Woensdagavond zaten we met z’n zessen bij ons aan de keukentafel.
Oefenen met een ‘Af&Toe-kleinkoor’ voor de viering van zondag de 19e.
Twee bassen, twee sopranen, één tenor en één alt.
De andere alt had repetitieavond van haar eigen koor en de andere tenor, Jaap, kon niet zingen.
Die was namelijk aangevallen door een bijenvolk uit één van zijn kasten.
Jaap is imker. Hij is in 2019 al eens ‘Lezer van de maand’ geweest op deze website; toen schreef hij een mooi verhaal over het houden van bijen.
Wil je zijn bijdrage nog een keer lezen? Hierbij een link: Jaap Ruitenbeek.
Het was goed afgelopen.
De eerste dag had hij nog behoorlijk last (daarom zong hij ook niet mee), maar vrijdagmorgen belde ik hem en vertelde hij mij monter dat hij zondag zeker van de partij zou zijn.
Het oefenen ging goed, dus er was nog tijd om even bij te kletsen.
Het verhaal kwam op vooroordelen en aannames op voorhand.
Joop* vertelde een mooi verhaal, dat wil ik mijn lezers niet onthouden.
Het speelt in de tijd dat Joop bij de Nationale Reserve (NatRes) was, hij was toen een jaar of dertig.
In die tijd moest je kiezen tussen de BB en de NatRes, daar had hij voor gekozen.
Hij zou samen met twee collega’s, die ook uit het noorden kwamen, een medaille opgespeld krijgen van Prins Bernhard ter gelegenheid van het 25 jarig bestaan van de NatRes.
Ze stonden, behoorlijk gespannen, met hun geweer in presentatie, te wachten op de prins.
Toen die aan kwam lopen liet één van de mannen van de stress z’n geweer vallen, waarop z’n buurman opmerkte “Zwaor, hè?”
Joop: “Hou dan je gezicht maar eens in de plooi….”
Prins Bernard was op de hoogte van het feit dat hij voor drie noordelingen stond en vroeg: “Dus jullie komen uit de agrarische sector?”
Hij stond voor een boekhouder, een tandarts en een ingenieur.
Die prins Bernard.
Maar hij was zeker niet de enige die er zo over dacht.
Bevolkingsgroepen wegzetten in stereotypen is van alle tijden en is verweven in ons dagelijkse leven.
Een paar voorbeelden:
Blondjes zijn dom, Groningers zijn te eerlijk om aardig te zijn, Drenten zijn te aardig om eerlijk te zijn, Randstedelingen zijn schreeuwers en dringen voor, Fransen drinken wijn, hebben allemaal een alpinopet op en een stokbrood onder de arm, echte mannen breien niet, vrouwen zijn alleen maar geïnteresseerd in chocola en shoppen en mannen alleen maar in voetbal en sex en….. alle noordelingen zijn agrariërs.
Bewijs het tegendeel: laat je niet wegzetten.
* Joop was overigens ook al eens lezer van de maand, hierbij een link naar zijn verhaal uit 2019.
Willem
Vooroordelen, we hebben ze allemaal en gebruiken ze ook allemaal (wel eens). Maar een normaal denkend mens zal ze ook kennen van zichzelf en zal dientengevolge ze ook bij tijd en wijle even tegen het licht houden en dan opnieuw rangschikken. Maar toegegeven; over noordelingen en zuiderlingen lijken er meer te bestaan dan over westerlingen.
In 1966 kwam ik te werken in Arnhem bij een groot adviesbureau en verbazing en verwondering streden bij mij om voorrang toen me gevraagd werd of ik in een plaggenhut geboren / opgegroeid was. Drenthe was immers het land van veen, hei en plaggengutten. Het kostte me nogal wat moeite om ze duidelijk te maken dat de eerste plaggenhut die ik ooit gezien had in het openluchtmuseum in Arnhem stond en dat Midden-Drenthe bepaald niet voldeed aan wat in de schoolboekjes over Drenthe geschreven werd. En eerlijk gezegd; de tv-serie over Bartje, een aantal jaren later, heeft er ook niet aan bijgedragen om dat armoedige beeld over Drenthe te laten kantelen.
Ander voorbeeld; ik had een collega, een geboren en getogen Rotterdammer, getrouwd met een Sallandse, die een adoptie-dochter had die geboren was in Friesland. Het kind woonde al meer dan tien jaar bij hun, dus het karakter moest toch wel bekend zijn, maar toch presteerde hij het om haar een Friese stijfkop te noemen, terwijl uit zijn verhalen altijd een meegaand en gezeglijk kind ten tonele kwam. Dat karakter werd beaamd door andere collega’s die haar ook kenden. Maar alleen het feit dat ze in Friesland geboren was, maakte haar standaard tot een stijfkop/dwarsligger. Mijn raad om dan voor haar een vierkant bed te kopen, zodat ze ook ’s nachts dwars kon liggen, werd in eerste instantie niet begrepen als grap over een vooroordeel.
Maar als ik even teruuga naar mijn eigen kindertijd; de (Rooms-Katholieke) Brabander en Limburger werden ook afgeschilderd als bierdrinkende en losbollige feestnummers. TErwijl ik in Bruntinge nog nooit een RK-persoon gezien had en zelfs geen idee had wat het überhaupt was.
Maar het mooiste van mijn moerstaal vind ik nog altijd het tussen de regels door iets zeggen. Mijn buurman reageerde waak op verhalen van ‘Hollanders’ “Jong, wat hej dat schier zegd; het zul zomaor waor weden kunnen”. Zijn gesprekspartner had dan zelden door dat hem dan gezegd werd “Kerel wat bazel je toch”.
Misschien ligt daarin wel de grondslag voor het gezegde dat een Drent te aardig is om eerlijk te zijn.