Vorig jaar schreef ik al vijf blogs* over een aspect van ‘Geluk’, het onderwerp van onze scheurkalender voor 2024.
Op elk van die blogs wordt steeds één ‘pijler van geluk’ uitgelicht; vandaag gaat het over ‘plezier’.
De kernwoorden die bij dit onderwerp horen zijn ‘het leven mag ook leuk, creatief en verrassend zijn’.
Wat mij daarbij door het hoofd schiet is een lied van Robert Long ‘Het leven was lijden’.
“Want het leven was lijden,
als je danste een heiden,
als je lachte, te luchtig,
als je kuste ontuchtig,
als je niet wilde werken,
of je ging niet ter kerke,
kortom alles was verkeerd…..”
Gelukkig was er in mijn protestantse opvoeding genoeg ruimte voor plezier, één van de pijlers van geluk.
Er zijn heel veel synoniemen voor dat woord: amusement, vreugde, vermaak, pret, vrolijkheid, genot, lust, aardigheid, genoegen, welbehagen, behagen, gein, schik, lol, blijdschap, verstrooiing, welgevallen, vertier, leut, jolijt, verpozing, sjeu, divertissement, jeu, jool, leute.
De teksten die op de kalenderblaadjes stonden bij deze pijler riepen bij mij vooral herkenning op.
Deze bijvoorbeeld: “De beste manier om je tijd te vullen is hem te verliezen’ (Marguerite Duras, Frans schrijfster).
Wanneer vergeet ik de tijd?
Als ik een blog aan het voorbereiden ben; ik zoek informatie over het onderwerp, klik van de ene naar de andere website, lees interessante artikelen, zoek afbeeldingen….. heerlijk!
Menigmaal ben ik op deze manier de tijd vergeten. Vergat ik te lunchen. Of ik had nog niets aan het eten gedaan toen Gerard thuis kwam van zijn werk. “O! Is het al zo laat…?!”
En ik vergeet de tijd ook in gezelschap van mensen waarmee ik het leuk heb.
Of tijdens een stadswandeling, waarin ik me helemaal kan verliezen in kerken, oude gebouwen en stadsmuren/poorten.
Of als ik muziek luister. Of muziek maak, alleen of in een groepje.
De volgende tekst van Albert Schweizer, Duits wetenschapper, valt ook onder bovenstaand plezier: “Succes is niet de sleutel tot het geluk.
Geluk is de sleutel tot succes. Datgene waarmee je graag bezig bent, daarin zal je succesvol zijn.”
Humor hoort ook bij plezier, maar humor is niet altijd plezier. Zei Godfried Bomans al niet: ‘Humor is overwonnen droefheid.”
Deze quote lazen we in september: ‘Je kunt niet echt sterk zijn, als je ook niet de grappige kant van de dingen ziet.’ (Ken Kesey, Amerikaans schrijver). Toen ik in 2018 in het ziekenhuis belandde en een hartoperatie moest ondergaan, was dat niet een heel gelukkige periode van mijn leven.
Maar als je de blogs uit die periode leest viel er zelfs toen nog genoeg te lachen (zie ‘Man, man. Hai jong..‘) en te genieten: alleen het feit dat ik in Nederland woon waar de gezondheidszorg goed is geregeld en dat ik zo’n operatie kán ondergaan is al een geluksfactor.
Een dag niet gelachen is een dag niet geleefd. ‘Lachen kost minder dan elektriciteit en geeft minstens evenveel licht.’ volgens Abbé Pierre, Frans verzetstrijder.
En tenslotte: Vergis je niet. Vriendelijkheid is geen zwakte.
A. Collins, Amerikaans muzikant.
* Hierbij een link naar het eerste blog in deze serie, vandaar uit kun je linken naar de eerdere delen die al gepubliceerd zijn.
Willem
Het leven van een kerkmens zoals Robert Long dat vaak bezong is ook bepaald niet mijn opvoeding geweest. Ook in mijn gereformeerde opvoeding was genoeg plaats voor plezier. Mijn vader was, vooral door het op zeer jonge leeftijd verliezen van zijn moeder en zusje, een beetje zwaarmoedig van aard geworden, maar nam er toch wel aan deel, daartoe vaak aangemoedigd door mijn moeder. We hadden om de gekste dingen plezier, maar een beetje tot ongenoegen/verdriet van mijn moeder; we waren geen van allen spelletjes mensen.
Wat Robert Long aangaat; ik had veel cassettebadjes van hem en hij werd dan ook veelvuldig in de auto gedraaid onderweg, maar een lied dat kon ik niet van hem verdragen was Dona, Nobis, Pacem. Ik vind het een ontroerend mooi lied ondanks dat de tekst maar uit deze drie woorden bestaat, maar van RL kon ik het niet verdragen. Waarschijnlijk, heb ik later bedacht, omdat hij vaak zo ongenuanceerd over de kerkgemeenschap zong of schreef. Hij heeft, naar ik begreep, een tijdje met zijn moeder in de bijbelgordel gewoond, maar was niet in staat, of wilde het niet, om te geloven dat zijn toenmalige woonomgeving niet model stond voor iedere kerkgemeenschap. En dat zo iemand ‘goede sier’ ging maken met een gebed uit een Latijnse mis, was voor mij niet te rijmen.
Maar geef ook meteen toe dat ik heel veel plezier beleefde aan het liedje dat hij zong over Jacob wiens grootste wens het was om pastoor te worden en, eenmaal zover, bij de hostie een schaal dipsaus presenteerde. Ik was eens op pad met een RK collega en die kwam niet meer bij van het lachen bij dat lied. Een waar aanhanger van de lachende kerk (Fons Jansen) bedacht ik later.