Na de ‘grote-suiker-schrik’ zijn er al weer een paar weken verstreken.
De diëtiste die mijn eet- en drinkgedrag in kaart had gebracht vertelde mij dat ik iets moest veranderen en wat ze vertelde had ik eigenlijk niet verwacht.
Ze adviseerde dat ik niet minder hoefde te eten, maar váker.

“Als je om 06.30 uur ontbijt en om 12.30 uur luncht krijgt je lichaam al die tijd niets te verwerken. Als je dan luncht met brood, karnemelk én fruit, dan krijg je een glucosepiek.  Het fruit dat je bij de lunch eet kun je beter halverwege de ochtend of halverwege de middag nemen; dan verdeel je de glucoseafgifte van de alvleesklier wat over de dag en kan je lichaam het beter opnemen. Ook het toetje dat je bij het avondeten neemt kun je beter op een ander moment van de dag nemen.”

Glucosepiek. Glucoseafgifte. Alvleesklier.
Allemaal woorden die ik nog nooit in een gesprek had gebezigd.
Ze stelde een voor mij geheel nieuwe benadering van eten voor; al bijna zestig jaar eet ik drie maaltijden op een dag en neem ik na het warme eten een toetje!

We zijn nu een maand verder.
’s Morgens bij de koffie eet ik alvast een broodje dat ik anders bij de lunch zou eten het fruit is verschoven naar halverwege de middag.
Het toetje zetten we na de warme maaltijd wel klaar, maar we eten het later, rond 20.00 u.
Halverwege de avond is er dan nog een stuk fruit.
Met deze verdeling heeft mijn maag- en darmstelsel altijd iets te doen.

Inmiddels ben ik al weer drie van de vier corona-kilo’s kwijt.
‘De grote suiker-schrik’ heeft me weer eens bewust gemaakt van wat ik eet en drink.
Niet verkeerd.
In september moet ik me weer melden voor een volgende hart-check.
’t Zal mie nei doun.