Een nieuwe baan betekent in mijn geval ook een nieuwe werkomgeving.
Mijn kantoor zit in een pand aan de Hereweg, nog redelijk dicht bij de binnenstad.
Tussen de middag probeer ik altijd even een wandeling te maken; was er in Zuidlaren een prachtig park om in te wandelen, nu zit ik in een oude stad.
Vaste lezers hoef ik niet uit te leggen hoe leuk ik dit vind.
Op een woensdagmiddag besloot ik even een kijkje te nemen op de Zuiderbegraafplaats. Die ligt pal aan de snelweg (waar ze nu zo druk mee bezig zijn), maar als je eenmaal het hek door bent kom je in een compleet andere wereld.

De begraafplaatst is aangelegd in 1827. De reden daarvoor was huiveringwekkend: in 1826 was in Groningen een epidemie van de Groninger ziekte uitgebroken, die aan 2900 mensen het leven kostte; 10% van de toenmalige stadsbevolking overleed!
De bestaande begraafplaatsen raakten vol.  De oude vestingstad had toen nog stadsmuren en poorten en men besloot om buiten de stadspoort aan de noord- en aan de zuidkant twee nieuwe begraafplaatsen aan te leggen, dit omdat begraven binnen de stadsmuren zou leiden tot grote besmettingshaarden.  Zo ontstonden de Noorder- en Zuiderbegraafplaats; in eerste instantie werden ze sober en doelmatig ingericht.

Dwalen over een oud kerkhof.
Het is echt een beetje een familie-tic.
Als wij vroeger met mijn ouders op vakantie waren moest mijn vader altijd even op het kerkhof kijken. Volgens hem lag daar de geschiedenis voor het oprapen.
Ook ik doe dat regelmatig en kort geleden hoorde ik Carlijn vertellen dat ze tijdens een mooie wandeling ook even over een kerkhof was gelopen. Ook erfelijk belast.

Op de dag dat ik op de Zuiderbegraafplaats liep was het warm, maar op het kerkhof was het koel: veel oude bomen en struiken en veel schaduw. Geheel volgens de normen en waarden van die tijd werd het kerkhof naar rang en stand ingericht.
Je hebt er zelfs een “Eerste Klasse Eerste Rij” waarop vooral mensen van adel zijn begraven.
Blikvanger is het grafmonument van de familie Scholten, waar zelfs beelden van de overledenen op staan.

Mijn aandacht werd getrokken door een kleine steen met het bijna niet te bevatten verhaal van Willemina Kremer.
Zij rust daar ‘temidden harer 7 kinderen die haar voorgingen. Zij overleed plotseling oudejaarsavond 1863 op weg naar Godshuis, oud 52 jaren.’

We weten veel van de familie Scholten en niets van Willemina. Een naam tussen honderden anderen die niet op de Eerste Klasse Eerste Rij begraven ligt maar ergens in het midden.
Hoe was haar leven?
Hoe verloor zij die 7 kinderen?
Waarom staat de naam van haar echtgenoot er niet op?
Op die warme woensdagmiddag stond ik even stil bij haar en haar verhaal.
Oud 52 jaren.
Voor haar geliefde echtgenoot net zo belangrijk als de vrouw van W.A. Scholten voor haar man. Misschien wel belangrijker? Wie zal het zeggen?
Eenmaal onder de grond zijn de eerste klasse en de eerste rij niet meer belangrijk.