De blogs in de serie ‘Nederlands maar dan anders’ verschijnen altijd in de categorie ‘Alledag’.
Voor het boek had ik een gezinseditie geschreven.
Drie keer mocht ik het beleven: het wonder van dichtbij meemaken dat een klein kindje gaat praten.
De eerste keer dat de baby niet huilt of schreeuwt, maar een lief geluidje tegen je probeert te maken is het eerste begin van praten.
Omdat ik tijdens de eerste jaren van onze dochters geen betaald werk deed kreeg ik bijna alles mee.
Vooral bij oudste Frea vond ik het fascinerend.
De ganzen in de walkant van de Drentse Hoofdvaart werden dagelijks blij begroet: KAKKAK!
In de dierentuin was ze diep onder de indruk van de olifanten. “OFIFA” zuchtte ze en ze bleef maar naar die kolossale dieren kijken.
Opa en oma werden als eenheid benoemd OPOMA.
En als ik haar sandaaltjes ophaalde dan wist ze dat we weg gingen: KOEN AAN, DAG!
Het boekje over ‘Jezus en de storm’ was favoriet.
Toen het een keer erg regende en waaide deed ze als twee-jarige peuter de achterdeur open en schreeuwde tegen de wind en de regen: TIL!
Ze was wel lichtelijk teleurgesteld dat haar woorden niet hetzelfde effect hadden als die van Jezus in het boekje.
Bij tweede dochter Harriët was het nieuwe van het leren praten er wat af, maar daarmee was het niet minder leuk.
Van haar is de legendarisch uitspraak SIPPIES IS OP, toen ze teleurgesteld opkeek uit een grote chipszak waarin ze verwachtte nog wat aan te treffen.
Zij was helemaal weg van mijn broer Henk, door haar OOMEK genoemd. Het feest was niet compleet als OOMEK niet was geweest.
Wij noemen hem nog wel eens zo.
Toen ze als vier-jarige voor het eerst naar school ging, vroegen we na een week wat ze er van vond.
“Wel leuk. Maar je moet de hele dag iets doen…”
Carlijn groeide op met twee grote zussen, die door haar steevast met één naam FEJAJET werden genoemd.
Zij noemde het kleingeld dat ze had gekregen bij het Sint Maarten lampionnenlopen GELTEN.
Papa was altijd een grote held, maar na een lange verbouwing van onze keuken/achterhuis was ze het helemaal zat.
Twee jaar was ze en met gebalde vuistjes riep ze stampvoetend: PAPA WAAI MAAKT! PAPA TOEP MAAKT! PAPA TOM!
Al deze bovengenoemde woorden/zinnen komen nog wel eens voorbij in onze gezinsgesprekken.
Laatst in de dierentuin nog. Gerard was weggelopen van de groep en Frea appte hem: “Papa, waar ben jij?” “Bij de ofifa” was het antwoord.
Niemand die ook maar één wenkbrauw optrekt: iedereen weet wat er wat bedoeld, de schone zonen inmiddels ook.
Elk gezin heeft zulke woorden.
Het voelt voor mij als een soort verbinding met het verleden, waarin je als gezin samen optrok.
Nederlands, maar dan anders.
Bovenstaande ‘gezinswoorden’ ontstonden tijdens het gewone leven van dag in, dag uit.
Kinderen groeien op, je wordt zelf ouder en naast de hoogte- en dieptepunten is er heel veel alledaagsheid in een mensenleven.
Door af en toe even expliciet stil te staan bij de charme van het gewone krijgt het meer betekenis.
De grote dichter Vondel zei het al:
Laat het kostelijkst van al
U niet reukeloos ontslippen
Dat’s de tijdt, die snel gaat glippen,
zonder dat hij keeren zal.
Och! Hoe dun is dit getal,
dat zijn uren meet bij stippen,
Eer de doodt den draadt komt knippen
van hun leven onverwacht.
Meest verlooren, minst geacht.
Meer lezen over het boek 1960 -2020?
Hierbij een link naar de verzamelpagina van de deze blogreeks ‘Te boek ….. of niet te boek’.
Geef een reactie