Een kalenderblaadje van 19 april, jaar onbekend.
De kindertijd wordt vaak gezien als ‘het koninkrijk waar niemand sterft’. Ook al wil je kinderen beschermen, je kunt geen wereld creëren waarin die ervaringen hun worden bespaard.
Het sterven van een dierbare brengt de vertrouwde veiligheid van het gezin aan het wankelen. In de ontreddering die ontstaat zijn kinderen ‘de vergeten rouwenden’. En hoe weten ze hoe ze moeten omgaan met verdriet? Ze zien hun ouders dichtklappen, op school leren ze het niet, ze zien de wisselende stemmingen, ze ervaren de kilte van het verdriet in plaats van warmte en nabijheid. De gesprekken vinden een meter boven hun hoofd plaats. Je wilt de boodschap en de pijn verzachten. Je denkt dat kinderen dit niet kunnen dragen.
Verdriet verdwijnt niet door erover te zwijgen. Het verlamt als je er thuis of op school niet over praat. Door er open over te praten word je een rolmodel voor kinderen.
Luister en laat hen vertellen in hun eigen woorden. Onbeantwoorde vragen blijven knagen in de stilte van hun gemoed.
tekst: Manu Keirse / Gezinsbond.
Deze tekst stond op de achterkant van het blaadje. De voorkant, met een tekst van Shakespeare, zie je op de afbeelding links.
Sommige lezers zullen bij deze tekst denken aan hun eigen kinderen: hoe ben ik als ouder omgegaan met groot verdriet? Heb ik mijn kinderen genoeg betrokken?
Toen ik het kalenderblaadje las op die 19e april heb ik het achteruit gelegd omdat het mij terugbracht naar mijzelf als 9-jarige.
Mijn oma Vrieswijk, de moeder van mijn vader, overleed heel plotseling op 62-jarige leeftijd. Zij was de spil waar het gezin destijds om draaide en zij liet haar nabestaanden in ontreddering achter.
Mijn vader, die altijd al mijn vragen beantwoordde was voor mij onbereikbaar in zijn verdriet.
Mijn moeder, die veel meer had aan haar schoonmoeder dan haar eigen moeder, wist zich geen raad.
Mijn broertje en ik werden ondergebracht bij vrienden van mijn ouders en het was de bedoeling dat ons leven zoveel mogelijk doorging.
Er werd niet met ons gepraat, we gingen niet mee naar de begrafenis en na de plechtigheid pakte iedereen het leven weer op.
Oma’s overlijden is het grootste verdriet uit mijn kindertijd. Ik heb haar ontzettend gemist, maar wat ik ook miste was het antwoord op mijn kindervragen en de geruststellende woorden van mijn vader.
‘Waor is oma nou dan?’
Er werd gewezen naar de plek waar het kerkhof was, maar we gingen er niet heen.
Dat mijn vader zo van slag was maakte op mij veel indruk.
Dat hij moest huilen als ik dingen vroeg vond ik moeilijk. Daarom vroeg ik maar niet meer.
Toen mijn vader 62 was en werd aanbeden door zijn kleindochters heb ik het eens gevraagd.
“Heb je je toen wel gerealiseerd wat het voor mij als 9-jarige betekende?”
Zijn antwoord: “Nee. Toen (1970) zat de maatschappij nog heel anders in elkaar. Met de inzichten van nu hadden we het toen anders moeten doen, maar kinderen werden destijds nog niet zo serieus genomen als nu” (1994).
Er is geen koninkrijk waar niemand sterft.
Praat er over.
Benieuwd naar de andere ‘blogbouwstenen’?
Die hebben een eigen knop in het menu onder ‘Lezen’.
Willem
Was dat in de jaren ’70 nog het geval? Onvoorstelbaar!.
Ikzelf was 4 jaar (april 1948), toen mijn anderhalf jaar oudere broertje bij een verkeersongeval het leven liet. Heb daarom ook maar weinig ‘zekere’ herinneringen’ aan hem, maar weet nog wel dat hij een knoop in een touwtje kon leggen, en ik nog niet en dat ik veel met hem speelde.
Van horen zeggen heb ik, dat ik op mijn klompjes de ca 5 km meegelopen heb achter de lijkkoets naar het kerkhof en ook bij de teraardebestelling ‘er met de neus boven op stond’ volgens mijn vader. Als ze me later vroegen waar mijn broertje was, was mijn antwoord altijd “In ’t grote gat”. Ik heb er geen trauma aan overgehouden, maar mijn 3 jaar oudere zus wel. Die had hem niet alleen langer, maar vooral veel bewuster meegemaakt en in 1948 was toch nog de heersende gedachte dat je kinderen niet bloot moest stellen aan dergelijke zaken. En zij was misschien iets minder recalcitrant dan ik en bleef thuis, want het was beslist niet de bedoeling dat ik meeging naar de begrafenis.
Het moet helemaal traumatisch geweest zijn voor mijn ouders. Van mijn vader heb ik later wel eens gehoord dat het wel 20 jaar duurde eer hij er niet meer dagelijks nog wel eens aan dacht. Ikzelf heb daar zo mijn eigen gedachten over, want toen overkwam hem een minstens zo groot verdriet; mijn moeder overleed en was hij zijn ankerpunt kwijt; hij had buiten zijn schoonfamilie geen verder geen familie meer en de band met zijn schoonfamilie werd al gedurende de ziekte van mijn moeder, er niet florissanter op.
Gelukkig vond hij na een aantal jaren een vriendin/maatje die hem met haar ongecompliceerdheid altijd uit de put kon krijgen.