Mattheus 10 stond gistermorgen op het rooster.
“Denk niet dat ik gekomen ben om op aarde vrede te brengen.”
We horen Jezus aan het woord en je vraagt je af hoe het komt dat wij die zin maar moeilijk met Jezus kunnen verenigen.
Voor de uitleg van deze schriftlezing had dominee Walter Meijles een zwaard meegenomen en een heggenschaar.
Uit Jesaja 2 lazen we de beroemde regels: “Zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegijzers en hun speren tot snoeimessen.”

Het was best een moeilijk verhaal gistermorgen in de viering.
Wat ik heb onthouden was het voorbeeld dat de voorganger gebruikte om die bovengenoemde lastige woorden van Jezus uit te leggen.
In Amerika was in een kerkelijke gemeente een nieuwe pastor aangesteld, maar hij deugde niet.
Hij misbruikte kinderen seksueel.
Het was een leuke man, charismatisch, bracht jonge gezinnen terug bij de kerk, zijn vrouw was een aardig mens en actief betrokken bij allerlei activiteiten in de kerk en ook in het dorp was het echtpaar geliefd en gezien.
Wie van de kerkenraad heeft dan de moed om het kwalijke gedrag van de pastor aan de orde te brengen?
Wie durft op te komen voor de kinderen, terwijl je niet zeker weet of die kinderen de waarheid spreken?
Je weet wat de dramatische gevolgen zullen zijn van jouw woorden: carrière gebroken, huwelijk gestrand, kerkgemeenschap ondergedompeld in crisis.
Het zwaard dat knopen doorhakt heeft in bovenstaand voorbeeld een diepere betekenis.
Kies je voor de waarheid? Zaai je onrust en verdeeldheid?
Of blijf je toch loyaal aan je familie, je werk en de kerk en bedek je misstanden met de mantel der liefde…..

Zoals ik al zei: best een moeilijk verhaal.
Want dit is natuurlijk een voorbeeld waarbij een grote misstand aan het licht moet worden gebracht, maar in het klein geldt hetzelfde principe.
Waar sta je voor? Waarin nemen we Jezus als voorbeeld? Wat moet kunnen, wat niet?
En hoe groot is die mantel der liefde en past alles er wel onder?

We sloten vanmorgen de gebeden niet af met het ‘Onze Vader’, maar met het lied Abba Vader; lied 886.
Een lied waarvan ik blij ben dat het is opgenomen in het Liedboek; het doet me denken aan vroeger, aan het jeugdkoor Hosanna, waar dit lied op het repertoire stond.
Al beleefde ik de tekst als 26-jarige heel anders dan als 62-jarige.
Als u begrijpt wat ik bedoel.