In december verwachtte ik op een morgen rond 09.30 uur één van de managers voor een kort overleg.
Hij kwam wat later; hij verontschuldigde zich daarvoor, hij was bij de school van zijn dochtertje geweest. Het meisje (4) zong in een kerstkoortje en de ouders waren uitgenodigd om te komen kijken. Zijn vrouw had er op aangedrongen dat hij nou eens ging, zij was al zo vaak op school. Hij was geweest, het was erg leuk geweest, maar, zo voegde hij er aan toe: “Ik heb eigenlijk wel wat beters te doen.”

Als door een wesp gestoken vertelde ik hem dat hij nooit iets beters kon doen dan kijken naar zijn dochtertje in een kerstkoortje.
“Niemand zegt op zijn sterfbed: had ik maar meer tijd op kantoor doorgebracht.”
Dat is natuurlijk wel een gek begin van een werkoverleg, maar het had het gewenste effect; hij liet mij op zijn telefoon een filmpje zien van het koortje en hij wees trots zijn devoot zingende dochtertje aan.

Gisteren werd de waarde van mijn dag bepaald door een wandeling in Roden.
Met mijn broer, die herstelt van een longembolie, maak ik sinds begin december wekelijks een wandeling. Soms komt hij na mijn werk in Zuidlaren en dan lopen we daar een stuk, soms ga ik naar Assen en gisteren kwam hij dus in Roden.
Om 10.00 uur zaten we samen aan de koffie en rond 12.45 uur zwaaide ik hem uit, weer helemaal bijgepraat.
Toen moesten de donderdagse klussen nog: boodschappen doen en de wc’s soppen.

Ja, samen wandelen en teuten kost tijd.
Tijd waarin je ook iets anders zou kunnen doen.
Maar niet iets beters.