Gistermiddag namen we afscheid van Gerards broer Henri.
In de dankdienst voor zijn leven lazen we over Petrus, de discipel van Jezus die heel dicht bij hem stond, maar toen hij gevangen was genomen drie keer glashard beweerde hem niet te kennen.
De dominee las voor uit Johannes, het gedeelte waarin Jezus tot drie keer toe aan Petrus vraagt: “Hebt gij mij waarlijk lief?”

Er was groot verdriet, groot gemis en heel veel vragen.
Het werd allemaal benoemd, evenals de afschuw, de teleurstelling en het onbegrip.
We zongen bekende geloofsliederen die Henri graag zong en er werden herinneringen opgehaald aan zijn leven.
Hij kwam er uit naar voren zoals we hem allemaal kenden: sterk, kalm, bedachtzaam en vastberaden.

Zijn gezin blijft verdrietig en verslagen achter, omdat hun rots in de branding geen andere uitweg meer zag.
Daar zijn geen woorden voor.
Het is ook niet aan ons om daarover te oordelen.
De voorganger sloot zijn overdenking af met het beeld dat wordt opgeroepen bij Petrus: hoe je het als mens ook hebt verprutst, Gods hart is altijd groter dan ons hart.