Hoe kennen wij elkaar?
We zitten samen in de websitegroep van onze Protestantse Gemeente. Ook delen we liefde voor de cantorij. En onderling spreken we algemeen beschaafd ‘plat’…
Waar en wanneer geboren?
Geboren in De Krim, was gemeente Gramsbergen, nu gemeente Hardenberg op 22 juli 1936.
Eens getrouwd.
Met mijn lief Henny Wolters uit Valthermond. Ze is mij helaas ontvallen in 2002.
Levensfase
Is af te lezen uit mijn leeftijd en ik voel me een YEP. Naast het dagelijkse huishouden worden mijn dagen zomaar gevuld met zaken dicht bij het kerkelijk bedrijf. Ook is er de orgelstichting. (Hierbij een link naar de website van het Hinszorgel in Roden.) Muziek is altijd in de buurt met orgelspel, een Bachcantate en zo meer. Als corona niet meer plaagt, hoop ik weer volop mee te doen met de cantorij en wenkt de schaakclub.
Wat ik wil delen.
Zie het stuk hieronder met de titel ‘Briesend paard’ .
Maar wat me vanwege de oorlog het meest bezig houdt, is mijn verbijstering over de holocaust. Graag deel ik met de lezer in dit verband de volgende boeken:
- ‘In de schaduw van een nachtvlinder’ van Ivar Schute; een archeoloog op zoek naar sporen van de holocaust; ik beveel het aan als ‘verplichte’ lectuur
- “De draad en de vliegende naald” en ‘Het meisje en de geleerde’, beide van Gerdien Verschoor; zij is de directeur van Herinneringscentrum ‘Kamp Westerbork’.
Nadere informatie over deze boeken is op internet te vinden.
Het briesend paard
In Trouw kwam het voorbij: niets is zo actueel als het verleden (Akkerman).
Bij mij loopt het met me op en haakt aan me vast in mijn fascinatie voor ‘de oorlog’.
“Wat heb je toch met die oorlog”, vraagt Henny mij met een lichte irritatie in haar stem, jaren geleden.
Een passend antwoord? Ho maar. Dé oorlog kleeft aan mij. Ik ben van ‘voor’, dus van de categorie die het nog heeft meegemaakt…
De Krim, 10 mei 1940.
Ik zie ‘ze’ komen, een groen lint langs het kanaal in de zon. Sta tussen hen in als ‘ze’ bij opoe in ’t achterhuus hun veldflessen vullen.
Als ‘ze’ uit Bosman’s ‘holtstek’ hout opladen voor een noodbrug om de in de buurt opgeblazen draaibrug over het kanaal te vervangen.
Wat een contrast met het tafereel op een grauwe dag, ergens maart ’45, als ik met ome Willem door een kier tussen de deuren van het ‘holtstek’ koekeloer.
Een vanuit Coevorden komend zooitje ongeregeld dat zich met paard en wagen, opgetast met van alles, voortsleept.
De kleur van die uitgetelde grauwgrijsgroene bende staat me nog bij.
Ik ontwikkel een grote angst voor alles wat vliegt. Schrik voor laag over denderende bommenwerpers.
Nog jankt in mijn oren een salvo’s afvurende Engelse jager, Pinksteren 1944; doelwit een schip in de Fabriekswieke.
Schippersdochter Janny ter Steege overleeft het niet. Wat een indruk maakt dit op me. Op weg naar school, de bommenwerper die vlak achter ons nog net in het kanaal een bom dropt. Die exploderend een gigantische fontein omhoog spuit. Het bombardement in Enschede, als we logeren bij oom Henk en tante Mien.
Een sprongetje heen en terug… Weer Trouw; van 21 mei ‘21, de ‘Wraakpsalm’ van columnist Akkerman.
Hij beleefde de woorden als zwevend in een wereld die weinig met de zijne te maken had. ‘t Godd’loze volk wordt haast tot as, ’t zal voor Uw oog vergaan als was… Ja, zo ervaar ik dat tegenwoordig ook. Maar in ‘de oorlog’ wordt het even anders beleefd!
Vroeg in het voorjaar van 1945, bij juffrouw Booij in klas 2 van ‘Rehoboth’. Schrik! De sirene bij de fabriek, gejank dat nooit went: onheil in aantocht! Wetend wat me te doen staat, duik ik meteen onder de bank; de roep van de juffrouw is overbodig.
Van haar hebben we psalmen geleerd. Ze probeert de schrik weg te zingen en we zingen met haar mee:
Het briesend paard moet eind’lijk sneven,
Hoe snel het draav’ in ’t oorlogsveld;
’t Kan niemand d’ overwinning geven;
Zijn grote sterkte baat geen held.
(enzovoort, Psalm 33: 9, o.b.)
De Krim, 6 april ’45, vanuit Coevorden komen rupsvoertuigen onze kant op met de Canadezen.
Op mijn netvlies mijn vader die dolblij ons huis in rent en weer uit stuift met de vlag.
We vieren de ‘verlossing uit de tyrannie’ in een afgeladen kerk. Ik zit naast mijn moeder.
Luidkeels zing ik op hele noten Psalm 124 (o.b.) mee:
Dat Israël nu zegge, blij van geest:
Indien de HEER, die bij ons is geweest,
Indien de HEER, die ons heeft bijgestaan,
toen ’s vijands heir en aanval werd gevreesd,
Niet had gered, wij waren lang vergaan.
Zo eigenen we ons psalmen toe, als het ‘nieuwe’ Israël, dat zijn wij toch, dachten we… toen.
Het briesend-paard-ras? Zal het uitsterven? Als het stil wordt misschien…
Zachtjes roept een stem om vrede,
Zo zacht dat ’t haast wordt gesmoord.
Dat is niet zonder reden:
Het woord wordt in de stilte pas gehoord.
Zwanny Kamp
Frits, Wat een indrukwekkend artikel als lezer van de maand. Als je van vóór de oorlog bent, kan dat enorm veel invloed op je leven hebben. Ik ben van in de oorlog en weet alleen van verhalen hoe het was. En in de familie gaan ook deze verhalen nog steeds rond. Je komt er niet van los, misschien alleen in de stilte! Zwanny
Janny de Jong
Veel herinneringen Frits, komen bij mij boven. Ook ik ben geboren in De Krim en heb het lezen geleerd van juffrouw Booij. Wij hebben samen al eens gepraat over het verzet in De Krim. Ik zie de beelden bij jouw verhaal en ook als naoorlogse, leven de verhalen altijd door in mijn gedachten.
Daarvoor is er in ons gezin ook teveel gebeurd.
Fijn dat je erover geschreven hebt!