Gisteravond zat ik rond kwart voor acht in de auto. Mijn moeder was opgenomen geweest in het ziekenhuis, maar mocht gelukkig al weer naar huis en ik had nog even bij haar koffie gedronken. Het was een prachtige, zwoele zomeravond en tegen zonsondergang zaten in Smilde nog wat groepjes mensen aan de kant van de vaart. Beetje vissen, beetje teuten. Dat zijn de momenten waarop ik speldenprikjes heimwee in mijn buik voel.
Aan de stille kant van die Drentse Hoofdvaart hebben Gerard en ik de eerste jaren van ons huwelijk gewoond. Daarvoor had ik er jaar in jaar uit langs gefietst naar de Mavo (Smilde) en de Havo (Assen).
Toen wij aan de vaart woonden genoten we van de charmes die zo’n kanaal voor je deur met zich meebrengt. ’s Zomers vissen. Soms in de winter schaatsen. Genieten van een ganzenfamilie in de vaartwal. Ik kan me nog herinneren dat ik er eens zat te vissen met een hengel zonder aas aan het haakje. Dat kwam omdat Gerard er niet bij was en stel je voor als ik dan wat ving! Ik durfde zelf de vis niet van de haak te halen. Maar zonder hengel alleen aan de vaart zitten was ook een beetje raar, daarom viste ik met een leeg haakje. “Wilt wat bieten?” “Ja heur….”
Gerard en ik koesteren de herinnering aan Jan Knelis, een boer die een eindje verderop woonde. Hij fietste op een avond langs ons huis terwijl wij aan de vaartkant zaten. Hij stapte af en vroeg of wij zin hadden aan verse, koele karnemelk. Die had hij namelijk net opgehaald bij zijn broer vandaan. De melkbus stond achter op zijn pakjesdrager.
We kregen de verse karnemelk aangereikt in een ‘slieve’ die in de melkbus zat, we mochten hem zo aan de mond zetten. Lekkerder karnemelk heb ik nooit meer gehad.
Eenmaal in Roden was het ook wel weer over met de heimwee.
Op het beursterrein is men al druk bezig de Jaarbeurs op te bouwen.
Nog een dikke week: dan is weer de Rodermarktfeestweek!
Geef een reactie