De waarde van de dag

een alternatief voor 'de waan van de dag'

21 februari: Griezelen onder water.

Op de bodem van de zee ligt een wrak.
Een duiker, die op zoek is naar een verloren container, ziet bij de oude gezonken boot een andere duiker, maar die beweegt niet.
Hij staat halverwege de trap rechtop in het water; zijn dode ogen zijn gericht op de sleuteltjes van de handboeien waarmee zijn armen zijn vastgeklonken aan de trapleuning.

Griezelend lees ik bovenstaande passage in deel 2 in de Waddenthrillerserie van Mathijs Deen: ‘De duiker’.
De schrijver won met dit boek vorig jaar de Gouden Strop, de prijs voor het beste Nederlandse spannende boek.
En terecht kan ik nu zeggen.
Toen hij die prijs won kocht ik eerst het eerste deel in de serie; daarover schreef ik in september 2024 het blog ‘De Hollander‘.
Toen had ik dus al kennis gemaakt met Liewe Cupido, de ietwat stugge half Duitse, half Nederlandse politie-inspecteur die van Texel komt, maar werkt bij de Bundespolizei See in Cuxhaven.

Het wrak is gevonden in de omgeving van Föhr, één van de Noord-Friese waddeneilanden in het noordwesten van Duitsland.
De duiker die is vermoord blijkt te zijn heet Jan Matz en hij woont in Wilhelmshaven.
Dat zoek ik dan even op: hoe ver ligt het uit elkaar?
Wie heeft hem vermoord?
De familie van Hauke, een puber die door Matz’ zoon Johnny, zwaar mishandeld is?
Matz’ ex-vrouw Christine, die hem wel kan schieten?
Iemand die makkelijk geld wilde verdienen met het anodekoper dat in het wrak zat?

Het is een spannend verhaal, maar wat je tussen de regels door leest is ook prachtig.
Door de beschrijvingen van het gebied rondom de Waddenzee, die zich uitstrekt van Noord-Holland tot Denemarken, kom je te weten hoe mooi het daar is.
Je komt bekende namen tegen als Oldenburg en Hamburg en de riviermondingen van de Weser en de Elbe.
Tot mijn grote genoegen gaat Cupido voor een verhoor van iemand naar Münster, waar wordt beschreven hoe de ijzeren kooien aan de Lambertuskerk hangen, waar ik in december 2022 over schreef omdat wij daar met ons gezin de Lamberti-Weihnachtsmarkt bezochten.
Verder leerde ik over wrakken van schepen die op de zeebodem liggen
En over wrakduikers, over onderlinge concurrentie en over die fascinerende maar ook gevaarlijke onderwaterwereld.
Qua menselijk contact is Cupido een ‘Einzelganger’, maar in dit boek bouwt hij een innige band op met de hond Vos, die in het vorige boek in zijn auto ging zitten en niet meer wegging.

Wat mij bij zal blijven uit dit boek is de ingewikkelde verstandhouding tussen de vaders en de zonen in dit boek.
Vaders, die het helemaal niet eens zijn met wat hun pubers doen maar die zich daar wel vreselijk naar om maken.
Zonen die zich helemaal niks aantrekken van wat hun vader allemaal doet en zegt en zich vooral bezighouden met hun eigen leeftijdsgenoten.
En dan ondanks al die misverstanden toch de onverbreekbare band tussen vader en zoon en het haken naar elkaars goedkeuring.

Deen schrijft verhalen uit het land van de Nedersaksen: ik kijk al uit naar deel 3.

Reageren

20 februari: Wordt het dan wel gaar?

Gerard had een blaadje van de ‘Chickslovefood’ kalender gescheurd waar een vegetarische witlofschotel op stond beschreven.
“Deze ga ik denk ik morgen maken” zei hij dinsdagavond; woensdag is zijn ‘kookdag’.
Best spannend: iets geheel nieuws!
Voor ons dan hè?

Dit had je nodig:
– 400 gram aardappelschijfjes
– 4 stronken witlof
– 1 flinke hand walnoten
– 100 gram geraspte oude kaas
– 400 ml kookroom.

Dit moest je doen:
– Ovenschaal invetten, oven voorverwarmen op 180 graden
– Aardappelschijfjes verdelen over de bodem en bestrooien met peper en zout. Bak de schijfjes vervolgens 8 minuten in een voorverwarmde oven.
– Halveer de witlofstronken en verwijder de harde kern.
– Hak de walnoten grof. Meng de kaas met de kookroom en een snuf peper en zout.
– Haal de ovenschaal uit de oven, maar laat de oven aan staan.
– Leg de witlof met de platte kant naar boven op de aardappelschijfjes.
– Verdeel de gehakte walnoten over de witlof en schenk vervolgens het kaas/roommengsel erover.
– Ze de schotel weer in de oven en bak in 20 minuten goudbruin en gaar.

Van te voren hebben Gerard en ik over zo’n nieuw recept uitgebreid overleg, want het riep nogal wat vragen op.
Moeten die aardappels niet eerst worden gekookt?
We zijn er maar van uit gegaan dat de chicks aardappelschijfjes uit de supermarkt bedoelden, die zijn altijd al wat voorgegaard.
Wij gebruiken voor zoiets altijd gewone aardappels en die heeft Gerard inderdaad voorgekookt.
Heb je niet veel te veel room met 400 ml?
Meestal heb je aan één zo’n pakje wel genoeg……. Gerard gebruikte toch twee pakjes en dat was helemaal goed.
Moet die witlof er rauw in? Wordt die dan wel gaar?
De witlof ging er inderdaad rauw in en die wordt als het ware een beetje gekookt in die room.
Helemaal gaar was het niet, maar dat hoeft met witlof ook niet.

Het smaakte heel lekker; die combi van oude kaas met walnoten was verrassend!
Zelf had ik er nog een snufje nootmuskaat bij gedaan denk ik.
Dat doen we een volgende keer, want het was beslist voor herhaling vatbaar!

Reageren

19 februari: Steek? Of draadje?

Voor de Holy Stitch-bijeenkomst van gistermiddag waren er op voorhand al zeven afmeldingen. Het was immers voorjaarsvakantie, sommigen hadden kleinkinderen te logeren of hadden andere verplichtingen, maar desondanks zaten we met z’n vijftienen om de tafel.
De ‘popjes van Sjoukje kwamen vanmiddag even terug; Stieneke had twee exemplaren gebreid, ‘popjes van Stieneke’ dus.
Niet naar het voorbeeld van het blog van vorige maand, maar ze had op internet gezocht en een patroon gevonden via ‘Pocket Buddies‘.
Ze had er twee gemaakt, ook ééntje met zo’n leuk kabeltje op de buik.
En een colletje op de truitjes. Zo goed gelukt!

Zwanny was bezig met iets wat velen ons nog nooit gezien hadden.
Ze maakte een placemat.
“Het is een soort patchwork” vertelde ze er zelf over.
“Ik heb van die witte ruitjes van papier en daar plak ik dunne stof overheen. Daarna naai ik ze met heel kleine stiksteekjes aan elkaar en als alle stof vast zit frunnik ik die papiertjes allemaal weer uit.
Voor de achterkant gebruik ik een stuk stof in een contrasterende kleur en voor de stevigheid aan de binnenkant gebruik ik een stuk oude molton. En daarna komt er nog een rand omheen.”
Wij staarden naar de priegelsteekjes, de vele papiertjes en de ruiten en zagen de binnenkant en de rand (laat staan het eindresultaat) eigenlijk nog niet voor ons.
“Volgende keer in maart heb ik er wel eentje klaar, die neem ik dan mee.”
Wordt vervolgd dus!

Cathy vertelde een verhaal over een workshop die ze had gedaan met haar (schoon)(klein)dochters.
Het heette ’tuften’. Dat is met een soort pistool een tapijt of wandkleed creëren; je trekt lusjes garen/wol/acryl door een doek.
Ze had dat gedaan bij een mevrouw in Assen; die had met een kunstwerk (gemaakt met die techniek) meegedaan aan het programma ‘De Gezonken Meesters’.
Je lees er alles over op haar website, hierbij een link naar Art Studio Vinea.

Hennie had haar borduurwerk mee.
“Ach het schiet niet erg op; ik doe eigenlijk maar wat…..”
Corry merkte op: “Geeft toch niet. Mijn oma zei vroeger altijd ‘Elke dag een draadje is een hemdsmouw in een jaar’.”
Iemand anders dacht dat het niet een draadje, maar een steekje iedere dag was.
Op internet vonden we het antwoord: het was toch echt een draadje.
De betekenis stond er ook bij: gestaag elke dag een klein beetje voortgang boeken levert uiteindelijk toch een significant resultaat op.
Naderhand ontdekte ik dat ik over ‘handwerkspreekwoorden’ al eens had geblogd.
Over de hemdsmouw, maar ook over de luie naaister en haar lange draden.
Hierbij een link naar dat verhaal uit 2020.

Reageren

18 februari: Een gelukkig mens.

Zondagmiddag kwam er een app van de voorzitter in onze Cantorij-appgroep:
“Helaas heeft Karel zich afgemeld voor vanavond; hij is ziek.”
Die avond zou de cantorij meewerken aan de vesper met het thema ‘Betrouwbare liefde’ en daar hadden we ons terdege op voorbereid.
Ik schreef al over een lied waar we bij moesten tellen in het blog ‘Op je tellen passen’.
Gezwoegd hebben we: met files gemaakt door Jelle hadden we thuis geoefend en bij de repetities met Karel hadden we het oeverloos gerepeteerd.
1,2,3, 1,2, 1,2,3 GELUKKIG IS DE MENS 1, 2, 3, 1, 2, 1,2,3 GELUKKIG IS DE MENS!
Omdat Karel er niet was werd het lied niet gezongen, maar voorgelezen door de voorganger.

Ik zal maar eerlijk zijn: deze mens was gelukkig dat we het niet hoefden te zingen.
Dit soort liederen uit het liedboek is gewoon niet mijn soort muziek, ik kan er wel zonder.
Maar als je bij een cantorij zingt staan er soms ook liederen op het repertoire die je niet leuk vindt, dat hoort er nou eenmaal bij.
“Je doet je best maar, ook dit is kerkmuziek” is dan altijd mijn motto.

Onze cantor was er  dus niet, maar de vesper ging wel gewoon door.
Een beetje ongemakkelijk stonden we om 18.00 uur in te zingen onder de bezielende leiding van voorzitter Wieger.
Karel werd node gemist, meer hoef ik daar vast niet over uit te leggen.
Toen Erwin Wiersinga kwam en plaats nam achter de piano gingen de dingen al een stuk soepeler al was het hier en daar nog wel wat zoeken.
Vooral de bassen hadden nog wat extra aandacht nodig bij lied 329, maar na een paar keer extra doorzingen ging het goed.

Wat ik wel een beetje jammer vond: wij hebben drie weken gerepeteerd en een aantal liederen hadden we vierstemmig ingestudeerd.
Maar alle liederen werden ook door de gemeente meegezongen.
“Jullie meerstemmigheid was niet te horen” merkte Gerard daarover op “waarom zongen jullie niet een paar coupletten alleen met de cantorij?”
Een vraag waar ik het antwoord niet op wist; daarover krijgen we misschien vanavond op de repetitie bij de evaluatie van de vesper meer te horen.
Hopen dat Karel er weer is!
Op 9 maart werken we al weer mee aan de ochtendkerkdienst; een bijzondere viering die wordt voorbereid door de taakgroep Groene Kerk.
Dat is dan ook de eerste zondag van de Veertig-dagen-tijd.
De tijd vliegt; voor mijn gevoel is kerst nog maar een paar weken geleden…..

Reageren

17 februari: Dixit & de slager van Hoogersmilde.

Met voorbedachte rade hadden we zaterdagmiddag de tafel en de stoelen in onze woonkeuken zo neergezet dat er acht mensen omheen konden zitten om een bordspel te doen.
We vierden namelijk zaterdag met onze ‘vriendengroep Hoogersmilde’ de jaarlijkse spelletjesavond en er zijn van zulke avonden geweest dat we niet aan wat voor spel dan ook toekwamen omdat het gewoon veel te gezellig was.
Niet dat het nu niet gezellig was, maar we hebben wél een spel gedaan; twee zelfs.
We begonnen met Dixit*.
Bij dit spel geef je een subtiele hint bij een kaart met een afbeelding, waar anderen dan zelf een kaart bij moeten zoeken.
Daarbij gaat het vooral om associëren, de afbeelding goed bekijken en interpreteren.
Het is de bedoeling dat er niet te veel gepraat wordt tijdens de speelrondes.
Gerard legde zijn eerste kaart gedekt op tafel en zei daarbij; “Droog je tranen” waarop iemand spontaan inzette: “Droog je tranen, Pierrot, ow Pierrot!’
Toen alle kaarten werden getoond was er één met een Pierrot, dan weet iedereen gelijk welke van Gerard was……
Niet dat het de hele tijd zo ging, maar ‘niet te veel praten’ is een onmogelijke opdracht met deze groep.
“Kameraden, maar dan vrouwelijk” zei iemand bij het opleggen van een kaart.
‘Hand in hand, kameraden!’ tetterde vervolgens iemand door de keuken.
‘O, gaat het over Feyenoord?!’
Zucht.

We speelden het hele spel uit en het ging ondanks de ietwat chaotische omstandigheden eigenlijk best goed.
De winnares was zo blij met haar overwinning dat haar echtgenoot zich wat zorgelijk afvroeg of zij dat spel nu ook moesten aanschaffen…
Ondertussen stond de tafel vol met lekkere dingen die iedereen had meegenomen.
Als we nóg een spel wilden doen, dan moest dat iets zijn wat niet veel ruimte innam.
‘Heb je van die Post-It-briefjes? Dan gaan we ‘Wie ben ik?’ doen” werd er geopperd.

Een paar minuten later zaten we allemaal met een geel briefje op ons voorhoofd, waar onze linkerbuur iets op had gezet.
Voor dikke lol hoef je dus helemaal geen dure spellen aan te schaffen; hilarisch was het.
“Dus het is voor buiten…” bleef iemand maar vragen die SNEEUW op z’n hoofd had staan.
“Ja, binnen kan niet. Ja, kan wel, maar…..”
Hints waar je helemaal niks aan hebt.
Zijn vrouw was een mannelijk persoon.
“Dus ik ken hem ook?”
“Jazeker.”
“En het is geen bekende Nederlander?”
Het duurde echt even voordat ze door had dat ze SLAGER OORTMAN was.

En zo was het kringetje weer rond; de vriendenavond is immers niet geslaagd als slager Oortman niet in ieder geval één keer voorbijkomt in de gesprekken.
Al vijfenveertig jaar trekken Gerard en ik met dit vriendengroepje op; later dit jaar gaan we met z’n achten een week naar Kreta om dit jubileum te vieren.
Het lijkt zo simpel en gewoon allemaal, maar we weten zelf ook maar al te goed hoe bijzonder het is.

* Geen idee? Lees dan nog eens het blog ‘Blijf spelen’ uit juni 2021

Overzicht van voorgaande spelletjes-avonden met dit illustere gezelschap:

Uno  uit 2015

Ik hou van Holland uit 2016

Dertig seconden uit 2017

Stamppot uit 2018

Hints uit 2019

Het Billen Bloot spel uit 2020

Shit happens uit 2022

Monopoly Assen uit 2024

Reageren

16 februari: Gastblog Gerard – Honderd jaar! deel 2

In mei 1961 verhuisde het gezin naar het Drentse Geeuwenbrug; in juni van dat jaar werd ik geboren en in ’62 en ’66 nog twee zonen. Het gestructureerde leven van mijn moeder veranderde: van het burgerleven naar het boerenleven. Het was hard werken op het ‘eigen spul’.  De eerste jaren werkte Albert er nog bij op de steenfabriek in Hoogersmilde, maar al snel ging het zo goed met het kleine, gemengde bedrijf, dat ze er een eigen bestaan op vonden. Koeien, varkens, paarden, bieten, aardappels, alles had zorg nodig. En moeder was goed in zorgen. Ze bestierde haar huishouden, haar gezin en daarnaast regelde ze ook nog een heleboel op de boerderij. Haar leven bestond destijds voor een groot deel uit ‘zorgen voor’ en ze cijferde zichzelf vaak weg . Ze stond altijd voor iedereen klaar en had pas ’s avonds laat  tijd voor zichzelf die ze dan vaak gebruikte  om de krant te lezen.
Ze had eigenlijk geen tijd voor hobby’s, maar één avond in de week was ze weg:  dan had ze repetitie van het Christelijk Gemengd Zangkoor Halleluja. Ze heeft er als sopraan jaren met heel veel plezier bij gezongen.

Trotse moeder en oma.
Een nieuwe fase van haar leven brak aan in 1974 toen de eerste kleinzoon werd geboren. Ze ontpopte zich als een lieve, zorgzame en trotse oma. Met ieder kleinkind dat daarna het levenslicht zag (en dat waren er maar liefst nog eens 31) was ze even blij en altijd vertelde ze aan het nieuwe wereldwonder hoeveel geluk hij of zij had dat het was geboren in dit gezin. Ook was ze wel een no-nonsens moeder en oma die gevraagd én ook wel ongevraagd haar mening en advies gaf. Soms schuurde dat ook wel eens een tijdje in onderlinge relaties. Ze was een sterke vrouw die haar gezin managede en het boerenbedrijf mee aanstuurde. Ze had lang een scherp geheugen en kon rekenen als de beste. Een agenda had ze niet en telefoonnummers of verjaardagen opschrijven was niet nodig, ze onthield het allemaal, ook die van haar 32 kleinkinderen.

Stoppen met werken?
In 1989 verlieten mijn ouders de boerderij nadat ze het hadden overgedragen aan de jongste zoon. Ze hadden een vrijstaande woning gekocht met anderhalf hectare grond. Mijn moeder is eigenlijk nooit echt gestopt met werken. Ze genoot van haar vrije leven, maar ze kon ook zich ergeren aan het feit dat mijn vader zo maar overdag een boek zat te lezen. “As of der gien wark in de wereld is” mopperde ze dan. De bekende ‘vrouwenhand en paardentand’ die niet stil mochten staan zat er van kinds-af-aan zo ingeramd, dat hoorde gewoon bij haar. Behalve als de kleinkinderen kwamen en als ze bleven logeren. Dan kon er heel veel voor wijken en maakte ze tijd vrij. “Ik wil dat ze zich mij herinneren als een lieve oma” zei ze dan wel eens. En dat is haar goed gelukt, later ook als overgroot moeder van heel veel achterkleinkinderen.

Alleen verder.
Op 75 jarige leeftijd overleed haar Albert, onze vader na een kort ziekbed. Een verdrietige tijd. Moeder bleef alleen aan de Rijksweg wonen en heeft zich er kranig doorheen geslagen, maar ze voelde zich wel vaak alleen. Ook nu bleef ze werken en zorgen.
Ze werd vergeetachtig en lachte dat in het begin nog weg. “Allemaol jonkheid!”
Ze kreeg problemen met haar heupen en haar knieën, maar ze hield de regie over haar eigen leven.
Ze reed tot haar 85e jaar nog in haar Toyota Starlet.
Autorijden, fietsen, zelf naar de winkel, het werd steeds moeilijker en heel  langzaam brokkelde haar zelfstandigheid af. De laatste paar jaar was er voor haar een plekje in de beschermde woonvorm van Het Beurtschip. Daar heeft ze nog een relatief goede tijd gehad. “Ik heb het hier goed” zei ze dan “en die zusters en broeders zijn lief hoor en harde werkers!” Ada en ik waren regelmatig te gast daar en zongen met haar en de medebewoners. Een van de laatste dingen die ze nog steevast vroeg was: “He’j wel thee of koffie had?” en “Hoe is`t met de kinder?”
In april 2016 is ze heel langzaam bij ons weggegleden.
Het laatste stukje was zwaar voor haar, maar ook voor ons.
We kijken vol dankbaarheid en genegenheid terug op een vol en rijk leven.

Reageren

15 februari: Het oude Rome.

Zaterdagmorgen.
Kopje thee, banaan, sudoku , een half uurtje bewegen op muziek en dan ….. de krant.
Door de week lezen we het Dagblad van het Noorden digitaal, maar op zaterdag ploft de dikke papieren versie op de deurmat.
Ik begin niet direct te lezen, maar ik blader de krant helemaal door en scan de koppen.
Drie columns lees ik direct: Herman op pagina 2, Lohues op pagina 4 en René Diekstra in de Weekendbijlage.

Vanmorgen schreef Daniël Lohues een verhaal onder de titel ‘De tijd loopt’.
Hij beschrijft het gevoel dat je opschuift in de tijd.
Dat we 25 jaar geleden in het jaar 2000 leefden, terwijl die millenniumwissel in je hoofd nog maar zo kort geleden is.
En hij schreef ook iets wat ik deze week zelf ook al had gedacht.

Al is er reden genoeg om zwartgallig te zijn. Als ik het mij goed beschouw, zie ik soms ook wel dat onze hele beschaving in elkaar dondert. Beetje als in het oude Rome. Ten onder gaan aan overvloed, losbandigheid en drukte om onbelangrijke zaken. Iedereen vliegt elkaar in de haren. Niemand lijkt het nog eens te zijn met een ander. Oorlogsluchten achter steeds dichterbij komende verten die misschien al wel een beetje omhoog borrelen vanuit de de putdeksels hier. Een beschaving kan ook verkruimelen in de volle zon.

Als je regelmatig mijn blog leest, weet je dat ik de dingen graag met een positieve blik bekijk, maar binnen in mij kriebelt af en toe het gevoel dat het de laatste tijd écht niet goed gaat met de wereld. Lohues zegt het met zijn eigen woorden maar brengt mijn gedachten onder woorden; als ik het zwart op wit zie staan schrik ik van mijn eigen gedachten.

Maar op deze zaterdag was het ook Lohues’ stem die mij weer op andere gedachten bracht en dat was natuurlijk met een lied van hem.

In ’t zwartst van ’n duustere nacht, brandt altied waorns ’n keersie
’n stemmegie fluustert daor zacht:  Komp wel, ’t komp wel goed,
uuteindelijk weten we ’t best, komp wel, t komp wel goed, hoop starft het lest.

Ik luisterde het af en moest er van huilen.
Je hoort opbeurende zinnen als:

Totdat ’t leste flintertie hoop wegblaozen is deur de waorheid
zu ‘we toch zörgen moeten da’w met mekaar oogsten van wat we hebben inzeijd
We hebben de grond en ’t water en de kennis en de zunne
We moen leben of ons leben der van af hangt….!

en het ontroerende

Ach mamme wat ben ik ja bange.Mag ik in ruil veur ’n keersie ’n pleister, ’n smok op de wange…

Wat een troost gaat er uit van dit lied.
Ook even luisteren?
Hierbij een link. naar een YouTube-video.
Ik schreef er al eens een blog over in 2019 bij een adventsviering, geleid door Sybrand van Dijk.
Hierbij een link naar dat verhaal.

Hele column van Daniël Lohues lezen? Hierbij een link naar ‘De tijd loopt.

Reageren

14 februari: Gastblog Gerard – Honderd jaar!

In 2021 schreef Gerard twee gastblogs over het leven van zijn vader Albert Waninge onder de titel ‘Verborgen en herinnerd verleden’.
Even teruglezen? Hierbij twee links naar deel 1 en deel 2.
Vandaag deel 1 van een blog van zijn hand over zijn moeder: Harmina Waninge-Boer.

Het is vandaag precies 100 jaar geleden dat mijn moeder (Har)Mina Boer werd geboren in het gezin van Hendrik Jan Boer en Hendrikje Beuving in Holte, gemeente Beilen. Een mooi moment om daar eens over te schrijven vond ik. Ze was de derde op rij in een gezin dat uitgroeide tot 9 kinderen en groeide op in het dorp Hijken waar mijn opa een boerderijtje met wat grond had gekocht.
Mijn moeder vertelde vaak over haar leven als kind en jong volwassene. In haar kindertijd was het crisis en dat had op haar en haar familie veel impact gehad.
Mijn Opoe, zo noemden wij haar, moest de eindjes aan elke zien te knopen en de kinderen hielpen daar aan mee door de handen uit de mouwen te steken. Het bekende verhaal van “een vrouwen hand en de paardentand” die nooit stil mochten staan kregen wij als kinderen dan ook vaak te horen in haar verhalen.
Opoe was een lief mens in mijn herinnering; mijn opa was een wisse en wat steile man.
Het was het voor mijn moeder en haar broers en zussen niet altijd veilig en liefdevol binnen het gezin, wat deels werd veroorzaakt door de armoede tijdens de crisisjaren.
Ooit sprak mijn moeder in mijn bijzijn met haar jongere broer Jan over de thuissituatie in de jeugdtijd.
Het riep bij beiden veel emotie op maar gelukkig vonden ze steun bij elkaar; ik was denk ik zo`n jaar of zestien en het zei mij meer dan de vele verhalen.

Mina (links) met een vriendin

Mina was een leergierig meisje en heeft het altijd jammer gevonden dat ze na de lagere school niet door mocht leren. De meester is nog wel thuis geweest om met haar ouders hierover te praten, maar dat mocht niet baten, een wicht möt gewoon an ’t wark!
Mina ging werken.
Toen ze 12-13 jaar was kreeg ze wat adresjes waar ze huishoudelijk werk verrichtte, maar ze moest ook veel thuis helpen.
Later in haar jeugd ging ze als dienstmeisje  werken bij het gezin van Dokter Meijering in Beilen.
Ze maakte in de tijd volledig deel uit van het doktersgezin en heeft in die periode héél veel geleerd. Ze had het daar erg naar de zin en was erg gesteld op ‘mevrouw’.
Ze heeft nog heel lang contact gehouden met de kinderen van de familie Meijering.

Het gezin van Albert en Mina in 1959

Via de kerk kwam Mina in contact met Albert Waninge; in die tijd waren er meisjes- en jongelingen verenigingen en tijdens een gezamenlijk uitstapje kregen ze verkering.
Mina trouwde met Albert op 16 juni 1950, zij was toen 25 jaar.
Ze vertrokken uit Beilen en vestigden zich  in de Noordoostpolder: nieuw land, veroverd op de zee, waar Albert ging werken als boerenarbeider.
In de 11 jaar dat ze daar hebben gewoond kregen ze twee zonen en twee dochters
Uit latere gesprekken is ons duidelijk geworden dat moeder in die periode heel  gelukkig is geweest. Ze had alleen haar huishouden en haar gezin waar ze voor moest zorgen en ze had het heel gezellig met de buren, ook allemaal jonge gezinnen met kleine kinderen.
Ada en ik zijn in de jaren negentig nog eens met vader en moeder een dag langs al die woonplaatsen in de polder gereden waar ze hadden gewoond. Leuk! Veel goede herinneringen.

In 1961 kochten ze een klein boerderijtje op de Drentse zandgronden aan de Geeuwenbrug, gemeente Dwingeloo. Daarover schrijf ik in deel 2 van dit gastblog dat binnenkort verschijnt.

Reageren

13 februari: Hendraak & FrankenLIJN

Gisteren einde middag kregen we een appje van dochter Frea.
“Ik zou een ommetje lopen om 13.00 uur.
Kort tien-minuten-ommetje’.
En toen stapte ik naar buiten.
En de sneeuw deed CrOnch…..”

Sneeuw veroorzaakt bij onze dochters nog steeds een euforisch gevoel van sneeuwpret.
Sneeuwpoppen maken, sneeuwiglo’s maken, sneeuwballengevecht: het was altijd feest als de sneeuw goed wilde plakken.
Toen Carlijn nog thuis woonde hebben Gerard en zij ’s avonds om 21.30 uur nog wel eens een sneeuwpop gemaakt.
Met rode konen en koude handen kwamen ze  weer binnen: “We hebben een HENK gemaakt!

Hen(draa)k

Zo stond er in de winter regelmatig een witte Henk in de tuin die langzaam wegslonk als het weer dooide.
De ‘CrOnch’ van de sneeuw resulteerde dus niet in een ommetje, maar in een heuse sneeuwdraak, door Frea en Jon Hendraak genoemd: een Henk en een draak in één.
Wim en Carlijn stuurden foto’s van een ‘Monster van Frankenlijn’ in wording.
Links en rechts van dit blog vind je het resultaat van hun inspanningen.

Monster van FrankenLIJN

En hoe liep het af met het ommetje?
Frea stuurde een afbeelding van hoe het ommetje er uitzag; ze had de app wel aangezet, maar was niet verder gekomen dan de straat achter hun huis. Dus qua kilometers niet voldoende, maar vééél meer dan tien minuten!
Die afbeelding vind je onderaan dit blog.

Harriët (woont in het Oosten van ons land) wilde niet achterblijven en stuurde ook een foto,  ook die vind je onderaan dit blog.
Gerard appte daar nog troostend achteraan: “Ik zie wel iets wits…” waarop Harriët appte: “Ja, die was in Groningen geweest!”

Reageren

12 februari: Opdracht.

Af en toe krijg ik een ‘handwerk-opdracht’; meestal is dan de vraag of ik een paar sokken wil breien.
Begin januari kreeg ik een appje van Carlijn.
“Ik maakte een kabouterstelletje van klei en ik heb een vraag. Hij heeft een pijp vast en ik heb haar zo gemaakt dat ze piepkleine breinaaldjes vast kan houden. Hoe klein kan jij breien?”
Wist ik niet. “Dat zou ik moeten proberen” reageerde ik terug. “Met borduurgaren en spelden?”

Zo bedacht, zo gedaan.
Carlijn kwam een morgen bij ons koffiedrinken en nam de kleine kaboutertjes mee.
Uit mijn voorraad borduurgaren zocht ik een restje rood en begon met naainaalden van 5 cm te breien.
Wát een gepriegel!
Toen ik een steek liet vallen kon ik die niet meer terughalen….. het gaatje dat daardoor ontstond heb ik met het afhechten van het onderste draadje weer dichtgenaaid.
Na 1½ centimeter vond ik het wel klaar.
We vervingen de naai-naalden door knopspelden en tadaaaaah: een kabouterbreiwerkje.

Nu is het klaar!
Vorige week kreeg ik bijgaande foto.
Voor geïnteresseerden: de kabouters zijn gemaakt van luchtdrogende hobbyklei en veel geduld.
Daarna zijn ze met acrylverf geschilderd.

Op internet vond ik nog een leuke quote:
Tieners geloven niet meer in Sinterklaas, maar wel in kaboutertjes die de troep achter hun kont opruimen.
En niet alleen tieners…..

Reageren

Pagina 1 van 366

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén