In de lezing van vanmorgen stellen de Sadduceeën een vraag aan Jezus. “Van wie zal een vrouw die meermalen getrouwd is geweest na de opstanding de echtgenote zijn?”
In de vraag wordt zelfs gesproken over zeven broers die allemaal met die vrouw getrouwd zijn geweest. Die vraag was bedoeld om de opstanding belachelijk te maken en Jezus voor schut te zetten.
Jezus zegt: “Wanneer mensen uit de dood opstaan trouwen ze niet en worden ze niet uitgehuwelijkt, maar zijn ze als engelen in de hemel.”
Het antwoord op de vraag is dus ‘Van niemand. Het gaat immers niet om eigendom en bezit, maar om ‘zijn en delen’.

De achterliggende gedachte van de overdenking van vanmorgen was ‘laat het los’.
Hou niet krampachtig vast aan wat er was (kinderen, ouders, werk of waar je dan ook maar aan vast zit) maar laat het los, dan komt er ruimte voor iets anders; leven heeft veel verschillende verschijningsvormen. Aan het begin van zijn verhaal liet voorganger Sybrand van Dijk ons verschillende zaden zien, die allemaal heel andere omstandigheden nodig hadden om te kunnen ontkiemen. Het ene moest onder de grond, het andere moest in de zon, weer een ander moest wellen in water, maar alle zaadjes ontkiemden tot een plantje of een bloem. Op hun eigen manier.
Zonder hulp van mensen: het enige wat mensen moeten doen met zaadjes is zaaien en vervolgens loslaten. En niet ondertussen het zaadje opgraven om te kijken of er al worteltjes aankomen.

Het zingen ging vanmorgen wat stroef.
We zongen nogal wat onbekende liederen die heel goed bij het thema pasten, maar als je zo zit te hannesen met noten en woorden besef je niet goed wat je zingt.
‘Mijn leven is een splinter aan de tijd’ bijvoorbeeld, lied 847.
Die tekst deed me door de woorden ‘stofje van de eeuwigheid’ denken aan het liedje ‘En toch…’ van Elly & Rikkert Zuiderveld.
‘De wereld in Gods hand is als een zeepbel, Hij zou zo kunnen knijpen als Hij wou, de mensen zijn een stofje aan de weegschaal, hij zou zo kunnen blazen als hij wou….’
Luister maar eens: En toch.
Met dat liedje in mijn hoofd lukte meezingen al helemaal niet meer.

Het laatste lied was heel bekend, dat wil zeggen: de melodie.
We zongen lied 793 ‘Bron van liefde, licht en leven’, op de wijs van ‘Wat de toekomst brengen moge’.
De tekst is geschreven door André Troost
Het lied beschrijft God als een bron van liefde, licht en leven en in drie coupletten zing je elkaar als gemeente deze troostvolle woorden toe.
We zongen het ook al eens tijdens een begrafenis; daar moest ik vanmorgen aan denken bij het tweede couplet.
Toen lukte zingen even niet meer zo goed.

Bron van liefde, licht en leven, zon die hartverwarmend schijnt,
woord van hogerhand gegeven, trouw en teder tot het eind – 
al zou ons een vijand haten, al gaat zelfs de liefste heen,
liefde zal ons nooit verlaten, Gij laat ons geen dag alleen.