De ‘ik’ in de kop boven dit blog slaat niet op mij.
Oorspronkelijk wordt die tekst toegeschreven aan de Romeinse senator Cato Maior, die iedere toespraak afsloot met de zin: “Voorts ben ik van mening dat Carthago verwoest dient te worden.”(meer weten? Zie Ceterum censeo Carthaginem esse delendam >>>)

Hoe kom ik daar zo op? Gisteren reed ik naar Klazienaveen voor een hele dag kleppen en beppen met mijn tante Trijn. Dan kom je over de N34, die loopt van Zuidlaren naar Coevorden. Langs die weg staan sinds kort nieuwe borden met de naam Hunebedhighway.

Toen ik gisteravond thuis was zocht ik op internet naar de borden met de nieuwe naam en stuitte op een artikel in het Dagblad van het Noorden van 27 april j.l. met de tekst: De N34 krijgt een magische bijnaam: Hunebedhighway. De nieuwe naam moet het toeristisch imago van het Hondsruggebied opkrikken. ,,Het bekt goed en de vlag dekt de lading. Van de 53 hunebedden in Drenthe staan er 47 aan de N34. Zie dit maar als een ludieke toeristische impuls, maar wel met het doel er serieus iets mee te bereiken en meer bezoekers naar het gebied te trekken”, zegt gedeputeerde Henk Brink van de provincie Drenthe.
Benieuwd naar het hele artikel? Klik hier>>>

In dat artikel komt ook Hein Klompmaker, directeur van het Hunebedcentrum in Borger, aan het woord. Hij lanceerde in 2010 al de term Hunebedhighway. Hij was heel fanatiek; in het artikel zegt hij: “Zo’n beetje elke speech sloot ik af met de boodschap: ‘En voorts ben ik van mening dat de N34 Hunebedhighway moet worden.’ Ik moet er aan wennen dat dit niet meer hoeft binnenkort.”

Zo kwam ik er op.
Op de terugweg naar Roden was het hartstikke druk op de Hunebedhighway.
Rijen rijdend blik en vrachtwagens.
De hunebedbouwers moesten eens weten dat hun grafmonumenten nu het toeristisch imago van het Hondsruggebied opkrikken.
Vervreemdend.
Net als wat ik ooit las over de Egyptische farao’s. ‘Zij bouwden piramides om hun lichaam voor te bereiden op het leven na de dood. Wat zij toen nog niet wisten was dat dat tentoonstelling in vitrines in musea zou zijn.’