Vandaag denk ik wat vaker dan anders aan mijn vader, hij was jarig geweest vandaag.
Als iemand overlijdt laat hij iets na in deze wereld. Spullen, foto’s, herinneringen.
Maar ook uitspraken. Op deze website noemde ik al vaker de door mij en mijn broer verfoeide organieke plaats en zo zijn er nog een heleboel teksten waardoor mijn vader soms zomaar even weer oppopt. Onderstaande uitspraken komen nog regelmatig in mijn spraakgebruik voor.

Wim Sonneveld werd heel vaak geciteerd. Mijn vader heeft niet eens zo heel veel aspirant schoonzonen meegemaakt, maar als ik met een vriendje thuiskwam kon hij niet nalaten even te zeggen: “En allemaal mee-ete! Ik heb wat voedsel verstrekt aan die knapen”.
Of “Ene Harry, Ik droom nog wel eens van hem als ik zwaar getafeld heb….”
Als het ging over zijn kindertijd in een streng gereformeerd gezin kon hij soms ironisch zeggen: “Ach meneer, ik heb als kind al zo geleden…”

Hij werd Hervormd om mijn moeder en is in Hoogersmilde 12 jaar ouderling/scriba geweest. Dat viel niet altijd mee, begrepen wij later. “Ik heb 12 jaar in de kerkenraad gezeten en ik heb mijn geloof behouden.” zei hij daar zelf over.

Het was een echte knutselaar en was erg handig. Zag hij iets moois en vond hij het te duur, dan zei hij; “Dat ku’j zölf ok wel maken”. Bij Blokker heeft hij ooit met een rolmaat de maten van een Barbiehuis opgemeten om vervolgens voor onze kinderen zelf een poppenhuis in elkaar te zetten, inclusief meubeltjes.

Hij had een hekel aan gezeur en gemiep.
Al snel kon hij bij een uitgebreid relaas over vermeende zorgen en lastigheden roepen: ‘Liggen zó uw problemen? Haidewitska….!” (naar een liedje van Rijk de Gooijer, zie >>>)

In gesprekken was hij altijd zeer uitgesproken. Je hoefde bij mijn vader nooit te raden wat hij ergens van vond.
Hij kon soms een onverklaarbare hekel aan publieke personen hebben.
Eén zo iemand was Ed van Thijn.
Mijn vader vond dat die man verschrikkelijk uit zijn nek kletste.
Dat kwam o.a. ook omdat hij van de PvdA was, maar dat was niet de hoofdreden.
“Ach, ik mag d’r ja met ’t gat niet naor lustern, wat kan die man nuelen* !”
Als Van Thijn op de televisie of op de radio aan het woord kwam riep mijn vader al “Daor hebt we Lulla van Thijn weer, wat zit e weer ofgemieterd te zeuren!”
Dit begrip komt bij Gerard en mij nog regelmatig voorbij.
Zit er iemand bij Jinek of Pauw die uit zijn nek kletst of met veel te veel omhaal van woorden praat dan is is dat bij ons een “Lulla van Thijn”.

Iemand is pas echt dood als er niet meer over hem/haar gepraat wordt.
In die zin zullen mijn ouders voor mij nooit echt sterven; daarvoor zitten ze nog met veel te veel beelden, herinneringen en uitspraken in mijn hoofd en in mijn hart.

* “Nuelen” was een woord dat mijn vader had meegenomen uit het Twents dat in Oldenzaal werd gesproken.
Zelf zei hij daarover: dat is één woord voor  “drammen, zeiken, zeuren, zaniken en vervelend wezen.”