Gisteren en vandaag woonden wij een dienst bij in een oude kerk. Gistermiddag zaten we in de ‘Siepelkerk’ op de Brink in Dwingeloo. Een begrafenis. Zagen we onze vrienden drie weken geleden nog stralend als ouders van de bruid, nu zaten ze er als verdrietige kinderen. De bruid van toen hield nu een klein toespraakje bij het verlies van opa Jan. Het zijn ontroerende bijeenkomsten. Wij zaten in de oude banken in een volle kerk met veel bekende (en ouder geworden) gezichten.

De ‘Siepelkerk’ >>> lijkt wel wat op die van ons in Roden (de Catharinakerk). Met een nergens op gebaseerde trots constateerde ik dat die van ons twee eeuwen ouder is. Maar zij hebben de kerkbanken er nog in staan, terwijl wij in Roden op stoelen zitten. Voor lange mensen (1.82 in casu) is dat trouwens een zegen, ondervonden wij gistermiddag weer eens.
Gistermiddag zongen we, helemaal in de stijl van de overledene, “Een vaste burcht is onze God” uit de bundel van 1938 op de oude melodie. En uit diezelfde bundel “Vaste rots van mijn behoud”.

Vanmorgen zong ik de alt partij bij de cantorij in de Catharinakerk. Een heel andere setting. Allemaal liederen uit het nieuwe liedboek. Met “O, Heer die onze Vader zijt” op een nieuwe melodie. Aan de gezichten van sommige gemeenteleden te zien geen onverdeeld genoegen….

Twee diensten binnen 24 uur . In oude kerken ben ik altijd extra doordrongen van het feit dat wij in een eeuwenoude traditie staan. In 1994 stonden wij met onze jongste op de arm bij het doopvont van Bentheimse zandsteen uit de 13e eeuw. De kerk heeft haar eigen rituelen, die in de loop van de eeuwen natuurlijk veranderd zijn, maar in essentie gelijk zijn gebleven. Het geeft ons houvast op de levensweg. Daar kan een lied uit een bundel van 1938 dus ook aan bijdragen. Evenals een liedje van Elly en Rikkert uit het nieuwe liedboek.