In Hoogersmilde, het Drentse dorpje waar ik opgroeide, heb je heel veel campings, omdat het grenst aan het Nationaal park ‘het Drents Friese Wold’;  één van die campings is de Horrebieter.
Vroeger gingen we daar wel eens patat halen of we liepen er overheen als we gingen wandelen, maar meestal sta je niet met een tent op een camping in je eigen dorp.
Toen we een jaar of 8 in Roden woonden hebben we er met ons gezin wel eens een jaar gestaan met de caravan van mijn ouders.
Wij waren ons huis toen grondig aan het verbouwen; Gerard was dan overdag met een paar vrijwilligers (o.a. mijn vader) aan het bouwen en kwam ’s avonds ook naar Hoogersmilde. Zo hadden de kinderen toch even twee weken vakantie ergens anders. Op de foto links staan Frea en ik bij een houten versie van de legendarische horrebieter, een Drents fantasiebeest ontsproten aan het brein van de gebroeders Bruggink, toenmalige eigenaren van de camping.
Als mensen vroegen waar we heen gingen op vakantie grapten we: ‘Naar : L’ Orre Bietjé!’
Klonk exotisch Frans, was Drents dichtbij.

Dit jaar staan Frea & Jon en Carlijn & Wim een week op die camping.
“Komen jullie dan ook een dag?”
Tuurlijk, leuk! Zondagmiddag togen we naar Hoogersmilde.
We namen het fotoboek mee waar de vakantie in 1997 op de Horrebieter in stond; de dames bekeken het samen en genoten van het ophalen van de gezamenlijk herinneringen.
Eén verhaal kreeg wat extra aandacht. Wij gingen in die vakantie één dag met mijn ouders fietsen; mijn vader wist in het bos een grote berg schelpen  te liggen die gebruikt werd voor de schelpenfietspaden. Bij de foto van Carlijn met opa bij de schelpenberg vertelde Frea: “O ja, ik weet nog dat jij toen zei mama: Hè pa, doe dat nou niet, straks denkt het kind dat schelpen uut ’t bos komt.”
Was ook zo. Twee weken later wilde Carlijn (3) weer schelpen zoeken. In het bos……
De kinderen namen weet ik hoeveel mooie schelpen mee naar de camping en maakten met hun kinderfantasie een heus schelpenmuseum: ze zochten grote takken uit het bos en etaleerden de schelpen op de takken naast onze tent.
Het was een gratis museum; ze mochten van ons alleen de mensen op het veldje uitnodigen die natuurlijk wel iets lekkers meenamen als dank voor het bekijken van het museum.
Sweet memories.

Wij waren dus weer eens een dagje op de camping: wat heerlijk!
Op een grasveldje in het bos theewater koken in een pan op een campinggasstelletje. Koffie zetten met datzelfde theewater gefilterd in een keukenrolpapiertje omdat er geen filterzakjes zijn.
Groente, krieltjes, hamburgers en vega-balletjes bakken op papa’s skottelbraai, vermengd met de geur van de barbecue van de buren.
Niet heel koud bier drinken uit blik en zoete witte wijn geserveerd krijgen in afzichtwekkelijke plastic wijnglazen.
Het mocht de pret allemaal niet drukken.
Het was weer oké op L’Orre Bietjé!