“Kun je hier nog iets mee?” vroeg Gerard zaterdagmorgen vanuit de deuropening.
“Deze zijn gesneuveld…”
Klinkt dramatischer dan het is.
Hij stond met een tak van een hortensiastruik in zijn handen.
Hij had de heg geknipt en in zijn enthousiasme een stukje struik meegenomen.

Tuurlijk kan ik daar dan iets mee.
In de kelder zocht ik naar een antiekerig uitziende zilverkleurige schaal en vier kleine flesjes.
De blauwe bloemen knipte ik af op het punt waar het houtige van de stengel overging in het groen, drapeerde de bloemen op de flesjes en zette die op de schaal.

Zomer.
Onze tuin bloeit op dit moment uitbundig en als het mooi weer is, zoals zaterdag, dan straalt alles ons tegemoet.
Gerard heeft naast een siertuin ook een stuk groentetuin en ook die doet het weer prima.
We hebben al aardbeien gehad, andijvie, sla, rode bieten, de eerste aardappels zijn gerooid en de bonen kronkelen al mooi langs hun stokken omhoog.
Het tuinieren is iets dat Gerard met de paplepel is ingegoten; bij hen thuis was de tuin moeders verantwoordelijkheid en dat was ook één van haar grootste hobby’s.
Als ze bij ons kwam liep ze eigenlijk altijd eerst met Gerard naar de groentetuin om te bekijken hoe alles er bij stond.
Of die preiplanten van Jan waren. Of hij de mest bij Henk had opgehaald. Waar de boerenkool straks kwam te staan. Of er ook ‘stekerij’ bij de bieten zat.

Van huis uit ben ik er niet mee opgegroeid. Mijn vader had niks met een groentetuin; toen hij in de schrale grond van hun nieuwbouwhuis in Hoogersmilde in 1962 eerst een jaar aardappels moest verbouwen zette hij de pootaardappels met de kiemen naar beneden in de grond. Hij dacht dat die als wortels naar onderen zouden groeien……
Onze dochters hebben genen van alle vier hun grootouders, maar de ’tuin-en-plantjes-genen’ hebben ze van Oma Waninge.
Als ze thuis komen loopt Gerard altijd even met hen naar zijn tuin; hij krijgt van hen tomatenplantjes die ze zelf kweken op hun balkon.
Oma zou trots op hen zijn!