De waarde van mijn dagen wordt tegenwoordig in hoge mate bepaald door het feit dat alles weer ‘gewoon’ is. Sinds deze week ga ik weer gewoon naar mijn werk, doe ik gewoon het huishouden en vullen mijn dagen zich weer met de gewone dingen van alledag.
Gisteravond zat ik op de verjaardag van mijn broer; daar zat ik naast een schoonzus van zijn ‘kouwe kant’. We hadden elkaar een tijdje niet gezien, want zij was uitgevallen met een acute hernia, waardoor ze weken achtereen niet had kunnen lopen.
We deelden de sores van zo’n ziekte die je helemaal afhankelijk maakt van je omgeving.
De tijd die zo lang duurt: zij had al heel veel Netflix-series bekeken. De frustratie van niks zelf kunnen. Niet autorijden, niet fietsen en heel veel gebemoei van de hele wereld om je heen. En dan na een paar maanden constateren dat je weer kunt lopen. Dat je weer op de fiets zit. Daar ontzettend van genieten en iedereen app’jes sturen: “Kijk, ik zit weer op de fiets!” Hoezo gewoon.
Gewoon. Nog steeds dringt iedere dag het besef tot me door dat een normale dag een gelukkige dag is, al weet ik uit ervaring dat dit op den duur ook weer slijt.
Gisteravond toen iedereen een drankje had hieven we gezamenlijk het glas op mijn broer.
Iedereen riep van alles maar hij en ik keken elkaar aan en zeiden allebei “Zum Wohl”, de Duitse heildronk van mijn vader en zijn broers.
Op het goede.
Sinet
Proost!!