Het was maar één middag die ik doorbracht met neef Cor in en om Assen, maar ik kan er wel drie blogs over schrijven.
Een stukje stad, een hunebed en grafheuvels hadden we al gehad toen Cor mij in het stroomdalgebied van het Deurzerdiepje (tussen Assen en Rolde) over een vlonder meenam naar het zogenaamde ‘Poepenhemeltje’ ook wel ‘Het schansje van Van Galen’ genoemd.
Zonder vlonder zou je daar niet kunnen lopen; in dat stroomdalgebied is het zompig, moerassig en als het veel geregend heeft staat het onder water.
Bisschop Bernard van Galen (Bommen Berend) zou hier in 1672 overnacht hebben toen hij de stad Groningen belegerde.
Het schansje kreeg zijn bijnaam door de Duitse seizoenarbeiders (‘Poepen’), die in de schans een plek vonden om te overnachten in de 18e en 19e eeuw.
Het was halverwege de vorige eeuw aardig in verval geraakt (het was haast niet meer te herkennen in het landschap), maar in de jaren ’80 werd de schans gerestaureerd c.q. gereconstrueerd door Landschapsbeheer.
Het is daar trouwens prachtig.
Woon ik al mijn hele leven in Drenthe, was ik nog nooit in Deurze geweest.
Het is een piepklein gehuchtje tussen Assen en Rolde; het is al best wel oud.
Als nederzetting wordt het voor het eerst genoemd in 1259, toen heette het nog Durse.
Het bestaat uit een lint van boerderijen en het is onderdeel van het Nationaal beek- en esdorpenlandschap Drentsche Aa. Durse was nog veel kleiner dan het huidige dorp: eerst was het één boerderij met een watermolen met bijbehorende landbouwgrond.
De eerste eigenaar was de graaf van Bentheim, maar door een ruil hoorde het daarna bij het klooster Mariënkamp, dat naar aanleiding van de slag bij Ane verhuisde van Coevorden naar Assen.
Toen dat klooster in 1601 werd opgeheven had Deurze vier boerderijen. In 1832 was dat aantal gegroeid naar zeven en had het dorp een herberg.
Cor en ik sloten ons middagje uit af met een bezoek aan de boerderijwinkel van De Balloohoeve.
Thee met pepernoten.
En met de belofte dat Cor in het voorjaar van 2025 mij opnieuw uitnodigt voor een middag historie in zijn woonomgeving.
Ik kiek der al weer naor uut.
Hierbij een link naar de twee vorige blogs die ik schreef over deze dag.
2 november: Stadswandeling
28 november: ….. de asch van hem….
Willem
Waarom onze oosterburen in Drenthe en wijde omtrek ‘poepen’ genoemd worden weet ik nog steeds niet. In mijn schooltijd werd door de leraar Duits gezegd dat het een verwijzing was naar “die Puppe”, een pop dus, maar dat leek me een wel erg gemakkelijke verklaring , maar tijd om het verder uit te diepen ontbrak tijdens de les en en het raakte dus in het vergeetboek. Maar zo nu en dan komt het toch nog even weer boven. Ik houd me dus aanbevolen voor een zinnige verklaring van die bijnaam.
Bij Arnhem heb je het nationale sportcentrum Papendal en een amateurhistoricus had de herkomst van de naam Papendal getracht te achterhalen en kwam ook terecht bij rondreizende Westfaalse muzikanten in de 18e en 19e eeuw die in het dal overnachtten en daarom het Poependal genoemd werd Van ‘Poependal’ werd het in de loop van de tijd ‘Papendal’. Het lijkt mij ook tamelijk gezocht, maar zolang ik geen betere verklaring ken, houd ik het hierbij.
Tijdens het schrijven hiervan kwam de gedachte bij me op of de eigennaam Poepjes ook iets met de bijnaam voor onze oosterburen te maken heeft, of dat het een reactie was op ‘die gekkigheid van Napoleon’ dat iedereen een achternaam moest hebben. Namen als Kroeskop, Naaktgeboren, Pielkenrood zijn daar voorbeelden van. Meppel heeft lange tijd een garagebedrijf gekend van de familie Kroeskop. Die voorouder leek het waarschijnlijk wel geinig om zo’n naam te hebben, of was het al zijn bijnaam? Wie het weet mag het zeggen.