Tegenwoordig ga ik zoveel mogelijk op de fiets naar mijn werk.
Ongeveer drie kwartier doe ik er over en het is eigenlijk altijd genieten.
Vroeger haalde ik nog wel eens een fietser in, maar tegenwoordig word ik zelf alleen nog ingehaald.
Natuurlijk: ook ik heb een e-bike, maar die staat altijd op standje 2.
Lichte ondersteuning, daarmee moet ik zelf ook nog iets doen,
Mijn kilometerstand komt meestal niet boven de 23 kilometer per uur uit en daarmee ben ik tegenwoordig een trage fietser.
Zelfs de schoolkinderen die in groepjes naar Groningen fietsen gaan harder dan ik.
Woensdagmorgen: om 07.45 uur word ik ingehaald door een moeder met een kindje achterop in zo’n hypermodern en superveilig fietsstoeltje.
Die van mij zaten vroeger in zo’n grote, rieten fietsmand die op de bagagedrager was geschroefd.
Oudste dochter zat dan daarin, haar zusje zat in een fietsstoeltje dat voorop mijn fietsstuur was bevestigd.
Dat ik dat toen durfde.
Of met één kind bij mij op de fiets en het andere kind fietsend op haar eigen fietsje naast mij, waarbij ik haar in de rug steunde.
Dat ik dat toen ook durfde.
Of, met drie dochters: jongste bij mij op de fiets en de andere twee snaterend en slingerend op hun eigen fietsjes naast, voor of achter mij.
Of ik dat durfde, daar dacht ik toen niet over na, daar herinner ik me tenminste niets meer van.
Wat ik me wel herinner is een naar ongeluk, waarbij Harriët die in haar fietsstoeltje bij mij achterop zat, met haar voetje tussen de spaken van mijn achterwiel kwam.
Verder ging het vervoer van de dochters op de fiets eigenlijk altijd wel goed.
En wat ik ook nog weet is de heerlijke communicatie met zo’n kleintje dat heel anders tegen de wereld aankijkt dan wij volwassenen.
“PAAT! HIHIHI”
“SAAP! BEH!”
Alle dieren die we onderweg tegenkwamen werden benoemd mét de bijbehorende geluiden.
“KAKKAK!”
Dat was één woord voor de ganzen gecombineerd met hun geluiden, die broedden aan de Drentse Hoofdvaart voor ons huis waar we in Smilde woonden.
In Smilde was het de gewoonte dat je iedereen groette en Frea deed daar al snel eigenwijs aan mee.
“MOI!”
Maar het mooist vond ik het warme kinderhoofdje dat zich tegen mijn rug aanvlijde en innig tevreden ”Mamma” zei.
Dat deed me altijd weer terugdenken aan mezelf bij mijn vader achterop de fiets.
Met een been aan elke kant van de bagagedrager, de voeten op steuntjes en mijn armen om zijn middel.
“Veilig achterop, bij vader op de fiets” zingt Paul van Vliet daarover; ik kan me het gevoel nog steeds voor de geest halen.
Maar achteraf was het helemaal niet veilig.
Wisten wij veel……
Al fietsend ben ik in gedachten al in Hoogersmilde, in Smilde en in Roden geweest vanmorgen.
De mevrouw van 07.45 uur is al niet eens meer in zicht.
De fiets voelt ineens heel ‘leeg’.
Trijnie
Hallo Ada, wat een herkenbaar stukje. Ook ik fietste zo met die fietsmand, één voorop, één achterop, kind op de eigen fiets etc. En toen ze alleen mochten ongerust zijn dat ze er nog niet aan kwamen . Elke tijd heeft natuurlijk ook zijn eigen veiligheid, er was veel minder verkeer en zo. Maar het was zo leuk om het te lezen.
Als ik nu hoor wat mijn kleinkinderen (in een stad) allemaal mogen dan griezel ik. We zullen maar rekenen dat ze er mee opgroeien. En maar goed dat oma alles niet ziet, ik zou het slechter doen in het verkeer daar denk ik.
Henk Kouwenberg
Laatst zag ik een vrouw, evenals jij destijds op haar fiets met kind voorop en kind naast zich TERWIJL ZE HAAR TELEFOON RAADPLEEGDE!!! Zo gaat het dus tegenwoordig 🙂 .