Vanmorgen stond in de viering die werd uitgezonden vanuit de Catharinakerk het verhaal centraal van de ontmoeting van Jezus met de Samariataanse vrouw bij de put.
Over de inhoud van de viering zou ik moeiteloos een blog kunnen vullen, maar deze keer kies ik voor een zijweggetje.
Aan het begin van de viering zagen we onze voorganger Walter Meijles in een zelfopgenomen video bij het Julianaplein in Roden.
Hij stond bij het zogenaamde ‘Pomp-monument’, aangeboden door de inwoners van de Limburgse gemeente Velden.
In januari/februari 1945 werden inwoners van grensgemeenten in Limburg door de Duitsers onder dwang geëvacueerd naar de drie noordelijke provincies.
Walter vertelde vanmorgen dat die mensen het hele stuk waren komen lopen, maar dat was niet het geval: de eerste 11 kilometer hadden ze inderdaad moeten lopen, maar van vanaf daar werden ze met vee- en vrachtwagens vervoerd.
Over die gebeurtenissen heb ik twee interessante artikelen gevonden op internet:
– Een verhaal over de Limburgse evacuees naar Drenthe op de website Drenthe in de oorlog
– Het artikel Roden, monument op het Julianaplein op de website van Nationaal Comité 4&5 mei.
Wij hebben dit verhaal gehoord uit de mond van een Limburger die het zelf had meegemaakt.
Wij wonen vanaf 1989 in het huis aan de Boskamp waar vroeger Mans en Lammie Keun woonden.
In de oorlog stond op deze plek hun oude boerderij met landerijen er om heen. In 1950 verkochten ze een groot deel van hun land aan de gemeente en op het stukje dat ze zelf hielden bouwden ze in 1950 het huidige huis. Ze noemden het ‘Het Olle hof’, omdat het stond op de grond waar vroeger hun boomgaard was, hun ‘hof’.
Dat naambordje heeft tot 2011 op voorgevel van ons huis gezeten.
Op een zonnige zondagmorgen in de jaren ’90, wij zaten met ons gezin buiten koffie te drinken, werd er aangebeld.
Wildvreemde mensen, die schuchter vroegen of hier misschien de familie Keun woonde?
“Nee, maar die hebben hier wel gewoond; maar Mans en Lammie zijn inmiddels overleden. Kom eerst maar even binnen, we hebben koffie.”
Ze vertelden dat ze al een poosje voor het huis hadden gestaan en zich hadden afgevraagd of het wel het goede huis was.
We hadden het destijds al behoorlijk verbouwd: ramen eruit, erker uitgebouwd, garage eraan vast gemetseld en een groot achterhuis er aan gebouwd.
Het houten bordje ’t Olle Hof’ had de doorslag gegeven. “Dit moet het huis wel zijn, zo heette het toen ook….”
De man van het echtpaar had als kind bij Mans en Lammie in huis gewoond in de oorlog.
Dat was toen nog een boerderij en hij had het er fantastisch gehad; als kind beleef je de oorlog heel anders dan volwassenen, dat weet ik van mijn vader.
Na de oorlog hadden ze Mans en Lammie nog regelmatig opgezocht, ze waren ook nog een paar keer in het nieuwe huis geweest.
Ze wisten al dat Mans overleden was, maar de dood van Lammie hadden ze niet meegekregen, dat was in 1990 geweest.
Als ik langs ‘de pomp’ in Roden loop moet ik altijd even aan die vriendelijke Limburger denken die zulke goede herinneringen aan Drenthe had.
Weet je wat we trouwens vanmiddag tijdens ons dagelijkse ommetje zagen?
Rondom de Catharinakerk staan honderden krookjes!
Geplant door enthousiaste gemeenteleden tijdens de startzondag.
Wat een prachtig gezicht.
Het wordt lente mensen.
Geef een reactie