Als donateur van de stichting Alzheimer Nederland krijg ik drie keer per jaar het magazine ‘ALZ….’ in de bus.
Een leuk blad vind ik, dat ik weliswaar niet helemaal spel, maar toch wel even aandachtig doorblader en echt interessante artikelen lees ik.
In de uitgave van september van dit jaar vond ik een column van de hand van Sander de Hosson*.
Hij is longarts en schrijver van boeken en verhalen over zorg voor mensen die ongeneeslijk ziek zijn.
De column heet ‘Praten over de dood‘ en ik neem de vrijheid om Sanders verhaal met mijn lezers te delen.

Er was een tijd, misschien 100 jaar geleden, dat ieder mens thuis stierf. In de bedstee, op de bank, in de kamer waar tegelijkertijd werd geleefd.
De buren kwamen langs met soep. De kinderen zaten op schoot. En als de dood eenmaal was gekomen werd het lichaam opgebaard in een koele kamer.
Het leven en de dood hoorden bij elkaar.

Maar het veranderde. Langzaam schoof de dood het zicht uit. Eerst naar een ziekenhuisbed. Naar een gesloten kamer achteraan op de afdeling, waar men fluistert in plaats van spreekt.
De dood, ooit deel van het dagelijks bestaan, werd een medische gebeurtenis. Een technisch falen. Iets dat eigenlijk niet had mogen gebeuren.
Want terwijl de zorg professioneler werd, raakten we iets kwijt. We gaven de dood uit handen aan mensen in witte jassen. Vanuit goede bedoelingen: om pijn te verzachten, de controle te behouden. Maar juist in die controle schuilt ook verlies. Wat vroeger een intiem, huiselijk moment was – vol rituelen aanrakingen, aanwezigheid – werd een proces.

We gingen de dood zien als een vijand die verslagen moest worden in plaats van een metgezel van het leven. De belofte van maakbaarheid, van genezing en verlenging, maakte ons blind voor het onvermijdelijke. We kregen woorden als ‘palliatief traject’ en ‘besluitvorming’. Bedacht om het ondragelijke te ordenen. Maar ergens onderweg verloren we het gewone: het praten over afscheid, elkaar vasthouden. Soms denk ik dat we de dood niet alleen uit beeld hebben geduwd, maar ook uit het hart. En dat we hem daardoor zijn gaan vrezen. Want wat je niet ziet, niet kent, dat wordt groot en zwart en dreigend.
Maar ik zie iets kantelen Ik zie mensen weer vragen stellen. Ik zie hoe jonge artsen palliatieve zorg niet langer zien als opgeven, maar als helpen om mens te blijven tot het einde. Ik zie kinderen die in een hospice tekeningen maken voor hun zieke opa. Misschien, heel misschien, halen we de dood weer een beetje dichterbij. Niet om hem te romantiseren. Niet om hem te eren.  Maar om hem gewoon te zien voor wat hij is: een onderdeel van het leven. Want hoewel de dood onvermijdelijk is en het afscheid vaak pijnlijk, zie ik in mijn werk de volle liefde.

Bedankt Sander.

Meer lezen over invloed op je levenseinde?
Kijk dan op dementie.nl/levenseinde.

* Eerdere blogs over Sander de Hosson:
Juni 2016 – Sander de Hosson
Juni 2017 – Een longarts met een verhaal
Februari 2024 – Aandacht voor het laatste stukje