Eind januari werd ik ziek; daardoor kon ik niet naar de begrafenis van een aangetrouwde neef.
Sommige dingen kun je niet inhalen, maar een condoleance-bezoek natuurlijk wel, dus ik sprak met mijn nicht af dat ik haar zou komen opzoeken.
Was ik naar die begrafenis geweest, dan had ik de plechtigheid meegemaakt, had veel handen geschud van mensen die ik niet goed ken en had ik tijdens de koffie waarschijnlijk bij een tante en wat neven gezeten.
Gistermiddag reed ik naar Sleen, want daar woont ze.
In 2022 was ze met haar man van hun grote huis in Erm verhuisd naar het dorp en daar is ze nu erg blij mee.
Trouwens: wat een mooi dorp!
“Wat woon je hier op een prachtige plek!” vertelde ik haar bij onze begroeting.
Het was fijn om uitgebreid bij te praten.
Ze vertelde over de laatste weken: de val, de heupfractuur, de operatie en hoe het daarna snel bergafwaarts ging.
Over het hospice waar hij maar een paar dagen was.
“Het is goed zo” zei ze “hij wilde zelf niet meer”.
Uitgebreid vertelde ze hoe goed de periode was verlopen na het overlijden, hoe waardevol het afscheid was geweest en dat de kinderen en kleinkinderen zo mooi hadden gesproken tijdens de plechtigheid.
Maar als het rumoer rondom de dood van je liefste is verstomd moet je wel weer verder.
Dapper mengt ze zich weer in haar sociale kringen: naar de kerk, naar koffiedrinken, naar het koor.
Dochter en zoon komen regelmatig, er is familie die naar haar omkijkt dus het gaat goed.
Tussen de regels door hoor ik het gemis.
De stilte.
De lange avonden.
Het lege huis.
Achteraf bezien is het helemaal niet zo verkeerd dat ik niet naar die begrafenis kon.
Nu werd zij niet in beslag genomen door anderen in de condoleance-drukte, was de hectiek rondom het overlijden voorbij en hadden we met z’n tweeën ruimschoots de tijd om het over de afgelopen periode te hebben.
Maar natuurlijk ook over haar kinderen en kleinkinderen.
Over onze familie en haar zusjes.
En over vroeger.
Nicht is zo’n tien jaar ouder dan ik; toen zij trouwde was ik 11, dus ik heb daar destijds niks van meegekregen.
“Hoe hebben jullie elkaar eigenlijk ontmoet?”
Ze begon helemaal te stralen en vertelde dat haar man eigenlijk verkering had met haar vriendin en zij had verkering met een gezamenlijke vriend. Ze zouden een avond met z’n vieren ergens oppassen, maar die vriend en die vriendin bleken het samen heel gezellig te hebben, waardoor nicht door Albertus met de woorden “Wij stapt op!” werd meegenomen achterop op zijn brommer. “Vieftien was ik…”.
En zo is het gekomen.
En toen was het al weer heel gezellig.
Fijn dat er dan veel goede herinneringen zijn die je samen kunt ophalen.
Geef een reactie