Vorige week hoorden we dat Auke Brandsma was overleden.
Hij woonde bij ons in de buurt, één straat verderop.
Wij kenden hem al vanaf dat we in Roden kwamen wonen.
Eerst niet via de kerk, want hij was ‘grefo’ en wij waren ‘hervo’s’.
Hij zong tenor in het Rodens Christelijk Gemengd koor, waar ik in 1989 alt ging zingen.
Hij kwam na twee repetities al bij mij.
“Jij bent getrouwd met een Waninge, hè? Welke Waninge is dat?”
Hij had Gerard in de klas gehad en ook zijn broers; hij was namelijk leraar wiskunde geweest op de technische school in Bovensmilde.
Toen ik als nieuw lid op de ledenlijst stond sprak hij me weer aan.
“Jouw meisjesnaam is Vrieswijk, hè? Dan heb ik jouw broer denk ik ook in de klas gehad!”

Toen we in 2001 als PKN-kerk als gereformeerd en hervormd Roden samen op weg gingen was ik ouderling.
De wijken werden opnieuw verdeeld; Auke was wijkcontactpersoon in het gereformeerde deel van de wijk en toen sprak ik hem natuurlijk veel vaker.
Wat ik me daar vooral nog van herinner zijn de ochtenden waarop we met het team bij elkaar zaten om zelf kerstkaarten te fröbelen om rond te brengen in de wijk. “Aan mij heb je niks!” riep Auke op voorhand “Ik ben helemaal niet creatief”. Dat was voor hem een reden om niet te komen, maar daar was ik het niet mee eens. “Je kunt toch wel iets uitknippen!” vroeg ik hem. O ja, dat zou nog wel gaan.
“Dan ga jij dingen voor ons knippen en dan doen wij er wel iets creatiefs mee.”
Jaar op jaar zat Auke daarna op de ‘kerst-kaart-ochtend’ met het wijkteam aan tafel en genoot van de gezelligheid.
Maar over het algemeen was hij vrij afstandelijk; ik ben eigenlijk nooit bij hem in huis geweest.

Auke is 90 jaar geworden.
Vanmorgen hoorden we in de afscheidsdienst in de Catharinakerk hoe hij vader is geweest voor zijn kinderen.
Sybrand van Dijk vertelde over de kerkdiensten en koffieochtenden waar Auke altijd kwam.
“Maar wij zagen altijd ‘zijn beste versie’; hij had ook schaduwkanten en voor de mensen die dicht bij hem stonden was het moeilijk om daar mee om te gaan.
Kleinzoon Daniël las vanmorgen in de afscheidsdienst een nieuwe vertaling van psalm 139.
De voorganger noemde het ‘de psalm waarin álles wordt gekend’.
Al het goede dat ons mensen kenmerkt, maar ook de negatieve dingen, ook wat wij verborgen houden.
Dat ontroerde mij, want het was ook de tekst die wij hadden gekozen bij de uitvaart van mijn vader in 2008.

Het mooie én het lelijke van een mens.
Zoals wij zijn, zijn we een wonder.
Zodat je aan het eind van je vaders leven toch kunt zeggen: “Pa, jij bent mijn vader en zoals jij bent, ben je een wonder”.
En zo kun je toch in tranen de kerk verlaten bij een rouwdienst van een 90-jarige man die je eigenlijk niet zo goed kende.

Meer weten over het Roden Christelijk Gemengd Koor?
Lees dan nog eens het blog ‘Theresiënmesse‘ uit 2014.