Begin juni constateerde Gerard: “Casa Grada zit deze zomer al helemaal volgeboekt. Er is nog 1 weekend in augustus vrij: 12, 13 en 14 augustus. ”
We zetten de data met potlood op de weekkalender. De data bleven open staan. Half juli hakten we de knoop door: we boekten het weekend voor onszelf. De toeristendienst in de kerk die zaterdagmiddag kon ik nog ruilen en zo vertrokken we vrijdagmidddag de 12e met de fietsen achterop naar Westerbork.
Op het moment dat we de data vastlegden wisten we nog niet wat voor weer het zou worden….
Warmer dan warm werd het. Temperaturen boven de 30 graden.
“Hoe zou het daar dan zijn? Misschien branden we wel weg. ” Maar niets was minder waar. Rondom het huis en naast het terras staan bomen die voldoende schaduw geven en een klein briesje zorgde af en toe voor een beetje verkoeling. Ook het huis zelf bleef verrassend koel, dus het slapen gaf ook geen problemen.
Hoogseizoen op het Timmerholt. Niet dat je daar iets van merkt. Het publiek bestaat voornamelijk uit vissers en mensen die komen voor de rust. Dat lezen we ook terug in het gastenboek. Er worden fietstochten gemaakt, mensen gaan lekker uit eten en genieten van de omgeving en de rust. De laatste gasten hadden er drie weken gezeten en hadden 35 karpers gevangen.
De gasten daarvoor hadden al vaker in het huis gezeten en feliciteerden ons met de aankoop.
Wat deden wij dit lome hoogzomerweekend?
Boek uitgelezen, geblogd en geborduurd.
Gerard las zijn krantje en heeft gevist; niks gevangen.
We deden spelletjes: Kolonisten en Splendor, zomaar overdag in de schaduw onder de bomen.
IJsje gehaald tijdens een ommetje.
Tegen de avond stukje gefietst.
Midden in het weekend gingen we op zaterdagavond naar een feestje in Assen van vriendin Sinet: vanuit Westerbork ben je daar net zo snel als vanuit Roden.
In het meer van het Timmerholt zagen we iets nieuws: in een huisje tegenover ons zat een meneer die in een soort Obelix pak aan het vissen was; hij stond tot z’n middel in het water in het midden van het meer.
Ook ging er af en toe een kookwekker af. Dacht ik. Maar dat was een drijvend detectie apparaatje dat dikke vissen opspoort. Dat mag je wat mij betreft dan ook geen sportvissen meer noemen. Er werd ook in ons meer gevist door een reiger. Die had zich een terras toegeëigend van een huis waar geen gasten waren en haalde af en toe een klein visje boven water. Een keer vloog die reiger met een trage vleugelslag langs Obelix; in mijn verbeelding hoorde ik hem grinniken. “Stumpers, die mensen… ”
Heerlijk uitgerust dit weekend.
Kinderstemmen in de verte, snaterende eenden en soms wat gespetter door ruziende meerkoeten of een opspringende vis.
De avonden waren sprookjesachtig.
Het terras had ik afgebakend met kaarsjes en we zaten in de zwoele avond bij het licht van de volle maan.
Mmmmmm.
Maandagmorgen met telefoondienst en een volle mailbox leek nog heel ver weg….
Willem
Het Timmerholt in Börk, ok al bestiet het al vanof argens in de jaoren ’70, veur mij bent het nog altied de Reitmaoden, waoras wij de koenen in elk geval een paar week kunden weiden en ok twee keer daags mussen melken. De stroom, de Börker stroom-, wel der achterlangs leup zörgde veur drinkwater veur ’t vee. As de koenen ’t iene stuk kaal vreten haarn dan kunden ze nog een tiedtie in het aandere stuk. Het verweiden was dan waj even deden nao ’t melken ’s morgens. En as dat ook kaalvreten was dan was het verweiden een wark waoraj een halve dag gangs met waarn. Dan mussen ie naor een stuk gruunlaand wat an de weg naor Zwiggel lag, maor wal an dezölfde stroom, al hiette die daor de Zwiggelterstroom en wieder op Beilen an kwamewn dan was datzölfde stroompie opiens de Beilerstroom.
Heb in die tied niet echt veul liefde veur vee ontwikkeld; al moe’k eerlijk weden: ik heb nooit wat had met vee en met peerdes evenmin. Toch wal twee belangrieke dingen aj toentertied boer worden wolden.