Gisteren had ik mijn moeder uitgenodigd om een dagje bij mij in Roden te komen. Vorig jaar moest ze om de klip-klap naar het ziekenhuis, nu het op dat gebied wat rustiger is komt ‘zomaar een dagje Roden’ weer in het vizier. De taxi haalde haar van huis en om half elf zaten we aan de koffie. Gezien haar leeftijd (85) gaat op zo’n dag alles in een wat lagere versnelling. We bereidden samen het eten voor (wortelstamppot, daar houdt ze van) en toen dat op het gas stond was er nog even tijd voor een aperitiefje; daar kunnen we samen dan zo van genieten!

Na het eten wandelden we Roden in. Ma liep altijd als een kievit, maar de laatste jaren wordt ze toch wat minder stabiel, vandaar dat ze altijd een wandelstok meeneemt. Ik fungeer als wandelende kapstok: ik draag de tas en de paraplu. We deden de gebruikelijke boodschappen; even naar Hans Anders,  de Wibra, de Kruidvat en de Jumbo. Toen we alle boodschappen bij de Jumbo hadden ingepakt riep Ma ineens in paniek: “Waor is mien wandelstok!?!?” Ik installeerde haar naast een vriendelijke meneer op een bankje voor in de supermarkt en liep eerst door alle gangpaden van de Jumbo. Geen wandelstok.
Vervolgens naar Kruidvat. Nee, geen wandelstok gezien.

Onderweg naar de Wibra liep ik tegen twee hele mooie jongens aan die me iets wilden vragen over een goed doel. “Nee heren, jammer, geen tijd! Ik ben voor mijn hulpeloze moeder op zoek naar haar wandelstok!” Een andere mevrouw die aan de andere kant van de jongens langs liep riep”Bij de Blokker hebt ze opvouwbare wandelstokken.”
Dat weet je dan maar weer. Bij de Wibra vroeg ik bij de kassa of ze een wandelstok hadden gevonden. Een vrouw in de rij bij de kassa riep: “Bij de Jumbo! Daor leup iene in ’t pad te vraogen wie zien wandelstok kwiet was….” Dat zijn de zegeningen van een dorp.

Terug naar de Jumbo. De meisjes bij de kassa wisten nergens van. Misschien bij de info-balie? Jaaaaah. Daar stond ie. Wat kun je dan blij zijn met een wandelstok.
Bepakt en bezakt liepen we naar huis.
Toen ik haar naar huis bracht genoot ze van het autorijden. “Wat bent de landerijen ja nat, de boeren kunt d’r nog lange niet op.” In Hoogersmilde wilde ze nog even naar de slager voor een verse worst. Die had ze in Roden ook wel kunnen kopen dacht ik, maar volgens mijn moeder kon die nooit zo lekker zijn als die van de slager in Hoogersmilde. Ze kocht de verse worst en ook een droge, die kreeg ik mee.
“Veur in ’t weekend bij de borrel.”
Gisteravond namen we alvast een stukje.
En of die worst nou uit Hoogersmilde komt of uit Roden, het maakt ons niet uit.
Het is Drentse droge worst!