Bij ons in de tuin zitten veel vogels, o.a. merels.
Vooral ’s avonds even voor zonsondergang kunnen ze boven in een boom zo mooi zitten te fluiten.
Toen ik ooit eens lyrisch was over het feit dat de vogels zo mooi voor ons zongen zei iemand: “Ze zingen helemaal niet voor ons. Ze zijn bezig hun territorium af te bakenen”.
O. Daar wordt het wel een stuk minder romantisch van.

Maar desalniettemin geniet ik van de vogels.
Waar ik wel achter kwam, is dat merels heel vaak hetzelfde riedeltje zingen.
In onze tuin is nu een merel die steeds de eerste regel fluit van een nummer van de Kermisklanten.
Voor wie niet weet wie de Kermisklanten zijn: dat was een accordeonduo dat heel erg populair was in de jaren 70 en 80. Kijk maar eens op You Tube.
Gisteren, tijdens de verjaardag van Gerard, had ik het er met iemand over. “Weet je wel, tu tu tu tu doe doe…” O ja! Samen neurieden we even het melodietje. “De kermisklanten!” zei hij. “Die waren altijd in “Op losse groeven” met Chiel Montage!” Ja, die.

Ondanks het feit dat ik zelf accordeon speel vond en vind ik de Kermisklanten niet leuk.
Maar zodra ik buiten ben registreert mijn brein de merel met zijn riedeltje ‘tu tu tu tu doe doe’ en daar staan de Kermisklanten alweer in mijn hoofd met hun opgeplakte glimlach accordeon te spelen.
Brr. Niets aan te doen. Er zijn ergere dingen. Bouwvakkers in het huis naast je die de hele dag loeihard nederlandstalige piratenmuziek uit hun meegebrachte transistor laten schallen. En meezingen. Dan toch maar liever de merel.
Tu tu tu tu doe doe…..