beschrijven en de anderen moesten raden welk sprookje het was.
Ook vanavond kwamen we niet verder dan drie sprookjes (terwijl we er nog vijf moesten…).
En we hadden niet eens veel huiswerk, in ieder geval hoefden we niet allerlei dingen na te kijken. Maar na de petite histoires was er eerst koffie en toen kregen we het over de Elfstedentocht. Tot mijn stomme verbazing hadden de twee Amsterdammers in 1985 de Tocht ter tochten uitgereden en een kruisje gehaald. Eén van hen vertelde dat hij dat feit tot vervelens toe herhaalde op verjaardagen “want me zus is getrouwd met een Fries en die vinden dat niet leuk!”
Als het op sterke verhalen aankomt gaan we onmiddellijk over in het Nederlands. De Fries in ons gezelschap had hem ook gereden en één Drent had hem graag willen rijden: alle steden kwamen aan bod. Daar dit en daar dat. Franeker, Bartlehiem, blablabla.
Kom dan maar eens weer op de sprookjes uit. Alhoewel….. de schaatsverhalen kwamen er ook dichtbij.

De eerste begon zijn sprookje met ‘un vieil âne’ (een oude ezel). Even werd gedacht dat hij iemand aansprak, maar dat bleek een misverstand. De âne kreeg gezelschap van een chien (hond) une chat (kat) en un coq (haan). Toen wisten we het allemaal al, maar het verhaal moest helemaal uitverteld, het waren ‘Les musiciens de la ville Bremen’ (Bremer Stadtmusikanten). In onze groep is er dan altijd wel weer iemand met een schoonzoon uit Bremen …..
Het tweede was een verhaal dat niemand kende, behalve de juf. Het was dan ook een gruwelijk verhaal: Barbe-Blue (Blauwbaard) . Het kwam de heren in ieder geval niet bekend voor en dat staat ze te prijzen.
Het derde sprookje was het langst. Bij de eerste paar zinnen wisten we allemaal al wat het was, maar ook deze deelnemer moest “de beker tot op de bodem leegdrinken”. Hij heeft het hele verhaal verteld. Van deux enfants (twee kinderen), de maratre (stiefmoeder) en de petite pieces du pain (broodkruimels) en van de sorcière (heks). Toen hij vertelde over ‘une porte de sucre’ (een deur van suiker) en ‘une fenetre du marsepain’ (raam van marsepein) hebben we hem uit zijn lijden verlost. Volgens hem heette het in het Frans Hans et Phileine.
Ik waag het te betwijfelen. Wordt vervolgd.