Bij Het Goed kocht ik vorige maand in een opwelling een boek: het kostte maar € 1,85, het was niet een heel dik boek en op de achterflap stonden woorden als ‘gruwelijke vondst’ en ’talloze motieven en evenzoveel vetes’. De titel was ‘Moord op de moestuin’ en schrijver is Nicolien Mizee. Een Nederlandse detective, daar kon ik me geen buil aan vallen.
Het boek las gemakkelijk weg; je leeft al snel mee met hoofdpersoon Judith en haar kersverse man Thijs die een paar dagen na de bruiloft een zware hartaanval krijgt. Het herstel verloopt traag en ze besluiten om samen met zus Cora en zwager Ab er een poosje tussenuit te gaan om bij te komen. Ze huren voor een half jaar een boswachtershuis op een oud landgoed; dat landgoed en het bijhorende huis worden beheerd en bewoond door een jeugdvriendin van de beide zussen, Anne, en haar moeder Lidewij. Judith huurt een stuk moestuin om iets te doen te hebben en maakt al tuinierend kennis met de andere huurders van een stukje tuin en hoort allerlei verhalen. Het zijn niet allemaal dikke vrienden zal ik maar zeggen.
Halverwege het boek dacht ik: wanneer wordt er nou eens iemand vermoord? Op het moment dat Judith een schedel vindt dacht ik: o, dat is die gruwelijke vondst…… maar het was de schedel die tante Lidewij altijd gebruikte bij het schilderen van haar stillevens. Tenminste, dat dacht Judith. Maar dat bleek toch niet zo te zijn. Vanaf dat moment wordt het een detective en komen de tot dan toe wat warrige verhaallijnen bij elkaar. Pas in de laatste hoofdstukken kom je er achter hoe het precies zit, maar dan is tante Lidewij al overleden en is er nog een slachtoffer gevallen.
Er wordt in dit boek tussen het verhaal door ook veel verteld over bomen en plantensoorten en over vogels. Vond ik niet altijd van toegevoegde waarde. Ook het uitvoerig beschrijven van het bereiden van gerechten met gewassen uit de tuin vond ik soms wat langdradig en overbodig. Die woorden en zinnen hadden mijns inziens beter gebruikt kunnen worden voor het iets uitgebreider beschrijven van de andere personen in het boek. Die kwamen soms zo maar uit de lucht vallen; regelmatig stelde ik mezelf de vraag “Wie is dit nou weer… “.
Ik vond het een onderhoudend boek in een af en toe vermakelijke schrijfstijl. Van mijn eigen dochters herkende ik de zussenlol en het samenzweerderige gedoe over het gezamenlijke vriendinnenverleden van Judith en Cora met de twee dochters van Lidewij.
Een zin uit het boek zal me bijblijven.
Anne roept na het overlijden van haar moeder dat ze altijd had gedroomd van lange tafels vol lachende, pratende en etende mensen. Dat idee wordt onmiddellijk onderuitgehaald door één van de mannen die zegt dat dat beeld alleen maar voorkomt in commercials en niet echt bestaat. Uit ervaring kan ik zeggen: dat klopt niet. Op ons 60-feest in juli vorig jaar voelde ik me de koning te rijk aan de lange tafel in onze tuin samen met lachende, pratende en etende vrienden en familieleden. En dat diende geen enkel commercieel doel.
Het boek gaat in december naar de Roder boekenmarkt.
Woon je in de buurt en wil jij het eerst nog lezen?
Ik hoor het graag.
Geef een reactie