De titel van dit blog is een rare zin, die niet vaak wordt uitgesproken.
Die woorden werden zondagavond gezegd door Karel Stegeman, de cantor van onze cantorij.
Hij zei het tegen Erwin Wiersinga die achter het orgel zat in de Catharinakerk waar we bezig waren met de laatste inzingrepetitie voor de vesper waarin we zouden zingen.
Karel dirigeerde en sloeg de maat in vieren (1,2,3,4) maar dat moest in tweeën (1,2)
“Sorry! Ik versla me.”
“Dat kunnen niet veel mensen zeggen” fluisterde ik tegen collega-alt Ilse.

Jaaaa, ik zat weer op de achterste rij!
Een kwartaal heb ik niet mee kunnen doen met de cantorij, maar inmiddels heb ik weer wat repetities bijgewoond en mocht ik zondagavond weer meedoen.
De stem is al wel weer zoveel opgeknapt dat ik de altpartij mee kan zingen.
Ik kom nog steeds niet veel hoger dan een b en het volume laat wat mij betreft nog wel wat te wensen over, maar het is voldoende om ieder geval weer mee te kunnen doen.
Deze keer werkten we mee aan een vesper; dat is een gebedssamenkomst aan het einde van de dag.
We hadden de vesperliturgie ‘Tussen licht en donker’ van Sytse de Vries en Dirk Zwart ingestudeerd.

We stonden met ons koor op een andere plek in de Catharinakerk: we zaten ingeklemd tussen de twee pilaren tegenover de preekstoel.
Het is alleen al vermakelijk om de stoelendans te zien die ontstaat als we van onze gebruikelijke drie rijen naar vier rijen moeten.
Wie zit waar? De bassen werden verbannen naar de achterste rij, dus ik zat niet naast Klaas maar naast Pieternel.
Die zingt sopraan, dus dat is een heel andere beleving!
Klaas zat nu achter mij naast alt Betty, die er niet meer bij paste op rij drie…..
“Moet ik dan niet ruilen met Betty? Ik ben immers veel groter en sta nu voor de bassen.”
“Nee, jij moet naast Ilse.”
Einde discussie.
Bas Jaap had problemen bij het inzingen. Die vroeg halverwege aan mij: “Heb jij misschien een leesbril bij je?”
O, daarom hoorde ik hem bijna niet achter mij ….. toen zijn vrouw kwam om de kerkdienst bij te wonen had die een bril voor hem in haar tasje.
Het was een mooie, ingetogen viering.
Een veelzeggend avondgebed met aan het eind de gezongen zegenbede ‘God zal met je meegaan’ in wisselzang gezongen met de gemeente.

Vanavond op de repetitie moeten we het muziekstuk weer inleveren; als we het ooit weer gaan zingen staan mijn potloodaantekeningen er bij.
Naast woorden als ‘hier zachter’, ‘niet te sterk’ en ‘aanzwellen!’ staat ergens ‘voor geslacht ademhalen’. Zonder context is dat op zijn minst een vreemde zin. Verder staan er dingen als ‘niet rohots zingen’ en ‘denk deze noten stijgend’. Dat had te maken met Karels opmerking: “Mag ik een iets hogere concentratie als het over de juiste noten gaat?”
Wat hij bedoelt met deze eufemistische omschrijving moge duidelijk zijn.