een alternatief voor 'de waan van de dag'

Categorie: Geschiedenis Pagina 1 van 21

19 december: Het kerstbestand van 1914.

Zondagmorgen gingen Gerard en ik niet naar de ochtendkerkdienst.
Die avond zongen we al met ons koor in de vesper, dus we sliepen uit.
Zo kwam het dat ik in de ochtend luisterde naar ‘Andermans Veren’ een kleinkunstprogramma op Radio 5, gepresenteerd door Kick van der Veer. Daar zou ik beslist vaker naar luisteren als het niet op zondagmorgen om 10.00 uur werd uitgezonden.

Ik werd geraakt door een verhaal, verteld door Diederik van Vleuten.
Hij neemt je mee naar  het kerstbestand van 1914, toen de geallieerde legers (waaronder de Britten) en Duitse legers tegenover elkaar in de loopgraven lagen.
Het verhaal zou ik met mijn eigen woorden weer kunnen geven, maar dat ga ik niet doen.
Op internet heb ik gezocht of ik het ergens ‘los’ als geluidsbestand of video kon vinden, maar dat is me niet gelukt.
Daarom link ik vandaag naar de uitzending van Andermans Veren van zondag 17 december
Je hoeft niet de hele uitzending te beluisteren: het verhaal van Van Vleuten begint op 0.37.00 minuten.

Hij besluit met de zin: ‘Wij zijn gewone soldaten. Wij bepalen niet of er vrede komt of niet, dat bepaalt het systeem. Dat systeem bepaalde dat wij elkaar na vier dagen zouden vergeten en dat we elkaar opnieuw zouden haten.’
Je moet natuurlijk niks, maar neem vooral de moeite om het verhaal te beluisteren.
En bedenk daarbij dat er in honderd jaar veel is veranderd, maar dat er nog steeds systemen zijn die bepalen of en wanneer het oorlog wordt. Of vrede.

Reageren

28 november: Rare jongens…..

‘Rare jongens, die Romeinen.’
Deze gevleugelde uitspraak komt van Obelix uit de stripserie Asterix & Obelix.
Zij kijken vanuit hun Gallische cultuur naar de toen al zeer geciviliseerde Romeinen en vinden ze raar.
Het is nooit goed om een hele bevolkingsgroep over één kam te scheren.
De Romeinen hebben in Europa heel veel goeds gebracht, maar, om met Obelix te spreken, rare jongens waren het wel.

Met stijgende verbazing las ik in de maand september een tweetal kalenderblaadjes op onze historische scheurkalender over de kerk van Rome.
Het eerste bijzondere feit komt uit de zestiende eeuw: in 1587 werd ‘advocaat van de duivel‘ een officiële functie.
Het was de ‘promotor fidei‘, (bevorderaar van het geloof), die ook wel bekend stond als ‘advocatus diaboli’.
Zijn taak was om argumenten te verzamelen tegen de heiligheid van een persoon. Op die manier kon er geen twijfel over bestaan dat de persoon die heilig zou worden verklaard dit ook echt verdiende. De argumenten van de advocaat van de duivel werden weerlegd door de ‘advocatus Dei’ (advocaat van God).

Obelix constateerde het al.
Rare jongens.
Maar het werd nog raarder.
De vraag aan de voorkant van het blaadje op 18 september  was ‘Wie werd na zijn dood opgegraven om alsnog berecht te worden?’
Ik geef het antwoord weer in mijn eigen woorden.

In 891 werd Formosus paus en in 896 kwam hij te overlijden. Je zou zeggen: einde verhaal, maar voor Formosus ging het nog even verder.
De volgende paus heette Stefanus VI en die was het niet eens met het politieke beleid van zijn voorganger.
Paus Formosus had namelijk aan de kant van koning Arnulf van Karinthië gestaan; hij had Arnulf zelfs tot keizer gekroond.
Maar paus Stefanus was een aanhanger van koning Guido III; toen keizer Arnulf en paus Formosus allebei stierven in 896 nam Guido III Rome in en stelde Stefanus aan als paus. Maar dat was kennelijk nog niet genoeg: Stefanus wilde zijn politieke positie nog verstevigen.

Om zijn loyaliteit aan Guido III te bewijzen, organiseerde Stefanus een rechtszaak tegen Formosus.
Hij liet het half vergane lijk van Formosus opgraven en aankleden in pauselijke gewaden.
Vervolgens beschuldigde hij Formosus ervan dat hij op een oneerlijke manier paus was geworden.
Aangezien het dode lichaam geen reactie gaf bevond Stefanus hem schuldig aan meineed en een aantal overtredingen van het kerkelijk recht.
Van zijn rechterhand werden de drie zegende vingers afgehakt en alle pauselijke handelingen van Formosus werden nietig verklaard.
Het lichaam liet Stefanus in de Tiber gooien. Toen vrome, katholieke mannen het lijk uit de Tiber haalden, waren de Romeinen zo boos op Stefanus dat het heilige lichaam van Formosus zo werd mishandeld, dat ze de paus gevangen namen en wurgden in de cel.
Deze bijzondere rechtszaak staat in de geschiedenis bekend onder de naam ‘De kadaversynode’*.

Obelix leefde in zijn Gallische dorpje in de eerste eeuw voor Christus en vond de Romeinen toen al raar….in de loop van de eeuwen werd het er kennelijk niet beter op.

* Het naadje van deze kous weten? Hierbij een link naar de website ‘Kerkhistorie’.

Reageren

8 november: Groningen, zooals het vroeger was (2)

In augustus begon ik met een nieuwe serie over de stad Groningen, naar aanleiding van een boekje met oude lichtdrukken dat ik kreeg van Joop en Essina. Deel 1 gemist? Hierbij een link naar dat blog over ‘het gezicht op Groningen vanaf de westzijde’.

Het verhaal van vandaag gaat over de A-Poort.
Op de eerste afbeelding zie je de ‘Binnen-Apoort met omgeving, van de buitenzijde gezien.’
De eerste vraag die bij me opkwam bij deze afbeelding was: “Twee poorten? Een binnen- en een buitenpoort?”
Op internet ging ik op onderzoek uit.
Een vestingstad had vroeger een stadsmuur, met daarin een aantal poorten. Die waren op strategische plaatsen in de muur gemaakt, zodat het verkeer goed kon doorstromen. Die poorten gingen ’s avonds op slot, maar je kon dan toch nog door een klein onder-poortje de stad binnenkomen. Die torens waren handig, want vandaaruit kon je de omgeving in de gaten houden en je verweren tegen vijanden die stad probeerden aan te vallen.
Groningen was tot 1874 een vestingstad en in haar stadsmuur zaten zeven buitenpoorten. Daarnaast waren er in de loop van jaren een aantal binnen-poorten ontstaan: dat waren oudere poorten die door het naar buiten verleggen van de stadsmuur hun toegangsfunctie hadden verloren, maar die nog wel gebruikt werden, bijvoorbeeld als gevangenis.

Er zijn in de loop van de eeuwen in Groningen wel vier A-poorten geweest; het was de poort waar je doorkwam als je vanuit het in 1192 gestichte klooster van Aduard kwam. Op de website ‘de Geschiedenis Bibliotheek van Groningen’ vond ik een geweldig artikel over de A-poort met kaartjes, oude foto’s en een duidelijke uitleg. Ook nieuwsgierig? Hierbij een link naar dat artikel.

Op de tweede afbeelding zie nog een keer de Apoort, maar nu heel klein, in de verte.
(Als je op de afbeeldingen klikt komen ze groot in beeld).
‘Hoendiep buiten de Apoort’ staat bij de teekening van C. Pronk uit 1754.
Je ziet het kanaal met de weg ernaast die naar de poort toeloopt.
Achter de buitenpoort zie je de binnenpoort er bovenuit steken.
Links van de poort zie je de toren van de Martinikerk, meer naar rechts staat de A-kerk.
In 1754 was er dus best al veel bebouwing buiten de oude stadsmuren, dat is goed te zien op deze prent.
Het was toen al wat minder onveilig buiten de stadsmuren. Rijke mensen bouwden buiten de stad buitenhuizen en legden parken aan. De oude vestingmuren met hun poorten en torens werden ontmanteld.  Dat daarbij oude bouwwerken werden gesloopt werd destijds niet als een bezwaar beschouwd: mensen hadden er weinig belangstelling voor, ze werden destijds als nutteloos beschouwd. Vooral de poorten stonden in de weg; met hun smalle doorgang hinderden die de doorstroom van het toenemende verkeer.

Er is van alle poorten die Groningen ooit heeft gehad maar één overgebleven.
Helaas staat die niet meer in Groningen, maar in de tuin van het Rijksmuseum in Amsterdam.
Meer weten? Hierbij een link naar een artikel op de website ‘Nazatendevries.nl’ over de geschiedenis van de Herepoort en hoe die in Amsterdam terechtkwam.

Reageren

7 november: Dat was er niet in Roden.

Mijn hele leven heb ik al gezongen.
In Hoogersmilde achtereenvolgens bij kinderkoor ‘de Schakeltjes‘, jeugdkoor Hosanna en bij Christelijk Gemengd koor “Halleluja’, door de mensen in het dorp kortweg aangeduid met ‘de zang’. “Waor is moe? Hen de zang.”
Toen Gerard en ik trouwden bestond het jeugdkoor Hosanna al een paar jaar en dat was redelijk succesvol.
25 jonge mensen, drie gitaren en een tamboerijn; een koor waar het heel anders toeging dan bij Halleluja, waar vooral (in onze ogen) ouderen opzaten.
De leden van Halleluja waren niet heel erg blij met de concurrentie van Hosanna.
“Ze moet niet een apart koor oprichten, ze moet bij oons kommen zingen!” was de achterliggende gedachte.
Maar daar hadden de jongeren juist geen zin in, want bij ‘Halleluja’ zingen was voor hen geen aanlokkelijke gedachte.

Gerards oudere broer Jan (toen halverwege de dertig) ging het toch proberen bij Halleluja en vroeg Gerard of hij met hem mee wilde.
De mannen meldden zich samen aan en werden met open armen ontvangen: twee jonge mannen!
Na enig aandringen werd ik ook lid. De repetitie was op dinsdagavond; dan kwamen mijn ouders op Frea passen en gingen wij met z’n tweeën ‘hen de zang.’
Toen was mijn stem nog jong; ik mocht met de sopranen meezingen.
Wát een verschil met het jeugdkoor.
Andere muziek, andere dirigent, andere begeleiding.
Heel andere koordynamiek ook tussen de leden onderling.
De meesten zaten al heel lang op het koor en ieder had zo z’n eigenaardigheden.
Harm wilde ‘gien buutenlands’ zingen en vooral geen Duits.
Hendrik was de secretaris, maar was wars van alle nieuwigheden zoals daar waren een typemachine en een stencilapparaat, dus die schreef de notulen van de jaarvergadering en het jaarverslag in een schrift met harde kaft; op de jaarvergadering werden beide stukken vanuit dat schrift voorgelezen.
Dienegie zat bij de alten. Het maakte voor de koorklank niet uit of ze er wel of niet was, want Dienegie was een beetje bijzonder en ze zong niet echt; het ging haar om de gezelligheid.
Sopraan Corry had een stevige, hoge stem en kon goed wijs houden; ze zong alleen altijd net wat te hard.

De dirigenten die ervoor stonden deden stuk voor stuk hun uiterste best en haalden er uit wat erin zat, maar met zoveel ouder wordende stemmen was dat vechten tegen de bierkaai.
Maar.
Ondanks bovenstaand verhaal toch goede herinneringen.
Ik haakte aan op het moment dat er een nieuwe dirigent uit Assen kwam die een frisse wind liet waaien door het stoffige koorleven.
‘Te moeilijk’ en ’te hoog’ haalde hij uit het repertoire.
Liever mooi tweestemmig dan beroerd vierstemmig.
Onder zijn leiding zongen we tóch een Duits lied.
Hij gaf het koor weer zelfvertrouwen; dat was te horen in het zingen en te merken op de repetitie.

In 1989 werd dochter Harriët geboren en drie maanden daarna verhuisden wij naar Roden.
Gerard (nog maar 28!) was toen voorzitter van Halleluja en ik zong afwisselend tenor, alt en sopraan. Waar meest nodig.
De heimwee die ik in Roden had gold voor een groot deel voor mijn familie en vrienden, maar ook het zingen met Hosanna en Halleluja heb ik, vooral in het begin, erg gemist.
Dat was er ook niet in Roden.
Natuurlijk waren er in Roden wel koren, maar deze…..waren uniek.
Sweet memories.

Op de afbeelding (op klikken voor een vergroting) op dit blog zie je de leden in vol ornaat op ‘groepspetret’ uit een jaar voordat ik op het koor kwam, met Gerard en Jan op de achterste rij.

Reageren

24 augustus: Wat voor ‘wyf’?

Op woensdag 19 juli stond op ons scheurkalenderblaadje de vraag: “Wie was ‘het Abbekerker wyf’?”
Nooit van gehoord.
Toen ik deze scheurkalender kreeg beloofde de voorkant 365 historische weetjes.
We zijn inmiddels over de helft van 2023 en we hebben dus al heel wat van die weetjes geconsumeerd en ik geniet er van. Soms heeft het onderwerp niet echt mijn interesse en laat ik het weetje voor wat het is, maar soms wil ik er meer over weten en zoek ik er iets over op; de informatie over het Abbekerker wyf was summier en intrigerend, dus daar wilde ik meer van weten.

Aagt Germonts was haar naam en ze werd in 1659 beschuldigd van hekserij; haar verhaal valt in de categorie ‘Zeventiende eeuw’
Maar waar heksen in die tijd bijna altijd werden veroordeeld tot de doodstraf door verbranding of verwurging, was haar straf opvallend mild en was de rechtsgang omtrent haar aanklacht een keerpunt in de geschiedenis. Na het vonnis dat over Aagt werd uitgesproken werden steeds minder heksen veroordeeld.

Wat was er dan gebeurd met Aagt? I november 1658 baarde ze een kind, dat kort daarop overleed. Maar niemand was getuige van de geboorte en het overlijden, ook de vroedvrouw niet. Als snel gonsde het van de roddels in het dorp. Het was niet de eerste keer dat haar kind overleed: er was iets niet in de haak met Aagt. Om de geruchten de kop in te  drukken stelde het gerecht een onderzoek in. De lijkkistjes werden opgegraven en wat bleek? Er lagen geen baby’s in, maar namaaklijkjes. Eén kistje bevatte een stokvis met gespleten staart, als twee voetjes omgebogen. De armpjes waren met gort gevulde bloedworstjes, het hoofd een rode kool overtrokken met een blaas. Dit moest wel hekserij zijn.

Bovenstaande informatie neem je tot je als je op de wc zit…..brrr.
Maar dan wil ik ook weten wat er precies is gebeurd en zo kwam ik op de website ‘Licht op legenden’ waar het hele verhaal van Aagt wordt verteld. Hele verhaal ook lezen? Hierbij een link naar ‘het Abbekerker wyf’  op die website.

Arme Aagt.
Je zou er als stadsbestuur van Abbekerk met terugwerkende kracht excuses voor moeten aanbieden.

Reageren

14 augustus: Groningen, zooals het vroeger was. (1)

Vandaag begin ik met een nieuwe serie.
In 2022 kreeg ik van Joop en Essina een oud boekje met de titel ‘Groningen – zooals het vroeger was’.
Essina had het gekregen van haar vader; die was werkzaam in de Universiteitsbibliotheek in Groningen.
Toen er ‘oude rommel’ zou worden weggegooid vond vader Alberts dat toch wel zonde;  als liefhebber van geschiedenis nam hij een paar boekjes mee naar huis. Die Essina dus kreeg toen haar vader overleed.

In het boekje staan tekeningen en gravures van de stad Groningen uit vorige eeuwen.
‘Lichtdrukken’ worden ze genoemd en het inleidende woord is geschreven door dr. H.P. Coster, gemeentearchivaris.
Het is uitgegeven door H. Edzes Jr. – Groningen.
In zijn inleidende woorden heeft Coster het over ‘het Nederduitse karakter van de stad’.
Hij constateert dat de stad Groningen qua stadsbeeld vóór de 19e eeuw heel anders was dan andere Nederlandse steden.
“Dit alles is in de loop van de 19e eeuw verdwenen. De hooge gevels werden óf afgebroken óf verminkt en in de plaats van het oude Raad- en Wijnhuis kwam het stadhuis dat wij nog heden kennen.”

Wat een mooi boekje.
Er staan maar 12 lichtdrukken in, maar je blijft kijken en vergelijken met hoe het er nu in de stad Groningen uitziet.
Bij iedere pagina is wel een verhaal te vertellen en daarmee begin ik vandaag.

De eerste afbeelding heet ‘Gezicht op Groningen aan de Westzijde’; een gravure uit de 2e helft van de 17e eeuw.
Groningue, capitale de la Provence du même nom.
Dhr. Coster voorziet de afbeeldingen niet van commentaar of uitleg, het is aan de kijker om er informatie uit te halen. Als je klikt op de afbeelding, komt hij groot in beeld.
Je ziet de stadsmuur, de silhouetten van de Martinikerk en de A-kerk en op de voorgrond loopt een waterweg (Hoendiep? Reitdiep?) naar een stadspoort. Je ziet wel tien molens binnen de stadsmuur staan en buiten de stadsmuren wordt vee geweid.

Tweede helft 17e eeuw.
Het Gronings ontzet was in 1672.
Om met mijn vader te spreken: ”stel die es veur….

Reageren

4 augustus: Aaltjes in Kampen.

Op onze jaarlijkse Aaltje-dag zocht ik met schoonzus Ali de hanzestad Kampen op.  De oplettende bloglezer zal zich misschien herinneren dat ik daar in het najaar al met mijn broer (zie ‘Brusdag‘) was. Je zou denken ‘dan heb je de stad Kampen toch al gezien?’ maar dat is maar ten dele waar.  Ja, we liepen hetzelfde stukje langs de IJssel en we bekeken de drie oude stadspoorten, waar ik weer net zo van onder de indruk was als in november (zie ‘Ontsnappen uit een stadspoort‘)

Maar verder…. was het een andere beleving.  We begonnen trouwens wel in dezelfde Konditorei, maar deze keer zaten we buiten op het zonnige terras.  Met koffie en een advocaatbol. Nog lekkerder dan dat hazelnootschuimgebak, Henk!

We liepen de Hanzestadswandeling en begonnen met een wandeling naar het midden van de IJsselbrug.  Van daaruit hadden we een geweldig uitzicht op de rivier. We zagen zelfs de Kamper Kogge varen; dat is een zo authentiek mogelijk evenbeeld van een handelsschip uit de veertiende eeuw. Vrijwilligers van de Stichting Kamper Kogge zetten zich op allerlei manieren in om het schip – de enige varende kogge in Nederland – in de vaart te houden en zo een bijdrage te leveren aan de cultuurhistorie van de Hanzestad Kampen en het varend erfgoed van Nederland. Meer weten? Hierbij een link naar hun website.

De grote Bovenkerk was ook open. Tegenwoordig sta ik bijna wekelijks te gidsen in de Catharinakerk bij ons op de Brink in Roden, maar deze kerk is toch echt wel wat groter en indrukwekkender. Ook in die kerk heeft de beroemde orgelbouwer Hinzs een orgel gebouwd. Hierbij een link naar de website van de Bovenkerk; bekijk dan vooral ook even het filmpje dat daar op staat, dan zie je wat wij gistermiddag hebben gezien.
Bovendien zie je dan een prachtige opname van de stad Kampen vanuit de lucht.

Maar met Ali ga ik natuurlijk ook even naar de Hema.
Waar we in verband met een storing niet konden pinnen, zodat we op zoek moesten naar een pinautomaat.
Lang leve Google-maps.
En naar de Xenos.
En twee handwerkwinkeltjes! Dat heb ik met mijn broer toen natuurlijk niet gedaan, die heeft andere interesses. Sigaren bijvoorbeeld.
We genieten van kleine, pittoreske steegjes waar bloemen de sfeer bepalen, wijzen elkaar op oude, scheefgezakte gevels, mooie Jugendstill-details boven ramen en zoeken op het verfrommelde en natgeregende plattegrondje naar de naam van een oud gebouw.
Verder moeten we natuurlijk het werk, de kinderen, de toestand in de wereld én alle nieuwtjes binnen de familie Waninge bespreken, dus daar nemen we uitgebreid de tijd voor tijdens, koffie-, thee- en lunchpauzes.
Een beetje verregend maar helemaal op de hoogte van Kampens Hanze-verleden en helemaal bijgepraat zochten we de auto weer.
Een dagje oude Hanzestad: wat heeft Nederland ons veel te bieden op het gebied van geschiedenis!

Benieuwd wat we deden op voorgaande Aaltje-dagen?

2022 Aaltje-pad in Smeerling & klooster Ter Apel
2021 Appingedam
2020 Zoutkamp & Peasens-Moddergat
2019 Groningen 
2018 Harderwijk – Marius van Dokkum
2017 Amsterdam –  Hermitage
2016 Deventer stadswandeling
2015  Zwolle stadswandeling

 

Reageren

29 juli: Nieuwe bril!

Na de staaroperatie in mei zette ik in eerste instantie mijn oude bril weer op mijn neus.
Maar daarmee zag ik niet helemaal goed, want die was natuurlijk nog afgesteld op mijn ogen van voor de operatie, maar ik had niet zomaar een nieuwe bril. Het lezen ging nog wel gewoon goed, dus ik redde me er mee.

Gistermorgen heb ik bij de opticien mijn nieuwe bril opgehaald.
Wat heerlijk mensen; wat kijk ik nu weer helder en scherp de wereld in.
Borduren, computeren, het wordt er allemaal zo’n stuk aangenamer van!

Sinds wanneer dragen wij als mensen eigenlijk een bril?
Dit vond ik erover op internet.
Het woord komt van het mineraal ‘beril’; vroeger gebruikte men dat om er brillenglazen van te slijpen.

bron afbeelding: Wikipedia

Op de pagina van Wikipedia over dit onderwerp vond ik een afbeelding van een fresco uit 1352; dat is de oudst bekende afbeelding van een bril.

Dit valt in dat artikel verder nog te lezen over de geschiedenis van de bril:

Vanaf 1280 wordt er in Italië melding gemaakt van lenzen die gebruikt werden om het gezichtsvermogen te verbeteren. Het is mogelijk dat in die tijd ook al een soort brillen in gebruik waren in de Arabische wereld en in China, maar de gegevens daarover zijn nogal vaag. Mogelijkerwijze is deze uitvinding in de 13e eeuw op een niet nader vast te stellen plaats gedaan en heeft zij zich vervolgens snel over een groot gebied verbreid.

In de middeleeuwen kon alleen de bovenlaag van de bevolking lezen. Dat is een van de redenen dat de bril alleen door bemiddelde mensen gebruikt werd. Met de boekdrukkunst werd ook de behoefte aan brillen groter. In eerste instantie was het vinden van een geschikte bril, waarmee je beter kon kijken, een kwestie van uitproberen; oogmetingen bestonden er in die tijd nog niet.
De eerste brillen waren voor vérziende en/of oudziende mensen, vooral oudere monniken die moeite hadden met het lezen.

Aanvankelijk bevond de lens zich in een standaard, die met de hand werd vastgehouden. De op de neus geklemde bril (knijpbril of pince-nez) met twee glazen kwam wat later. Een andere uitvoering, vooral bekend van Duitse officieren, is het oogglas, dat in de huidplooien om het oog werd vastgehouden. Veel van deze brillen werden aan een koordje gedragen, zodat ze niet konden vallen. Ook kwamen er brillen met aan een zijde een stokje om vast te houden, een zogenaamde lorgnet. 

De moderne bril, met veren (in de volksmond aangeduid als poten) die de bril achter de oren bevestigen, dateert pas uit de vroege 18e eeuw en wordt het eerst in Engeland vermeld. Deze bril werd aanvankelijk lelijk gevonden en ijdele dragers gaven de voorkeur aan een knijpbril of lorgnon, die af en toe tevoorschijn werd gehaald.
Voordeel van de moderne bril is dat hij permanent kan worden gedragen waarbij de handen vrij blijven.

Een bril is de overwinning van de nieuwsgierigheid op de ijdelheid. 
Dit citaat is van Robert Lembke.
Op mijn leeftijd speelt die ijdelheid al niet meer zo’n grote rol…..

Reageren

29 mei: Alhambra.

“Jullie moeten in ieder geval ‘Het Alhambra’ zien!” zei Frea toen ze ons op haar afstudeervakantie meenam naar Granada.
Zij regelde het bezoek en de kaartjes; ze was er al eerder geweest en wist hoe één en ander in zijn werk ging. Per dag mogen er maar een bepaald aantal mensen naar binnen, dus je moet die kaartjes op tijd bestellen.

Eerst even een stukje geschiedenis:
Het Alhambra is een enorm gebouwen-complex van 140.000 m² dat op de werelderfgoedlijst van Unesco staat en het behoort tot de mooiste paleizen van Europa.
Het fort van het Alhambra werd in de 9e eeuw gebouwd door de Moorse heersers van die tijd  en in de 13e eeuw werd het verder uitgebreid met verschillende paleizen en tuinen.
Een onderdeel van het Alhambra is het Generalife, het zomerpaleis van de sultans; ook het Alcazaba hoort hierbij, dat is het militaire fort van het Alhambra.
De Nasrid-paleizen zijn de weelderige binnenplaatsen en koninklijke vertrekken die volledig in Moorse stijl zijn gebouwd.
Dat gedeelte is een mooi voorbeeld van Moorse architectuur; een bijzondere mix van voornamelijk Islamistische en sporadische  Europese invloeden.

In 1492 werd het Moorse fort veroverd door het Spaanse koningspaar Ferdinand van Aragon en Isabella van Castilië.
Hun kleinzoon Karel V liet middenin het Alhambra een renaissancistisch paleis bouwen. De architectuur van dat paleis is opvallend anders dan de rest van het Alhambra, maar het past er wel goed bij. Het interieur van het Alhambra bestaat uit veel kunst, zoals verfijnd houtsnijwerk en geometrische tegelpatronen.
Ook de tuinen zijn een lust voor het oog.
Vanuit het complex heb je een mooi uitzicht op de bergtoppen van de Sierra Nevada, waar in de winter soms sneeuw ligt.
Het bijzondere van het Alhambra is dat de oude, Moorse gebouwen er nog staan, naast het nieuwere kasteel van Karel V. Het is aan de vrouw van die Karel te danken dat de Moorse gebouwen niet zijn vernietigd.

Wie weet hoe ik geniet van geschiedenis weet ook hoe ik van dit museumbezoek heb genoten.
We kregen een ’telefoon-gids’: een apparaat dat je kon instellen in je eigen taal, zelfs in het Nederlands (!).
De stem nam je mee op een wandeling door de gebouwen en langs de tuinen en vertelde je ondertussen wat je zag.
Badhuizen met prachtige mozaïeken en gedichten op de muren.
Buitenverblijven met betoverende tuinen en waterpartijen.
Paleizen en forten waar je ogen te kort kwam omdat er zoveel is te zien: een overweldigende ervaring.

Als je op de foto’s klikt krijg je een vergroting.

Reageren

16 april: Op stap met Dea en de monniken.

Op de activiteitenmarkt van onze PKN-kerk had ik niet alleen iets aangeboden, maar ik had ook iets gekocht: een wandeling met Dea.
De titel was ‘Op stap met de monniken’; we zouden iets te horen krijgen over ‘Terheijl’, over de geschiedenis van de omgeving en misschien ook nog iets over de planten en bloemen die we zouden tegenkomen (Dea is docent biologie). Zaterdagmiddag 15 april was het zover: er stond een koude noordenwind en de zon liet zich niet zien, maar met jassen, mutsen en sjaals hielden wij ons al wandelend wel warm.

Op voorhand een klein stukje geschiedenis:
Terheijl is een buurtschap ten zuiden van het dorpje Nietap en het hoort bij de gemeente Noordenveld.
In de 15e eeuw hoorde Terheijl, dat destijds bestond uit een kloosterboerderij, (ook wel uithof genoemd) en een steenbakkerij, bij het klooster van Aduard, het was een soort dependance.

In tegenstelling tot wat ik dacht betekent de naam Terheijl niet ’ter helle = in de hel’, maar helle betekent: laagte, poel of helling.
De abdijhoeve Terheijl werd na de vernietiging van het klooster van Aduard een borg, die in 1850 werd afgebroken.
Nu staat daar ‘Huize Terheijl’; de gracht die vroeger om de uithof lag is nog aanwezig.

Huize Terheijl ann0 2023

Toen we nog stonden te wachten op de laatste deelnemers werden er al wat vragen beantwoord.
“Was het niet ver lopen vanaf Aduard?”
“Mensen liepen dat stuk niet, heel veel vervoer ging over het water, bijvoorbeeld over het beekje ‘de Zwarte Rijth’ wat hierachter ligt.”
Onderweg vertelde Dea ons o.a. over de lekenbroeders die hard moesten werken en geld verdienden voor het klooster met  turfproductie, kleiwinning en baksteenfabricage.
Maar even zo vrolijk vertelde ze daarna weer een verhaal over bomen langs de kant van weg, de wilde kers bijvoorbeeld;  waaraan je die kon herkennen en waar die groeide.
Om vervolgens weer te switchen naar de niet zo frisse praktijken van de Aduardermonniken die het in hun tijd niet zo nauw namen met de markegrenzen en regelmatig aan  ‘landje-pik’ deden.

We wandelden door een gebied waar ik al wel vaker heb gefietst, maar nog niet zo vaak had gelopen; we liepen over de Toutenburgsingel met aan het eind de vroegere herberg ‘de Toutenborg’.
Fiets ik zo vaak bij langs, wist ik helemaal niet! Meer weten? Lees dan dit artikel op de website Groninganus.
Aan het eind van de wandeling liepen we nog langs de pingo-ruíne ‘het Vagevuur’ en tenslotte bezochten we het labyrint: een stenen kunstwerk in het gras dat is gebaseerd op de kathedraal van Chartres. Het symboliseert de levensweg die we als mens doorlopen en is een eerbetoon aan de monniken van Terheijl.
Bij het schrijven van dit blog verdwaalde ik regelmatig in de informatie die ik vond; als je van geschiedenis houdt klik je van het één naar het ander en ben je zomaar een uur verder.

Geen spijt van mijn deelname aan deze activiteit!
Het mes snijdt aan vele kanten: een mooi stukje geschiedenis over mijn woonomgeving geleerd, lekker in beweging geweest, het goede doel gesponsord én…. in het kader van ‘ontmoeting’ een aantal gemeenteleden gesproken!

Meer weten over het klooster van Aduard?
Lees dan het blog dat ik daarover schreef in 2016.
Daarop vind je een link naar hun website ‘Kloostermuseum Sint Bernardushof’.

Reageren

Pagina 1 van 21

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema gemaakt door Anders Norén