Op 1 november was ik door neef Cor uitgenodigd voor een middagje geschiedenis.
We begonnen met een stadswandeling in en rond Assen.
Daarna nam Cor mij mee naar een hunebed dat ik nog niet had gezien: D16 dat ten noordwesten van het dorp Balloo ligt. Je kunt er alleen komen via zandwegen.
Het ligt op de Ballooër-es, aan de rand van het natuurgebied Kampsheide.
Het is één van de grootste hunebedden: bijna 16 meter lang en bijna 4 meter breed.
In de buurt van dit hunebed is een nederzetting van de Trechterbekercultuur gevonden.
De dingen die zijn gevonden zijn te zien in het Drents museum.
Verder vond men daar celtic fields en er zijn ook diverse grafheuvels.
Die heuvels ontstonden na de hunebedperiode doordat de as van de doden in een kringgreppel en later (vanaf de 6e of 5e eeuw v.Chr.) in een vierkante greppel werd gedeponeerd. Over de crematieresten werd een lage plaggenheuvel opgeworpen, een brandheuvel. Deze liggen vaak in groepjes bijeen, zoals bij 38 grafheuvels van het Tumulibos bij Ballo-Rolde nog te zien is. De grafheuvels dateren uit de Nieuwe Steentijd, Bronstijd en IJzertijd.
Cor en ik liepen er langs, maakten wat foto’s en bekeken het informatiebord dat ons alles vertelde over dit tumuli-bos.
Daarop stond een mooi gedicht ‘Het tumulibos bij Assen’, geschreven door L. Koops.
Vond ik mooi. Mijmeringen van een mens uit de 20e eeuw bij eeuwenoude grafheuvels.
Je vindt het hieronder; let vooral op de laatste regels.
Geen pracht en praal, geen marmersteen
geen keur van bloemen om U heen
geen opschrift met Uw roem en lof
geen rustplaats in een weidschen hof
een nietig hoopje hei en aarde
is alles wat de tijd U spaarde.
En berk en den en gouden brem
staan zwijgend aan Uw zij
en stormwind zingt op het oude graf
het lied dat eens u vreugde gaf:
het lied van Drenthe’s hei.
Waar leefdet Gij? Hoe en wanneer?
Voor hoeveel duizend jaar?
Hoe stierft Ge? Strijdend of in vree?
Wie droeg U naar Uw laatste stee?
Wie maakte Uw heuvel klaar?
Geen antwoord klinkt, doch heiwind zingt.Doch zeker weten wij: Gij leefdet eens op Drentschen grond
en zwierft in ’t oude Drenthe rond
en vondt Uw graf op de hei.
Slaapt rustig voort, door niets gestoord
en zullen eeuwen gaan, gij kleine hoopjes aarde
vervallen, zonder waarde, zult onberoerd hier staan.
Geen ploeg zal U ooit schenden, geen spa zij hier gebracht
Wij willen u bewaren voor ’t verre nageslacht
omdat wij eerbied voelen voor ’t graf dat hier omvat
de asch van hem die Drenthe het eerst heeft liefgehad.
Alice Fokkema
Het op deze oude wijze je dierbaren ter ruste te leggen , raakt in deze tijd ook weer meer in zwang.
Je bent echt liefhebber van de Drentse geschiedenis hé Ada.
mooi zoals je ’t beschrijft.
Willem
Wat een lyrisch gedicht van Lubertus Koops. Heb de man even opgezocht in de Encyclopedie van Drenthe en zag dat hij ‘een Drent in de vrömde’ was en voelde meteen een beetje verwantschap met hem, ondanks dat hij al stierf voordat ik geboren ben; hij was van de generatie van mijn opa.
Wat dat slot van zijn vers aangaat; Ik behoor ook tot de mensen die Drenthe liefhebben, maar onze voorouders hadden er weinig moeite mee om de eeuwige grafrust te schenden. Ter verdediging: waarschijnlijk hadden ze er zelfs geen weet van dat die ‘grote stienbulten’ graven waren, maar toen er steeds meer rijtuigen kwamen en de behoefte aan verharde wegen steeds groter werd, nam de behoefte aan steenslag navenant toe. Het bereikte een hoogtepunt toen ene Mc Adam het geteerde wegdek introduceerde, bekend geworden als macadamweg. Voor veel Drentse landarbeiders werd het ’s winters een bijverdienste, -of moeten we zeggen een vorm van overleving-, om ‘die grote stienklompen in gruzelementen te houwen’ en als steenslag te verkopen; hard werk voor weinig geld. Het is bekend dat een aantal hunebedden dat lot heeft ondergaan.
Gelukkig weten we nu beter.