Toen Carlijn in groep 3 zat begon ik weer met betaald werk: eerst één dag in de week, later twee en sinds 2008 drie dagen in de week.  Management-assistent ben ik: agendavoering,  planning,  notuleren, kortom: het ondersteunen van twee managers op secretarieel gebied. Leuk, afwisselend werk.

Nooit gedacht dat dat eens zou stoppen, maar de laatste maanden is men op de afdeling waar ik werk met een rigoureuze reorganisatie bezig, waarbij zich nu langzaam aftekent dat ons secretariaat zal verdwijnen; onze ene manager (Algemene Zaken)  is vertrokken naar een andere werkgever en zij is met het oog op de komende veranderingen niet vervangen.  Toen ik na 3 maanden terug kwam op het werk na mijn revalidatie traject was zij al weg. De andere manager (Inhoudelijke Zaken) gaat deel uit maken van de directie van de afdeling waarmee wij gaan fuseren en daar is al een secretariaat.

Omdat wij het al een maand of wat erg rustig hadden (we hoeven nu ook geen planning meer te maken van alle overlegvormen voor 2019) hebben duo-baan collega Jacquelien en ik onze diensten aangeboden aan een manager die sinds kort zonder secretariële ondersteuning zat; hij is blij met wat we voor hem kunnen doen en wij zijn blij dat we weer wat hebben te doen.

Maar het voelt gek, mensen. Tien jaren hebben we een afdeling ondersteund op allerlei gebied en in drie tot vier maanden zakt waar we mee bezig zijn geweest in elkaar en staan we met lege handen toe te kijken hoe anderen over gaan nemen wat wij zorgvuldig hebben opgebouwd.

Natuurlijk gaat men met ons kijken naar wat er op het gebied van managementsondersteuning voor ons mogelijk is.
En natuurlijk ligt het niet aan onze capaciteiten; het is een reorganisatie en waar gehakt wordt vallen spaanders.
Maar toen ik dinsdagavond na  ‘het gesprek’ met onze manager eerder die dag op de bank zat moest ik denken aan een lied van Daniël  Lohues. “Waorum vuult het zo, as het niet zo is?” Lohues bezingt het gevoel bij een vertroebelde relatie tussen twee mensen.  Luister hier>>> naar dit lied.

Ik kan het allemaal prima beredeneren en relativeren, maar ergens voelt het niet goed.
“Ie zegg’n van nie, maor waorom vuult het zo?”