De waarde van de dag

een alternatief voor 'de waan van de dag'

14 juli: Schuld.

“Vanmorgen doe ik het anders dan anders, ik wijk af van de orde van dienst die we op andere zondagen volgen.”
Dat zei Geertje van der Meer, onze pastoraal werker ouderen, die vanmorgen voor het eerst voorging in Op de Helte.
Ze had gekozen voor het thema ‘schuld’ en liet ons vanmorgen als gemeente een schuldbelijdenis uitspreken.
Vroeger in de kerkdiensten in Hoogersmilde hoorden we die iedere zondag, evenals de tien geboden.
In onze moderne liturgie heeft die traditionele schuldbelijdenis zijn vaste plaats verloren en wordt bij de verschillende andere onderdelen (zoals gebeden) soms wel genoemd.
In de katholieke kerk, waar Geertje ook af en toe kerkt omdat veel vrienden/familieleden katholiek zijn, is de schuldbelijdenis wel vast onderdeel van de orde van dienst.
“Ik schiet altijd vol bij de woorden ‘Mijn schuld, mijn schuld, mijn grote schuld…” vertelde ze.

We kennen allemaal het schuldgevoel dat mensen nu eenmaal hebben.
Te veel vlees eten bij de barbecue, te weinig bewegen….. ik hoef het vast niet uit te leggen.
Maar in deze viering ging het om wat anders.
Geertje legde in haar overdenking heel duidelijk uit waar het probleem zit:

Wij mensen zijn heel goed in het afschuiven van de schuld.
We geven de migranten de schuld van onze problemen.
Of we verwijten het de media/de journalisten.
Je hoeft maar terug te kijken naar het eerste openbare debat van onze nieuwe regering en je weet precies hoe het tegenwoordig in onze maatschappij gaat: de ander doet het fout, de ander ziet het verkeerd, de ander heeft het gedaan.
Maar bij schuld gaat het er volgens Geertje om dat je niet naar de ander wijst, maar naar jezelf.
Een klein stukje uit haar verhaal:

We moeten iets doen met schuld of vermeende schuld als je dat in weg zit, anders kom je als mens geen steek verder.
We moeten ons van onze schuld bewust worden en aanvoelen waarin we de ander of onszelf te kort doen.
Die schuld moeten we erkennen door excuses te maken, door mensen uitleg te geven, te vragen, door iets proberen heel te maken.
Alleen dan kun je vrij staan tegenover andere mensen en tegenover God; dan kunnen we ons met elkaar verbinden, kunnen we verder. Constructief omgaan met schuldgevoel: je verstopt je niet, je moffelt het niet weg, je neemt de verantwoordelijkheid en grijpt het aan als uitdaging om het leven beter te maken en daarmee de samenleving.

Gerards buurman zei vanmorgen na de preek tegen hem: “Ik heb in mijn leven heel wat preken gehoord waar ik na een uur al niks meer van kon navertellen, maar deze zal ik onthouden.”
Ik ook.

Benieuwd naar Geertjes hele verhaal?
Je kunt de viering terugluisteren via Kerkomroep en via het You Tube-kanaal van onze kerk.

Reageren

13 juli: Naar binnen.

De ‘Oranje-vlag’ werd woensdagavond al weer binnengehaald.
Donderdagmiddag haalde Gerard de vlaggetjes-slingers weer weg en borg de Oranje-tas op in de kast.
Vrijdagmorgen, toen ik Nederland in Beweging aan het doen was, waren er twee ogen op mij gericht vanaf het de televisie.
Het oranje beessie zat nog op de rand van het TV-scherm.
En toen ik de gordijnen open deed zag ik nog veel meer in de vensterbank staan/liggen….
Na de Nederlandse beweging verzamelde ik het spul en legde het op het aanrecht.
Voor in de tas.
Voor over twee jaar.
Als ‘we’ ons plaatsen.

Inmiddels staat er iets anders op het aanrecht: het multifunctionele kerstpakket dat ik in 2019 kreeg.
Het is een fesztoon: een metalen rekje met verschillende maten glaasjes dat je op tafel kunt zetten en dat je voor van alles kunt gebruiken.
Benieuwd naar wat er zoal in zat? Hierbij een link naar het blog dat ik in 2020 schreef.
De naam fesztoon is afgeleid van het woord ‘festoen’, dat staat voor feest- of bloemenslinger.
In de loop van de jaren heb ik het ding al voor van alles en nog wat gebruikt, maar gisteren haalde ik een paar een paar bloemen uit de tuin en maakte op die manier van de fesztoon een echte bloemenslinger.

Gisteren, vrijdag, regende het vanaf 11.30 uur.
De tuin, die donderdagmiddag nog zo straalde in de zomerzon, lag er gisteren aan het einde van de dag sjompie-nat en troosteloos bij: de gootjes naast het pad slicht vol water en plassen tussen de struiken.
De zomerbloemenslinger fleurde ons huis van binnen gelukkig wat op.

Reageren

12 juli: Wintersprookje in de zomer.

‘The winter’s tale’ heet het stuk eigenlijk dat Shakespeare schreef in 1610/1611.
Klinkt als ‘lang geleden’ en ‘moeilijk’, maar als je naar het openluchttheater in Diever gaat heet het stuk ‘Een wintersprookje’ en geniet je van een heerlijke theateravond met toneel, muziek en dans.
Wij hadden kaarten via het Dagblad van het Noorden en 986 krantenlezers met ons: het was een besloten voorstelling, één van de laatste try-outs en we werden toegesproken door hoofdredacteur Evert van Dijk himself.

Het stuk dat Carlijn, Wim, Gerard en ik donderdagavond zagen is een verdrietig verhaal, dat na 20 jaar een vrolijk sprookje wordt.
Op dit blog ga ik het hele verhaal niet vertellen: kijk op de website van het Shakespearetheater, daar vind je alle informatie en een aantal mooie foto’s.

Wat maakte indruk op ons?

– Hoofdrolspeler Floris Albrecht die de onsympathieke koning Leonides zo menselijk neerzet: je houdt van hem en je haat hem. Hij leeft zich zo in in zijn rol, dat hij bij een tirade letterlijk het schuim op de mond had staan: er ontsnapte een kloddertje spuug aan zijn lippen.
– Het muziekorkestje met de bijzondere combinatie van instrumenten (gitaar, saxofoon, accordeon sousaphone) dat samen met de twee zangeressen o.a. het oorstrelende ‘Parole’ zong. Het bandje heet Billy and the blue Boar.
– De hilarische vertolking van de rol van Autolycus (liefhebber van oplichterij) door Inge Wijers die als een soort marskramer met een koffer vol zooi op het op het podium komt, waar tot groot plezier van het publiek zelfs warme rookworsten uitkomen. Ook zit er een hengel in, die ze er in een slap-stickachtige setting uithaalt en waar dan een mensenhand/arm aan vast zit die gedecideerd de koffer weer dichtklapt.
In het tweede deel wisselen Autolycus en de zoon van de koning van Bohemen van kleren. Dat moet op het podium gebeuren, dus het publiek moet witte doeken omhooghouden, waarachter de toneelspelers zich kunnen verkleden. Dit gaat niet zonder slag of stoot. Op een gegeven moment riep één van de toneelspelers tegen een doekophouder die het allemaal best lastig vond: “Nou kom op, je hebt maar een tientje betaald, doek ophouden!” Toen de prins was omgekleed hield de buurvrouw van een doekophouder hem een bakje voor: “Wil je nog een stukje worst mee?” “Ja, TOP!”
Dat kan alleen in Diever.
– De ondertitel van deze voorstelling is ‘De tijd zal het leren’. ‘De tijd’ had ook een rol in dit toneelstuk; acteur Dick van Veen gaf onnavolgbaar gestalte aan de tijd: zette het stuk soms stil, draaide de tijd terug en nam zo het publiek mee door de tijd.
– Erg grappig: dat de baby niet een broertje, niet een zusje, maar in het kader van de genderdiversiteit een brusje werd!

En net zoals voorgaande keren genoot ik ook nu weer van het sfeertje in het theater: altijd weer bijzonder om te zien hoe duizend mensen rustig van en naar de in/uitgang gaan en hoe gemoedelijk het er aan toe gaat. Wij hadden natuurlijk wel ontzettend geluk met het weer: droog en niet koud.
Het trouwe publiek is altijd welwillend; ook gisteravond veranderden de toeschouwers ogenblikkelijk in blatende schapen toen hen dat werd gevraagd.
Wat een feestje was het weer.
Nog nooit bij Shakespeare in Diever geweest?
Foei.

Op het Instagramaccount van deze website vind je nog wat  foto’s van deze avond.

Deze voorstellingen hebben wij in de tijd dat ik deze website heb bezocht:

september 2014 Love’s Labour’s Lost
augustus 2017 De getemde feeks
augustus 2021 Mac Beth in het bos

Reageren

11 juli: Veur oons.

Al ies eerder schreef ik over de podcast ‘De Nedersaksen’.
He’j dat toen niet metkregen? Hierbij een link naor dat blog uut 2021.
Het mooie van een podcast is, da’j trugge kunt luustern; ik haar naomelijk hielemaol niet metkregen dat der al weer wat neie ofleverings waren die ik nog niet beluusterd had.
Vandage, op fietse hen Grunn’n, luusterde ik naor oflevering 25 uut november 2023.
Die oflevering was live opnummen in Raolte in de Plaskerk ter gelegenheid van het 900-jarig bestaon van Raolte.
Te gast waren een amateur archeoloog en een echte archeoloog en het was warkelijk een ontzettend interessant gesprek over de geschiedenis van dat gedielte van Nederland.

Gerard Oosterlaar was ok te gast; dat zeg joe misschien zo niks, maor dat is ien van de leden van Höllenboer, de band die ooit ‘Busje komt zo’ zung. Ken ie vast wal.
Dat die band niet allennig van die onzinmuziek uutbrengt bleek uut het liedtie dat op verzuuk van Gerard draaid weur.

Het was een vassie over vrijwilligers, over hoe dat giet op een dörp a’j allemaole de scholders der under zet as der wat gebeuren möt.
Clubgebouw bouwen bijveurbeeld veur de voetbalclub.
Het lied het ‘Veur oons’ met as subtitel: Niet veur mij, niet veur oe, maor veur oons.’
Luuster maor ies; veur oons.
A’j uut een klein dörp komt, komp het je vast bekend veur: de trommel vol stoete, een liedtie van Skik op Radio Oost en Annie en Mans die gebak komt brengen.
De wonderlijke mengeling van harde warkers:  schoelmister, huisarts, Anton en Riek, zomaor vrijwillig, iederiene is geliek en natuurlijk: de slager die halverwege de middag warme gehaktballegies komt brengen.

Niet veur mij, niet veur oe, maor veur oons: het plattelandsbegrip ‘naoberschap’ hiel mooi weergeven in een lied.

Beneid naor de podcast?
As bonus bij mien blog vandage een link naor de website van ‘de Nedersaksen‘.

Reageren

10 juli: Wat is pastrami?

Met mijn moeder ging ik vroeger wel eens ergens lunchen. Vond ze gezellig.
Eerst een kopje thee.
De eerste keer dat ze een glas heet water kreeg en een theedoos waaruit ze een zakje kon kiezen keek ze mij vragend aan.
“Hebben ze hier geen gewone thee?”
Haar gezicht sprak boekdelen: ‘Wat een onzin’ was deel 1 en ‘Wat een flauwekul’ was deel 2.
Voor de lunch nam ze eigenlijk altijd een broodje met een kroket, want dat vond ze het lekkerst.
Soms keek ze voor de vorm even op de kaart, maar daar stonden steeds vaker dingen op waarvan zij het bestaan nog niet had opgemerkt.
‘Wat is nou weer karpakkio” riep ze ooit eens verontwaardigd en bestelde, toen ik had uitgelegd wat het was, toch maar een broodje kroket.

Toen ik met tante Trijn in juli een dagje Zuidwolde/Tiendeveen deed trakteerden we onszelf op een lunch in restaurant De Zuudwoldiger Huuskamer.
“Zullen we een twaalf uurtje doen?”
Op de kaart stond: Broodje kroket, broodje pastrami met Big Mac-saus en een soepje naar keuze.
“Wat is pastrami?”
We vroegen het bijna tegelijk aan elkaar.
Meneer Google weet alles en even later wisten we dat pastrami gepekeld, gerookt en gekruid vlees is.
Het vindt zijn oorsprong in de binnenlanden van Roemenië, waar het met name van schapenvlees wordt gemaakt, maar het kan ook met rundvlees worden bereid.
Eerlijk gezegd wist ik ook niet hoe Big Mac-saus smaakt, maar die gok durfden we wel te wagen.

Weet je ook niet hoe pastrami smaakt?
Gewoon eens proberen. Wij vonden het heerlijk. En die Big Mac saus ook!

Reageren

9 juli: Veel thema’s voor één boek.

Stel je voor.
Je bent als vijf-jarig weesmeisje onderworpen aan een reeks medische experimenten: je wordt opzettelijk ziek gemaakt en daarna word je blootgesteld aan röntgenbehandelingen, waardoor al je lichaamsbeharing verdwijnt en je volledig kaal wordt.
Jaren later ben je verpleegkundige in een verzorgingshuis en wie wordt daar op een dag binnengebracht?
De dokter die jou dat als kleuter aandeed.

Een spannend gegeven voor een boek.
In het boek ‘Weesmeisje nr. 8′ lees je over Rachel Rabinowitz, een Joods meisje dat samen met haar broertje in een Joods weeshuis belandt als haar vader haar moeder heeft vermoord.
Rachel heeft niet echt bestaan, maar het verhaal van het weeshuis en de medische experimenten is wel gebaseerd op feiten.
Als het boek begint lezen we de dramatische gebeurtenissen die er de oorzaak van zijn dat Rachel in het weeshuis terecht komt, daarna maak je een sprong in de tijd en leef je mee met Rachel als volwassen vrouw.
Daarna spelen de hoofdstukken zich om en om in het verleden en in het heden af en steeds worden er kleine tipjes van de sluier opgelicht: pas aan het einde van het boek weet je wat er allemaal gebeurd is.

Er komen heel veel heftige thema’s voorbij.
Die gruwelijke experimenten met weeskinderen bijvoorbeeld, maar ook wraak & vergeving en lesbisch zijn: best wel veel voor één boek.
Er zijn een paar dingen die mij zullen bijblijven van dit boek.
Allereerst Rachels ontdekking dat ze lesbisch is.
En dat in een tijd (voor en na de 2e Wereldoorlog) waarin dat helemaal niet kon, het was gewoon niet bespreekbaar; alles omtrent die relaties moest stiekem.
Verder is er aandacht voor het kaal zijn en het moeten dragen van een pruik. Hoe ingewikkeld en hoe duur het was om een pruik te laten maken.

Het boek leest als een trein, maar voor Rachel gaat het leven beslist niet van een leien dakje. Je leest over de nare toestanden in de weeshuizen van die tijd, maar je weet ook dat deze kinderen in ieder geval eten & drinken, een bed en een opleiding kregen, zodat ze een volwaardige plek in de maatschappij konden krijgen. Dat was lang niet voor alle kinderen weggelegd in die tijd.

Het hoofdthema van het boek (namelijk Rachels wraakgevoelens jegens de dokter van vroeger) sneeuwt wat onder in het verhaal, want er moet heel veel verteld en uitgelegd worden over wat er allemaal gebeurde in haar leven.
De dokter toont amper berouw en vindt dat ze het goed heeft gedaan.
Door haar zijn toch maar mooi de eerste goede resultaten met röntgenstralen behaald en dat daardoor schade is ontstaan aan lichamen ‘was voor de goede zaak’. Zij had er zelf ook offers voor moeten brengen.

Bij dit boek kwam bij mij de gedachte boven aan ‘de Verzoening‘, het boek dat Hank Heijn schreef over de ontvoering en dood van haar man Gerrit Jan en aan wat dominee Sybrand van Dijk daarover zei in zijn preek over dat thema: ‘Als je haat een rol laat spelen in je leven ben je zelf niet vrij’.  

Reageren

8 juli: Mode & ‘ver-weg-familie’.

Op de dag dat ik met tante Trijn naar de tingieterij in Zuidwolde ging hadden we ’s middags nog twee andere activiteiten: in Zuidwolde bevindt zich namelijk een kledingwinkel die ze kende van de reclame op RTV Drenthe. Ze zong de jingle even voor mij: “Modehuis Dékker..!”
Nooit van gehoord. Ik luister altijd naar Radio 5. Ons bezoekje aan het modehuis leverde twee shirts en een gilet op; tante Trijn liep zeer tevreden de winkel weer uit.
Verder hadden we een bezoek gepland aan camping ‘de Bulte‘ in Tiendeveen. Die werd tot voor kort bestierd door Hendrikus en Mieny Drogt, een nicht van tante Trijn.
Haar broer Kees en zijn vrouw Diny staan ook altijd op die camping  en zij kwamen ook even langs.
Voor mij zijn  Kees en Mieny achterneef en achternicht.
Klinkt als ‘ver-weg-familie’ maar zo voelt het niet.
Ik heb namelijk ‘dichter-bij-familie’ waar ik minder een klik mee heb als deze mensen.

Zittend in de kring voel ik mij als op een verjaardag bij mijn ouders thuis.
Verhalen over richtingsgevoel, kaartlezen, de huidige politiek en het campinggebeuren worden afgewisseld met gesprekken over de dood (“Heb je het daar wel eens over?”), over het missen van een vader op jonge leeftijd, onze gezamenlijke familie en de omgeving van Tiendeveen.
En dat alles gelardeerd met een hapje, een drankje, vrolijkheid en foto’s.
Net als mijn vader heeft ook Kees de eerste acht jaren van zijn leven op een turfschip doorgebracht en weet daar ook nog veel over te vertellen.

Hendrikus en Mieny hebben hun camping overgedaan aan hun zoon en schoondochter, maar omdat ze er zo dichtbij wonen zijn ze natuurlijk nog wel betrokken.
Er werd dan ook onbekommerd gemopperd op het weer: “Dit is toch geen zomerweer, het is toch verschrikkelijk, alles waait kapot of het wordt opgevreten door de slakken!”
Het is de bedoeling dat zij in een nieuw huis gaan wonen dat naast hun oude huis wordt gebouwd: de kinderen trekken dan in hun oude woning.
“Als de nieuwe woning klaar is komen jullie maar eens weer kijken” zei de gastvrouw.
Goed idee!

We zouden eigenlijk niet langer blijven dan tot 16.00 uur (ik moest nog weer naar Klazienaveen en daarna naar Roden) maar dat lukte natuurlijk niet. Geeft ook niks. We hadden weer een waardevolle dag met z’n tweeën en Gerard en ik aten wat later.

Met de foto links geef ik nog een kleine toelichting op de familiebanden met Kees en Miny.
Het is het gezin waar mijn grootvader Andries Vrieswijk uit kwam. Een klein gezin. Op de foto zien we vader Cornelis Vrieswijk en zijn vrouw Trijntje Gringhuis (mijn overgrootouders).
Tussen hen in staan mijn opa Andries en zijn zusje Trijntje. Mijn opa is op deze foto ongeveer 15 jaar, zijn zus ongeveer 5 jaar.
Miny en Kees zijn de kinderen van Trijntje.

Reageren

7 juli: “We” winnen.

Mijn anders toch redelijk serieuze en stabiele Gerard wordt als het om voetbal gaat een andere man.
Bij gewoon voetbal valt het nog wel mee.
Hij is ‘voor’ Ajax, leeft mee met FC Groningen en zondagavond om 19.00 uur kan hij genieten van een uurtje Studio Sport.
Maar bij EK’s en WK’s, als het Nederlands elftal/Oranje speelt wordt hij enthousiast.
Bij de eerste drie wedstrijden in het EK van dit jaar viel het voetbal tegen.
Hij zat te mopperen in zijn stoel en tijdens Nederland-Oostenrijk en ik zei: “Ik wou dat je er wat meer van genoot….”
“Ja! Dat wou ik ook” was het antwoord en toen liet ik hem maar weer alleen.
Voor de wedstrijd tegen Roemenië kwamen Hans en Bea bij ons en toen werd het leuk.
De mannen genoten van het voetbal en ineens was het oranje vuur weer aanwezig.

Gisteren speelde Nederland tegen Turkije en dochter Harriët zou langs komen om bij ons te kijken.
Gezellig!
“Ik kijk nog even naar iets oranjes bij de koffie, tompoezen of zo” zei ik voordat ik boodschappen ging doen, maar bij de Jumbo was niks te koop op dat gebied. Was het allemaal al uitverkocht om 13.30 uur? Of geloofden ze er niet in?
Toen ik thuis kwam hing de oranje voetbalvlag al te wapperen, de vlaggetjes hingen voor de ramen en twee leeuwen en een koe stonden al voor Oranje te supporteren in onze vensterbank.
En de de oranje voetbalstropdas lag klaar.

…twee leeuwen en een koe…..

Maar er moest wel iets speciaals bij de koffie komen, dus Gerard wandelde nog weer het dorp in en kwam een half uur later thuis met een doosje “Ik heb de laatste oranje tompoezen van Roden gekocht!”
Ze waren rose.
“Ja, maar ze hebben een oranje gloed. Meer oranje dan blauw.”

Rose of oranje: ze waren lekker.
En waar ik anders nooit voetbal kijk, bleef ik nu op de bank meekijken.
Van 21.00 – 22.50 uur had Gerard een oranje sjaaltje om zijn zijn hals geknoopt, zat Harriët hoopvol met de voetbalstropdas om en hadden ze allebei een verhoogde hartslag.
Twintig minuten in de tweede helft, toen Oranje met 0-1 achterstond, zonk Gerard de moed al in de schoenen.
“Nou, dat wordt niks meer. Ik geef het op.”
Toen het 10 minuten later 2-1 was riep hij: “Zie je wel! Had ik al wel gezegd!”
(….)

Spanning en sensatie.
De laatste minuten waren zenuwslopend; we konden de Turken wel bij het Nederlandse doel wegkijken.
“Weg daar met die bal!!”
“NIET!!”
“NNEEE!”

De oranje prullaria blijft nog even onze ramen sieren.
In ieder geval tot en met woensdag, en misschien wel tot zondag.
Gerard gaat voetbal kijken.
Ik ga naar Gerard kijken.
En moet daarbij altijd denken aan wat hij nog vaak vertelt: dat het jongetje van 13 dat hij was in 1974 ontroostbaar was toen Nederland destijds van Duitsland verloor. Trauma is een groot woord, maar het zit diep.
In dat licht hoop ik dat ‘we’ winnen.

Reageren

6 juli: Van tin? Of vertind?

Gisteren ging ik op verzoek van tante Trijn met haar naar Zuidwolde; daar wilde ze graag de Edel-tingieterij Tin Art bezoeken.
Ze had een oud theekannetje waar een deuk in zat en waar de tuit van was afgebroken; maar voor haar is het waardevol omdat het uit de familie van haar moeder komt. Het werd niet meer gebruikt om thee uit te schenken, maar ze had het als aandenken aan haar oma op tafel staan met een glas erin waar ze bloemen in kon zetten.
Ze had het kannetje meegenomen en vanmorgen liet ze het zien aan de jongeman die in de tingieterij aan het werk was.
“Dit kannetje is niet van tin gemaakt, maar het is ‘vertind’, dat wil zeggen dat er een laagje tin omheen zit.”
Er lagen nog een aantal opdrachten, dus hij kon er niet gelijk mee aan de slag en hij wilde van tevoren bekijken of het de moeite waard was om het restaureren. “Ik zal het bekijken, overleggen met de collega’s en een schatting maken van de kosten. Dan bel ik u op en overleggen we wat we gaan doen.” We lieten het kannetje achter in de werkplaats.

Maar toen waren we nog niet uitgekeken: wanneer kom je nou in een tingieterij?
We zagen sieraden, souvenirs, beeldjes en alles gemaakt van tin. Je kunt er naar een tin-gietshow komen kijken, je kunt er een workshop tingieten volgen, je kunt tinnen spullen kopen waarmee je je interieur opvrolijkt, ze doen aan reparatie, maken geboorteproducten, maar ook urnen.
In een vitrine kast meende ik een leger van tinnen soldaatjes te zien, maar het waren allemaal poppetjes die een beroep uitbeeldden.
De meneer die ons had geholpen maakte ons nog attent op een andere activiteit van zijn bedrijf: troostgeschenken en rouwartikelen die worden gemaakt en gekocht voor ‘Ik rouw van jou’, waarvoor ze een aparte website hebben opgezet.
Als voorbeeld noemde hij een klein asbusje in de vorm van een hart, waar hij voor een familie een tinnen motortje had gemaakt om op dat asbusje te zetten, omdat de overledene een fervent motorrijder was. Ook had hij al eens een tinnen dolfijntje gemaakt ‘omdat opa dol was op dolfijnen’. Een mooie manier van herinneren.

Toen we ons nog even bogen over een paar dingetjes onder de titel Kerst, zagen we een miniatuur-kerststalletje in een notendop.
Van tin wel te verstaan. Er zat een oogje aan waar een kerstboomhaakje door kon, zodat je het in de boom kunt hangen.
Die kreeg ik!
Het is niet groter dan een centimeter of 5, maar alles is te zien: Maria, Jozef en het kindje Jezus in de kribbe.
En de ster.
Zonder dos en dezel weliswaar, maar de kern van het kerstverhaal is vertegenwoordigd.
Het mini-stalletje staat nu in de woonkamer achter een glazen kastdeur te wachten tot de boom in huis komt.
Nog 5 maanden…..

Meer weten?
Hierbij een link naar de website van de edel-tin-gieterij en naar ‘Ik rouw van jou’.

Reageren

5 juli: Emo en Menko

“Ken je Emo en Menko niet?!”
Het klinkt haast als een beschuldiging.
Ik zit op de bank bij Essina voor ‘een bijpraat’ en zoals gebruikelijk in zo’n bijpraat komt er van alles voorbij.
Ze vertelt over een Groninger kerk en zegt: “Die kerk wordt ook benoemd in het boekje over Emo en Menko.”
Ken ik niet.
Nooit van gehoord zelfs.
Ze haalt het boekje ‘In de voetsporen van Emo en Menko’ voor me uit haar boekenkast; ik mag het zelfs mee, maar ik moet er wel zuinig op zijn, want ze heeft het van haar vader gekregen.

Wie zijn Emo en Menko?
In het kort: het waren abten van het Premonstratenzer klooster Bloemhof in Wittewierum.
Emo (ca. 1175 – 1237) en Menko (1213 – na 1276) zijn vooral bekend geworden door de kroniek, die zij hebben geschreven en die bewaard is gebleven ondanks de vernietiging van heel veel middeleeuwse documenten tijdens de reformatie. (Denk daarbij aan de vernietiging van de hele kloosterbibliotheek in Aduard).
Het is niet alleen een kroniek die vertelt over wat er allemaal gebeurt in het klooster in de 13 eeuw, maar de monniken doen ook aan autobiografische beschrijvingen, aan zelfbeschouwingen en overpeinzingen. Dit is vooral het geval in het eerste, door abt Emo geschreven deel.
Voor het hele verhaal verwijs ik graag naar een het artikel ‘De oudste Groninger die we persoonlijk kennen‘ op de website van de Rijksuniversiteit Groningen.

In het boekje gaat schrijfster Ada van Deijk langs de plaatsen die worden beschreven in de kloosterkroniek van het klooster Bloemhof in Wittewierum.  In haar verbeelding neemt ze abt Menko mee op haar reis en laat ze hem ‘zien’ hoe de situatie nu is.
De kerken die staan in de dorpen die we tegenkomen worden uitgebreid beschreven en ook het interieur wordt tot in de kleinste details benoemd.
Dat heb ik niet allemaal gelezen, want: te veel.
Sommige kerken had ik al wel gezien, zoals de kerk in Midwolde, waar het praalgraf staat van Carel Hieronymus von Inn- und Knipphausen, gemaakt door Rombout Verhulst.
Ada laat abt Menko daar vol onbegrip bij staan: zoveel protserige kunst ter ere van een méns? In een kerk? Gods huis?
Menko’s verstand staat er bij stil.
Ook in de kerk in Appingedam en in Zeerijp was ik al eens geweest.
Mooi zijn de volksverhalen, sagen en legendes die al eeuwenlang bij die dorpen horen en die in dit boekje allemaal voorbij komen.

Halverwege het boek steken de schrijfster en de denkbeeldige Menko de grens over en vervolgen ze hun tocht door Noord-Duitsland.
Daar zijn net zulke dorpjes als in Groningen met ook overal zo’n oude kerk: in de 13e eeuw had je natuurlijk nog geen landsgrenzen!
Tot mijn grote genoegen kwam het verhaal van de piraat Klaus Störtebeker (die wij op Rügen hadden leren kennen) ook voorbij in het boek.
Ook kwamen ze nog langs Greetsiel en Norden, waar we vorig zomer nog met neef Cor waren.

Wat bijzonder dat je door die oude kroniek naar ons huidige landschap kunt kijken door de ogen van een 13e eeuwse abt.
Weer heel veel geleerd; dank Essina!

Reageren

Pagina 1 van 346

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema gemaakt door Anders Norén