Hoe kennen we elkaar?
Het ligt eraan hoe je ‘kennen’ definieert, waarschijnlijk kunnen we elkaar ondersteboven lopen zonder te weten wie, wie is. In die zin kennen we elkaar dus niet. Door toeval kwam ik eens op het blog van Ada terecht en ben het blijven lezen. Enerzijds omdat een aantal onderwerpen me ook bezighoudt, hoewel er ook onderwerpen voorbij komen die me nog geen seconde bezighouden. Maar vooral omdat ze ook wel eens in mijn moedertaal schreef, de Midden-Drentse variant van het Neder-Saksisch. Uiteindelijk bleek dat de grootste gemene deler te zijn.
Waar en wanneer ben je geboren?
Geboren 14 april 1944 in Bruntinge, een klein dorpje ca 5 km zuidelijk van Westerbork, waar ik tot mijn 12e jaar gewoond heb. Mijn ouders hadden een boerderij; 13 ha gemengd bedrijf; 9 koeien, een aantal varkens, wat jongvee en een werkpaard. Geen schapen, die had niemand meer in Bruntinge en daarnaast ook nog 300 legkippen ‘in twee hokken’. Iets wat eigenlijk niet kon, maar uit praktische overwegingen wel moest. Kippen dienden los te kunnen lopen op het erf was hun opvatting. Ter compensatie had ieder hok wel een grote kippenren.
Mijn geboortehuis is eind jaren ’60 verplaatst naar het ‘museumdorp’ Orvelte waar het bekend geworden is als “de Bruntingerhof”
Ik was het derde kind van totaal 9 kinderen, 4 meisjes en 5 jongens, al was de gegroeide praktijk dat ik het tweed kind was. Het broertje dat ruim een jaar ouder was dan ik, is in 1948 op 5-jarige leeftijd omgekomen bij een ongeval; hij kwam onder de wielen van een boerenwagen met ijzeren wielen, een zogenaamde ‘wupkar’ en had dusdanig veel inwendige verwondingen dat hij niet meer te redden was. Hij is nog wel in het ziekenhuis terechtgekomen, maar daar konden de artsen ook niks meer voor hem doen. Hoe gek mijn ouders ook waren op al hun kinderen; de dood van mijn broertje bleef altijd op de achtergrond hangen. Voor ons kinderen was dat nauwelijks het geval; alleen mijn oudste zus had hele tastbare herinneringen aan hem en ik alleen maar vage. In die zin is hij in ons kinderleven op de achtergrond geraakt en heeft nooit een echte rol van betekenis erin gespeeld.
In mei 1956 verhuisden we naar Westerbork, waar mijn vader er een boerderij met 12 ha weiland gekocht had; de reden ervan? Ik heb er mijn gedachten over, maar die houd ik ter wille van de familievrede even voor me. In ieder geval niet voor mij als beoogd opvolger, al was mijn andere grootvader van moeders kant wel eentje van het type “Als hij eenmaal op de boerderij zit, vindt hij het vanzelf mooi” Het was mijn ouders onderhand wel bekend dat in het kleine beetje boerenbloed dat ik in me, geen plek was voor (hoorn)vee en datzelfde gold ook voor mijn 3 jaar jongere broer en anderhalf jaar jongere zus.
Ik heb in Westerbork gewoond totdat ik mijn militaire dienstplicht moest vervullen (aug. 1964 – feb 1966)
Even voor de niet-Drentstaligen onder ons; de klemtoon van de Westerbork op de laatste lettergreep en niet op de eerste, wat ik helaas nog veel te vaak hoor op radio en tv. De geboren en getogen Drent gebruikt het voorvoegsel ‘Wester’ helemaal niet-, hij zegt gewoon Börk.
Verliefd, verloofd, getrouwd?
In 1966 kwam ik in Arnhem te werken en ontmoette daar op enig moment op de verjaardag van een vriend Sis, met wie het klikte. We zijn augustus 1969 getrouwd en hebben 2 kinderen; Sanne, geboren in 1972 en Lars, geboren in 1974. Mijn dierbare spruiten zijn geen van beide getrouwd of hebben anderszins een relatie, wat tot gevolg heeft dat we geen kleinkinderen hebben, maar hebben gelukkig wel een heel goed contact met ze.
In welke levensfase zit je nu. Waarmee vul je jouw dagen?
Sinds april 2009 ben ik officieel met pensioen, maar ben daadwerkelijk pas met pensioen gegaan in september van dat jaar. Dat had er alles mee te maken dat het bouwwerk waar ik me als bouwinspecteur bezig hield met de dagelijkse gang van zaken, in augustus en september, een gat van twee maanden had tussen twee fases van de bouw en dat was een bijna natuurlijk startpunt voor mijn opvolger. Omdat ik een ex-KEMA-collega beloofd in de maand augustus van dat jaar iemand uit zijn ploeg die met vakantie was, te vervangen begon mijn echte pensionering daarom pas in september 2009. Geen enkel probleem voor me, want ik was al een aantal jaren als zelfstandige actief.
Vervelen doe ik me niet, al weet je soms ook niet wat je op zo’n dag allemaal gedaan hebt. Hobby’s heb ik genoeg, maar een paar zaken doe met heel veel plezier; het kweken van (kamer)planten bijvoorbeeld. In de tuin werken boeit me in het geheel niet. Als Sis zegt dat ze een bepaald plantje ergens wil hebben staan, dan zet ik dat ding daar neer en als ze het ergens anders moet komen, komt het op die plek. Ik heb ook beslist geen aanleg voor tuinieren, maar ook geen interesse erin. Tot ergernis van Sis bekijk ik een mooie (kamer)plant vooral als een kweker; hoeveel stekken kan ik er af halen.
Verder vind ik koken en bakken wel leuk om te doen, al moet ik daar sinds 1998 wat voorzichtiger mee zijn; bij een ernstig auto-ongeluk ben ik mijn reuk grotendeels kwijtgeraakt, dus moet het doen met herinneringen. De basissmaken proef ik nog wel, maar voor de subtiele kruiderijen ben ik op mijn geheugen aangewezen. En je weet hoe het daarmee is; als je ouder wordt, wordt alles minder, maar het vergeten gaat met sprongen vooruit.
Puzzelen en fotograferen doe ik ook graag en heb er ook geen hekel aan om nog steeds iets bij te leren. In mijn jeugd heb ik heel veel gelezen, maar dat is in mijn trouwen op de achtergrond geraakt en heb het ook niet meer echt opgepakt. Of misschien is het beter om te zeggen daar ik er selectiever in ben geworden. De Drentse taal en wat er zo omheen zit, heeft mijn interesse en lees daar erg veel over. Nee, vervelen doe ik me niet.
Sporten heb ik tot mijn 20e in clubverband gedaan; turnen, maar verder geen teamsporten. Ben daar ook niet geschikt voor heb ik gemerkt. In mijn schooltijd in Emmen deed ik aan handbal en een klein beetje rugby, maar dat kostte me teveel brillen.
Waar ik ronduit een hekel aan gekregen heb is de pratende schemerlamp die veel huiskamers domineert. Het nieuws bekijk ik vrijwel elke dag nog wel, maar de overige programma’s vind ik vaak zonde van mijn tijd en de commerciëlen kunnen al helemaal niet rekenen op mijn klandizie; ik wil niet 10 minuten kijken naar iets om vervolgens 10 minuten reclame te zien. Met een programma van een half uur, weten ze op die manier vrij gemakkelijk meer dan een uur zendtijd te vullen.
Iets vergelijkbaars met voetballen. Ik ben naar mijn opa genoemd en met het krijgen van zijn naam, heb ik kennelijk ook zijn afkeer van voetbal meegekregen. Als kind al vond ik er niks aan om achter een bal aan te hollen en dat is ook nooit veranderd. Mijn allereerste en enige voetbalwedstrijd die ik ooit bijgewoond heb was in Nunspeet, waar ik logeerde bij een kennis van mijn ouders. Ik zal een jaar of 15 geweest zijn en de zoon des huizes (ook van mijn leeftijd) moest ’s middags voetballen. Na afloop feliciteerde ik hem met de overwinning, maar hij bleek verloren te hebben. Oei!!
En de enige wedstrijd die ik ooit helemaal gezien heb op TV was in 1966, een of ander kampioenschapstoernooi, -Europees of Wereld, dat weet ik niet meer- en evenmin wie er gewonnen heeft. Ik had net een nieuwe kamer en de hospita vond mij wel een geschikte partij voor haar, inderdaad uitermate knappe dochter, maar helaas wist ze dat zelf ook en bovendien had ze ook nog eens een uiterst vervelend karakter, had ik al gemerkt in de paar weken dat ik daar woonde. Zat ik aanvankelijk met ma, dochter en zoon, met wie ik de passie voor motorraces deelde, naar het balletje trappen te kijken, na een half uur zat ik alleen met dochter te kijken. Voor mij de reden om maar strak naar de tv te blijven kijken, waardoor ik de hele wedstrijd wel gezien heb, zonder het echt gezien te hebben. Een kwestie van kiezen tussen twee kwaden. Bovendien, ze was in geen enkel opzicht mijn type en ook nog eens 6 jaar jonger dan ik. Als 22-jarige had ik geen behoefte aan een net zestienjarige giechelkont.
Toevoeging Ada: Willem is, net als in zijn reacties op dit blog, nogal lang van stof.
Hij overschreed ruimschoots de door mij aangegeven limiet van 500 woorden.
Dit schreef hij in zijn mail: ‘Bij de spellingscontrole zag ik dat het zo umtrent 2500 woorden bent. Hoop dat dat kan, aans moe’k dr nog even goed maank.’
Hij hoeft van mij niet ‘goed maank’.
We scheppen geen precedent, want deze rubriek houdt over een paar maanden op te bestaan.
Het tweede deel van zijn gastblog, ‘Wat wil je met de lezers delen’ zal morgen gepubliceerd worden.
Dat schreef hij in zijn moedertaal, het Drents.
Geef een reactie