Na het verblijf bij onze Canadese familie in Elora/Fergus gingen we na zes dagen ‘op eigen benen’ op reis. Ons eerste reisdoel was Toronto. In onze gehuurde SUV met de geleende Tom Tom  (van Luuk) zochten we het hotel op dat we hadden geboekt en daarna reisden we met de bus naar het centrum van de stad.
We kochten een ticket voor de ‘hop-on-hop-off’ tourbus; je bent toerist of je bent het niet.
De gids wees ons trots op een appartement boven in een wolkenkrabber dat 28 miljoen dollar had gekost. Zwager Jan was niet onder de indruk.
“Nou, dan zit ie daor bovenin. Ie kunt d’r niet iens een pony holden…”
Vier Drenten in een wereldstad.

Hop-on-hop-of in Toronto

Twee dagen waren die tickets geldig en twee dagen maakten we Toronto onveilig. Natuurlijk bezochten we de CN-tower, we maakten een boottocht over the inner harbour van het lake Ontario, de overdekte St. Lawrence market en nog een aantal highlights. Maar ik geniet net zo erg van ‘de kleine dingen in een grote stad’. Op een muurtje bij de haven zitten en grote groepen mensen aan je voorbij zien trekken. Toeristen met allemaal dezelfde gele fluorescerende key-coard om die braaf achter hun gids aansjokken. Ganzen, meeuwen en eenden in de haven die precies weten wanneer de volgende boot weer aanmeert. Haastige inwoners van Toronto (fietsend, hardlopend) die met oortjes in slalommend om de toeristen heen bewegen.
Mensen in alle soorten, maten en kleuren, al dan niet zelf aangebracht in de vorm van soms lichaamsbedekkende tattoos. Soms met kapsels waarover mijn schoonzus opmerkte: “Als ik zulk haar had ging ik er naast lopen!”

Er is echt sprake van een toeristen-industrie. Bij het havencentrum was the Amsterdam Brewhouse (Toronto  en Amsterdam hebben een stedenband) met een replica van de Magere Brug. Daar lieten mensen zich op een wachtlijst zetten om op dat terras te mogen zitten; daarvoor sta je dan eerst in de brandende zon te wachten.
Daar zijn wij dan echt te nuchter voor. “Bi’j nou wiezer….”
Er was trouwens niet veel voor publiek toegankelijk strand langs de kust van Lake Ontario in de stad: we wilden een kop koffie drinken aan het water, maar we stuitten steeds op exclusieve Beach Clubs waar je lid van moest zijn.

Van ons hotel naar de binnenstad reisden we met de stadsbus. Meestal propvol, we waren blij als we konden zitten.
Naast mij zat op een avond een Chinese mevrouw. Dat kon ik zien, want ze las een Chinese krant. “Niet meelezen hė” riep mijn schoonzus vanaf de andere kant van het gangpad.
“What is that language you guys are talking?” vroeg de mevrouw aan mij.
Het bleek een tolk te zijn. Ze kwam uit Shanghai en ze sprak Engels, Duits, Frans en drie soorten Chinees. We kregen het over Germaanse talen (Engels, Duits, Nederland) en het verschil met Romaanse talen (Frans bijvoorbeeld).
Achteraf vind ik het bijna niet te geloven dat ik zo’n gesprek heb gevoerd.
Bere-interessant. Vond zij ook.
Zij had nog nooit mensen Drents horen praten en hoorde soms iets bekends in onze gesprekken.
“How do you say good morning in Dutch? Goede morgen? And in German? Guten Morgen?”

Jammer dat we al zo snel bij ons hotel waren…