De rust is enigszins weergekeerd op mijn werk.
In de weken dat Gerard in het ziekenhuis lag moest ik steeds zoeken naar een werkplek en reisde ik afwisselend naar Winschoten, Zuidlaren en Groningen.
Inmiddels heb ik weer een bureau op een kantoor in Zuidlaren.
Opgetogen ben ik er van.
Dat mijn eigen pennenbakje weer op een bureau staat en dat mijn mappen in een ladenkastje naast het bureau liggen.
Dat mijn koffiekopje weer in de la ligt.
En ja, ik weet het: in deze tijden van flexibel werken en flexplekken is het helemaal niet vanzelfsprekend om een eigen werkplek te hebben.
Als het moet ga ik flexen; maar als het kan wil ik graag een eigen plekje.
Vooreerst is dat weer gerealiseerd, wat de toekomst brengt zien we dan wel weer.
De omgeving van Zuidlaren moet ik nog verkennen.
Woensdagmiddag liep ik in de lunchpauze het bos in en liep na tien minuten Zuidlaren binnen.
Op de rotonde stond Berend Botje in zijn bootje, die van dat kinderliedje.
“Berend Botje ging uit varen met zijn bootje naar Zuidlaren”.
Al wandelend gingen mijn gedachten uit naar die meneer Botje.
Zou hij echt bestaan hebben?
Op Wikipedia vond ik veel informatie, maar er blijken meerdere verhalen te zijn.
Bij het beeldje hoort dit verhaal:
Berend Botje zou een boertje uit Borger zijn geweest, dat lang geleden met zijn scheepje over de slingerende Hunze naar Zuidlaren voer.
Hij kwam op de Zuidlaardermarkt terecht, waar hij een blauwtje liep; hij keek vervolgens te diep in het glaasje, leed op de terugweg schipbreuk en verdronk.
Deze verklaring werd overgenomen door het gemeentebestuur van Zuidlaren, dat opdracht gaf om een beeldje van Berend Botje te maken dat op 1 juli 1967 werd onthuld.
Op de foto zie je een replica: het origineel is behoorlijk beschadigd door klein vandalisme en staat in molenmuseum ‘de Wachter’.
De oudste vindplaatsen van het liedje gaan terug tot omstreeks 1870.
Sinds het midden van de negentiende eeuw werden veel volksliedjes verzameld en uitgegeven.
Het eerste couplet, waarin Berend Botje verdwaalt op de terugweg uit Zuidlaren, zou te maken kunnen hebben met de groeiende populariteit van de Zuidlaardermarkt, in de negentiende eeuw, waar boerenknechten en boerenzoons uit de wijde omtrek hun laatste spaargeld verbrasten en dronken naar huis gingen.
Het tweede couplet – althans de voorlopers daarvan – werd populair rond 1900, toen grote aantallen jonge mensen uit de Groningen, Friesland en Drenthe emigreerden naar de Verenigde Staten.
Op markten als de Zuidlaardermarkt waren dikwijls reisagenten actief, die propaganda voor vertrek naar Amerika maakten.
Het was een beetje een spotliedje op al die gekken die zo nodig naar Amerika moesten.
Het was voor de achterblijvers natuurlijk een bedreigende situatie.
Er gingen zoveel de plas over dat soms een flink deel van de jonge mensen uit een dorp vertrok.
Het verband tussen beide coupletten is echter naar alle waarschijnlijkheid pas achteraf gelegd.
Tot zover de berichtgeving over B. Botje.
Het is nu nog even wennen, maar gaat vast goed komen tussen mij en Zuidlaren.
Het ligt per slot van rekening in Drenthe!
Geef een reactie