Gistermorgen was het nog mooi weer, dus ik ging op de fiets naar Groningen. Waarschijnlijk voor de laatste keer dit jaar, tussen de herfstvakantie en de voorjaarsvakantie fiets ik meestal niet.
Het is ’s morgens al best druk op het fietspad.
De e-bike verovert steeds meer terrein en steeds meer mensen gebruiken die electrische fiets als woon-werk-vervoermiddel.

Maar als fietser ben je kwetsbaar. Op het fietspad langs het industrie-terrein in Roden heb je voorrang op het autoverkeer dat het fietspad moet oversteken, maar dat krijg je niet altijd. Automobilisten geven nog even een peut gas en snaaien op het nippertje voor je langs: dat komt de veiligheid natuurlijk niet ten goede.
Als je na een rotonde de weg moet oversteken en je wacht tot er even geen verkeer van de rotonde komt, dan moet je vanuit stilstand wegfietsen. Soms komt er een automobilist zo hard de rotonde opgereden dat die bij je is voordat je bent overgestoken; je spatbord wordt bijna van je  fiets gereden. Men geeft gas, in plaats van dat men op de rem trapt omdat er iemand aan het oversteken is.

Iedereen heeft vliegende haast.
Ook de fietsers zelf kunnen er trouwens wat van.
Verbeten koppen en strakke gezichten, blik op oneindig.
Rücksichtlos in de hoogste versnelling met die fiets.
Schelden op mensen die nietsvermoedend met z’n tweeën fietsen en niet snel genoeg aan de kant gaan. Het wordt er allemaal zo ongezellig van.

Gistermorgen knalde me ook weer iemand voorbij met zo’n niets ontziende blik die zich aan mij ergerde omdat ik van de fiets afstapte; ik wou een foto maken.
Dat kostte hem kennelijk een paar kostbare seconden omdat hij moest afremmen.

 

 

 

 

Wat je niet ziet met de blik op oneindig is bijvoorbeeld deze prachtige zonsopgang bij het Hoornse Meer ’s morgens om half acht. Of een gave inktzwam in de berm die ik gistermiddag spotte.
Een leuk blog over bovenstaand ‘klein fietsleed’ vond ik hier>>>.
De schrijver, Peter Heida, eindigt zijn verhaal met de zin: “Een betere fietser begint bij jezelf”.
Ik doe mijn best.