een alternatief voor 'de waan van de dag'

Categorie: Alledag Pagina 12 van 262

21 mei: Sporen van Wim.

Een week geleden ontdekte ik de podcast ‘Sporen van Sonneveld’.
Dit staat er over op de website van Radio 5:

Jacques Klöters en Carolien Borgers onderzoeken hoe het werk van zanger en cabaretier Wim Sonneveld precies 50 jaar nadat hij overleed aan een hartaanval, nog leeft. Ze spreken grote artiesten en collega’s van toen, zoals Gerard Cox, Freek de Jonge, Barrie Stevens, Karin Bloemen, Tony Neef, Alex Klaassen en Kiki Schippers, maar ook opkomende talenten als Valentina Töth en Siawaash Cyrroes. Ook praten ze met journalisten, theaterdocenten en -studenten over hoe het oeuvre van een van Nederlands grootste artiesten de tand des tijds heeft doorstaan.

Toen Sonneveld overleed in 1974 was ik 13.
Ik kende hem van ‘Ja Zuster, nee zuster’ en van de conferences die mijn vader had opgenomen op zijn bandrecorder.
Over ‘de kroketten’.
Van typetjes zoals de man wiens dochtertje net is getrouwd die vertelt over de jongens die de bruidegom voorgingen: “Ik haalde de kwal binnen alsof het Sinterklaas is” en “Ene Harry. Ik droom nog wel eens van hem als ik zwaar getafeld heb.”
De Tea-room-tango; ‘J’ hebt me belazerd. J’ hebt me bedonderd.’
Het vileine ‘Liefeling..!’ met de zin ‘Spijt dat ik niet heb geluisterd naar me broers die toen al zeie, man, je ken veel beter trouwe met een vrachtauto vol keie….!”
En de spreekstalmeester: “Hup, weer zo’n krentenmik achter de rhodondendrons!”
En niet te vergeten de blijmoedige Frater Venantius: “….en een dubbele jenever in een koppie!”
Woordelijk kan ik de teksten meepraten/meezingen, zo vaak heb ik het vroeger gehoord.

De podcast neemt me mee terug in de tijd; je hoort hoe Sonneveld begon als artiest, over de mensen waar hij mee op het toneel stond.
Maar ook over zijn tekstschrijvers en zijn eerst one-man-show in navolging van Toon Hermans.
Liedjes, sketches, conferences, van alles komt voorbij en daarbij hoor je veel achtergrondverhalen.
En natuurlijk hoor je ook over het geheim dat eigenlijk iedereen kende: dat hij homoseksueel was, maar in die tijd kon je daar nog niet openlijk voor uitkomen.
Nadat Sonneveld was overleden kwamen artiesten als Robert Long en Jos Brink, die dat wel openbaar durfden te maken en daar zelfs over zongen.
50 jaar geleden: wat een andere tijd.

Wat een oeuvre heeft Wim Sonneveld nagelaten.
Genoten heb ik van de 6 afleveringen die online staan.
Wil je deze podcast ook beluisteren?
Hierbij een link naar het artikel daarover op de website van Radio 5. Van daaruit kun je alle afleveringen beluisteren.

Reageren

20 mei: Dat ga je niet redden.

Eerste Pinksterdag werkte onze cantorij mee aan de feestelijke viering van de PKN-gemeente.  Toen we vier repetities geleden de muziek kregen voor deze dienst vertelde cantor Karel het verhaal van een (klein)  trauma uit zijn jeugd.  “Mijn vader was kerkorganist. Het lied ‘Geest van hierboven’was  in onze gemeente echt een tophit en werd dan ook enthousiast door de mensen meegezongen.  Maar volgens mijn vaders overtuiging veel te langzaam! Maar het lukte hem niet om de gemeente mee te krijgen.” Tot grote frustratie van vader én Karel die op de repetitie even voordeed hoe dat dan klonk. Het was ons al direct duidelijk dat wij het niet zo mochten zingen.

“Voor dit lied is de melodie gebruikt van een Italiaanse dans en dat moet lichtvoetig gezongen worden. Zo’n trage en bombastische uitvoering doet gewoon afbreuk aan de tekst.”

Toen we op die eerste repetitie  het overbekende lied zongen op het tempo van Karel waren we geschokt.  Jelle meende het dan ook zeker te weten: “Dit gaat je niet lukken met de goegemeente…. ” Maar Karel was niet van plan om zijn missie op te geven: dat kleine trauma uit zijn jeugd ging hij rechtzetten.

Zondagmorgen voor de kerkdienst zongen we alles nog even door met organist Erwin Wiersinga. Na één couplet Geest van hierboven à la Karel hing Erwin over de leuning van het orgelbalkon. “Dit ga je niet redden met de gemeente” en hij verhaalde over de ettelijke pogingen die hij in het verleden had gedaan om de mensen sneller te laten zingen. Maar  Karel liet zich niet uit het veld slaan. “Ja, maar dat was zonder dirigent” pareerde hij vol zelfvertrouwen.

De cantorij zong het eerste couplet alleen. Lichtvoetig en in het tempo van een Italiaanse dans. Voor het tweede couplet draaide Karel zich om naar de gemeente, dirigeerde strak en gaf duidelijk zijn tempo aan.  En het lukte!  Vanaf de achterste rij zagen we onze cantor glimmen van trots.
‘Hij glöm as een Duutser met zeuven braodworsten’. *

Na het lied was het nog even onrustig in de kerk, het was kennelijk een bijzondere ervaring geweest.  Dominee Sybrand van Dijk vertelde daarna over de Italiaanse dans. Dat wij Nederlanders altijd dansen met stenen in onze zakken……maar het zingen was toch maar mooi gelukt!

Karel is vanaf het moment dat hij voor ons koor staat enorm gegroeid in zijn rol als dirigent. Daar hebben wij als koor baat bij,  maar ook onze PKN-gemeente heeft er voordeel van.  Koesteren die man, die zelfs aan een trauma nog een positieve draai weet te geven.

*Uitdrukking van de Drentse auteur Anne Doornbos

Reageren

19 mei: Een hemmel meinse.

“Mien moe, hè, dat was toch zu’n hemmel meinse!”
Dit is een tekst van Roel Reijntjes, ooit uutspreuken in een column op de radio.
Dat is Nedersaksisch veur: de moeder van Roel was barre schoon en netties.
Een opgeruumd huus en altied an ’t boenen en poetsen.

Mien moe was ok zu’n meinse.
Dat haar ze leerd van heur moe, vrouw Boelen.
In Emmerkepas, waor mien moe opgruide, stun mien oma bekend as ‘zo schoon as sukker’.
“Bij vrouw Boelen ku’j van de vloer eten” haar de bakker ooit ies zegt en daor was oma trots op.
De dochters (mien moe en heur vier zusters) deuden heur uuterste best um de goede naam van oma op het gebied van het huusholden hoog te holden. A’j ‘een Boelentje‘ bint dan he’j de boel der altied nuver  bijliggen en dan vin ie der ok wat van as een aander dat niet hef.

Ik ben niet zu’n meinse.
Waarschijnlijk heb ik de mieste genen van de kaante van mien va. Oma Vrieswijk deu heur huusholden netuurlijk wel, maor zat ok graag te handwarken. Was ze an ’t stofzoegen en kwam der vollek, dan was ze bliede dat ze het ding an de kaante kun zetten: “Gezellig ja! Kom der in. Ik zet thee.”
Mien moe hef het mij wel leerd, heur.
As klein wichie mus ik al de plinten ofstoffen en theedoeken strieken.
Maor oma Vrieswijk leerde mij haoken, borduren en breien en dat vun ik veul aangenamer as huusholdelijke klussen.
“Het zit der gewoon niet in.”
Dat zee mien moe over mij. Ik was gien Boelentje en ze haar geliek.

Toen Gerard en ik trouwden zag ze het dan ok somber in.
Maor het kwam netuurlijk wel goed; dat ik niet van het huusholden hol, wil niet zeggen da ‘k het niet doe.
Allent niet zo vake as mien moe.
Niet alle weken de ramen wassen.
Niet alle dagen stoffen, zoegen en vegen.
En nee, bij mij moe’j niet van de vloer eten, maor ik doe de dinge die neudig bint met regelmaot en verder bin ik mening da’j in een huus best mucht zien dat der leefd wordt.

Veurige weke deuden Gerard en ik de ramen rondom het huus.
Gerard begunt dan, giet met de waterslange rond en nemp ok geliek ‘boven’ eem met en ik gao der achteran met een emmer, een spons en een trekkertie. Wij können wel zien waor we bleven waren. Ik zee tegen Gerard: “Mien moe zul zeggen: “De jirre leup der of!”

Mien moe is der al lange niet meer, in 2017 kwam ze uut de tied.
Ze komp niet meer met heur Boelentjes-ogen bij oons in huus.
Ogen die speurend deur mien kaomer gaot en een spinnekop ziet.
Die in mien keukenkassies kiekt en rommel ontdekt.
Die ziet dat de raomen neudig wast moet worden.
Het gef ok een soort rust; an die Boelentjes-standaard kön ik nooit voldoen.
Nou is het gevuul van ‘op het gebied van huusholden tekörtschieten’ ok weg.

Reageren

18 mei: Dat gaat naar Den Bosch toe (7) – Stadswandeling voor provincialen.

Een weekendje oude stad.
Als je van geschiedenis houdt kun je er in Den Bosch wel in verdrinken.
En als je wilt kun je naar meerdere musea, een stadwandeling met gids plannen, je in de hop-on-hop-off-bus laten bijpraten door historisch onderlegde vrijwilligers, een rondleiding krijgen door de Sint Jans kathedraal en een historische boottocht maken.
Dat zou allemaal kunnen.
Goed idee, hebben we niet gedaan.

De gerestaureerde waterpoort

De boottocht over de Binnendieze vrijdagavond was het enige waar een gids bij was, voor het overige hebben we de stad op eigen houtje verkend. In ons eigen tempo, aan de hand van de stadswandeling die werd beschreven in de folder ‘Dagje ’s Hertogenbosch, een wandeling van A naar Z’; een route van 4.2 kilometer, waar we de hele dag over gedaan hebben.
Als er geen gids met je meeloopt, moet je zelf de weg vinden: soms met Google Maps, speurend naar de goede route, turend op het stadsplattegrondje en soms een beetje van de route afwijkend.

de kloostertuin

Maar zonder gids ben je ook vrijer: nu glipten we bijvoorbeeld de kloostertuin van stadspark Mariënburg binnen en bekeken wat bijzondere bomen/struiken die daar stonden. Wat wij niet wisten: die tuin hoorde bij een instelling waarvan de bewoners zich zonder toezicht niet buiten de hekken mochten begeven. Toen we er weer uit wilden stonden wij omstandig aan het hek te rammelen; gelukkig liep er een medewerker te telefoneren die ons zag staan: “Ik zal u er wel even uitlaten……”

Voelden wij ons toen al wat opgelaten, even later waren we toch écht wel provinciaaltjes in de grote stad.
Toen we uit de Sint Jan kwamen hadden we dorst.
“Ik haal even een flesje cola bij dat kioskje daar” zei Gerard.
Even later kwam hij weer aanlopen, maar zonder flesjes.
“Ik vroeg of ze cola hadden, toen moest ik mijn ID laten zien” vertelde hij.
“Voor een beetje drinken?” was zijn vraag geweest, maar toen bleek dat het een coffee-shop was.
🙂

Wát een sfeertje trouwens in die stad dat weekend.
Op zaterdag is er altijd markt in de binnenstad en er waren horden mensen op de been.
De grote winkelstraat, de Hinthamerstraat waar ook de Sint Jan aan ligt, is voor een groot gedeelte autoluw, maar dat betekent niet dat je niet uit hoeft te kijken. Met met ogen op de stadsplattegrond zat ik bijna onder zo’n hippe bakfiets. En de e-bikes, fat-bikes en scooters komen met een behoorlijke snelheid voorbij, je moet echt wel uitkijken waar je loopt.
Ook na 18.00 uur was het erg rumoerig in de stad: overvolle terrassen vol kakelende, lachende en proostende mensen.

Dit is het laatste deel van de blogserie over Den Bosch.
Deze twee noordelingen hebben zich een weekend ondergedompeld in zuidelijke sferen en hebben zich prima vermaakt.
Maar zondagmiddag, op de terugweg, streken we neer op het terras aan het meer bij Casa Grada in Westerbork; dat was niet verhuurd.
Zon (24 graden!), een luie stoel en een goed boek.
Oost (lees zuid) west, thuis  (lees Drenthe) best.

Benieuwd naar onze andere avonturen in ’s Hertogenbosch?
Hierbij een link naar deel 1, onderaan dat blog vind je een overzicht.

Reageren

16 mei: Ieberenplas

Op de fiets de omgeving van Westerbork verkennen doen we graag.
In Casa Grada lag een foldertje dat Duitse gasten hadden achtergelaten: daar zat een kaartje in met fietsknooppunten.
We stippelden een route uit waarbij we door Schoonloo en Elp kwamen.
Met prachtig zomerweer met temperaturen ruim boven de 20 graden fietsen we door de Drentse bossen.
Voordat we in Schoonloo waren fietsten we langs een klein meertje midden in het bos.
“Hier wil ik wel even van de fiets af!” riep ik en even later zaten we met ons blikje drinken te genieten van de zomerse sferen rondom de Ieberenplas.

We hadden onze dochters er wel eens over gehoord; zij doen jaarlijks mee aan ‘Buitenkunst‘ op het Uteringskamp van Staatsbosbeheer (meer info? zie >>>) bij Elp en gaan daar dan wel eens zwemmen.
“Wat zou dit zijn? Een overblijfsel van zandwinning voor een snelweg?”

Foto: Staatsbosbeheer

Het informatiebord gaf maar weinig informatie, maar op internet vond ik wat ik wilde weten over het meertje.
Het ligt in de boswachterij Grolloo tussen de dorpen Schoonloo en Elp. Sinds de jaren ’60 wordt het al gebruikt als zwemvijver/recreatieplas; er is een zandstrandje en het meer is niet meer dan 2 meter diep. Je kunt er picknicken, er zijn wc’s en in de zomer is er een kioskje met een terras voor ijsjes, drinken en versnaperingen.
Het beheer van het meertje is in handen van Staatbosbeheer. Om de waterkwaliteit te garanderen wordt de plas één keer in de twee jaar leeggepompt. Leuk detail: op de bodem ligt meestal geen afval van recreanten, maar wel dode takken en naalden van bomen.

Maar waarom heet het Ieberenplas? Heeft het iets met beren te maken?
Nee.
‘Iebeern’ is de Drentse naam van de kraaiheide.
De naam is een verbastering van hietberen: (hiet = heide en beren = bes).
Heidebessen dus.

Wat mooi was het daar.
Op ons plekje in de schaduw aan de rand van het meer genoten we van de aanblik van spelende kindjes en waakzame papa’s en mama’s.
Daar kan ik wel uren naar kijken.
Gerard niet, die wordt dan altijd wat onrustig.
Is flauw dat hij geen zwembroek bij zich heeft, wandelt eens naar het water en als het drinken op is dan wordt de fiets weer van het slot gehaald.
“Zullen we weer?”
Op naar Schoonloo en Elp.

Reageren

15 mei: Zondagsrust.

De zondag was vroeger bij ons thuis een bijzondere dag.
Mijn vader zei daarover: “De zondag is een rustdag. Dat hoort een fijne dag te zijn, waarop je mag uitrusten van de drukte van de week daarvoor.”’
Daar hoorde zijn inziens in de ochtend een kerkdienst bij, maar voor de rest was het een gezinsdag.
Wij mochten van alles wel wat hij zelf vroeger op zondag absoluut niet mocht: fietsen, zwemmen, schaatsen en iets kopen.

Zondag was de dag van spelletjes doen (scrabble, klaverjassen, sjoelen, monopoly), puzzelen, lezen, wandelen, fietsen, maar ook de dag van familiebezoek.
Gezellig, want die familie had ook kinderen; we speelden samen en kregen een glaasje fris en een bakje chips.
Mijn moeder, die anders vaak druk was met huishoudelijke klussen en de tuin, had op zondag ook een rustdag.
Een groot deel van de Nederlandse bevolking hield de zondagsrust in ere, mede omdat de maatschappij daarop ingericht was.
Op zondag kon je vroeger niet naar de winkel, want die was niet open, ook in de steden niet.

Wat is er wat dat betreft veel veranderd.
Veel mensen hebben wel verschil tussen werkdagen en vrije dagen, maar de zondag heeft daarin haar bijzondere positie verloren.
We wonen en werken in een 24-uurs economie en de zondag is een tweede zaterdag geworden.
In mijn eigen leven probeer ik de zondag in ere te houden.
In Genesis 2 lezen we dat God hemel en aarde schept in zes dagen en de 7e dag neemt God voor zichzelf. Hij heiligt die dag, oftewel Hij wijdt die dag aan zichzelf; hij geniet van zijn schepping.

We moeten de hele week al zo veel.
Werken, huishouden, sociale verplichtingen.
Zondag is voor mij ‘geniet-dag’; daar hoort in mijn beleving ook een kerkdienst bij voor bezinning en meditatie.
En verder Ruhe im Zelt.
Meestal eten we soep met een broodje en een bakje met een restje van iets uit de diepvries.
Geen huishoudelijke klussen, maar borduren, podcast luisteren, stukje fietsen of wandelen.
En ’s avonds een spelletje aan de keukentafel, afgesloten met een afzakkertje en een ‘vooruitblik op de week’.
Wat staat er in onze agenda’s?
Wat moeten we doen aan voorbereidingen?
Wat gaan we eten?

Maandagmorgen gaat om 06.25 uur de wekker.
Na zo’n geniet-dag kun je er weer helemaal tegen.

Reageren

14 mei: Net als bij de eendjes.

Hemelvaartsdag is al meer dan 40 jaar vriendendag.
Maar dit jaar was dat ook de verjaardag van Nelly, die zei: “Dan wil ik mijn verjaardag graag met mijn gezin en familie vieren. Kunnen we iets anders verzinnen voor de vriendendag?”
Zeker. Dit jaar waren wij aan de beurt om de vriendendag te organiseren en wij hadden Casa Grada het hele hemelvaartsweekend voor onszelf geblokt; we nodigden hen uit voor ’24 uur in Westerbork’.
Toen de drie stellen zaterdagmiddag arriveerden liepen ze met hun bagage naar boven om een kamer in gebruik te nemen.
“Voelt net als vroeger met het kampeerweekend!” merkte iemand op.

Dit jaar is het 44 jaar geleden dat we de eerste vriendendag beleefden; ieder jaar is het weer een feestje.
We troffen het ontzettend met het weer: we hebben amper binnen gezeten.
Van de 24 uur zaten we er 3 bij Restaurant ‘de Ar’ in Westerbork.
Het probleem ‘Wat doen we met het songfestival’ (lees: wie wil dat zien, wie niet en wat doen we dan) was opgelost voor we het ter discussie konden stellen. Joost mocht niet meedoen en wij keken niet.
We zaten rond middernacht met z’n zessen op het terras aan het water; twee dames waren toen al niet meer wakker.
Gerard had die middag nog een streng zonne-energielampionnetjes opgehaald uit Beilen want dat vind ik altijd zo leuk.
Johan vond dat helemaal niet bij ons passen. “Ik vind het zo camping-achtig.”
Maar we hoefden van Johan geen toestemming te vragen, dus de lampionnetjes blijven hangen.
We deden kaarsjes aan en wachtten geduldig op het noorderlicht, dat zich niet aan ons liet zien.
Jan dacht een foto gemaakt te hebben waar het op te zien was, maar dat waren de sterke straatlantarens achter ons huis.
(zien Instagram voor die foto)

Zondagmorgen druppelde het terras langzaam vol: de laatste rolde om rond half elf uit bed.
Tijdens de brunch was het een drukte van belang. Met z’n achten aan de lange tafel in de woonkeuken moet er van alles van links naar rechts worden doorgegeven, voorzien van een scala aan op- en aanmerkingen.

Zondagmiddag wilde ik wel een spelletje doen.
Waar bij ons gezin en in de familie Waninge de kaarten al op tafel liggen bij zo’n vraag bleef het onder vrienden even stil.
“Ik ben blij dat ik even niks hoef.”
“Pokeren? Niks voor mij.”
“Laat mij maar even.”
“Klaverjassen….? O, dat heb ik al zo lang niet meer gedaan…”
Alsof je dat ooit verleert.
Lang verhaal kort: ook deze keer bleef ‘Monopoly Assen’ in de doos en ik ging blijmoedig verder met mijn haakwerkje.

“Zie je wel? Bij eendjes zwemt het mannetje ook voorop, het vrouwtje volgt gedwee” merkte één van de mannen op.
Tien seconden later zwom het vrouwtje voorop.
“HA! KIJK!” riep Sinet “Zie je wel? Het mannetje denkt dat ie de leiding heeft, maar het vrouwtje neemt het over!”

24 uur met vrienden.
Dan heb je helemaal geen spelletjes nodig.

Ken je die mop van dat stel vrienden dat op zondag 12 mei om 19.00 uur met een luchtballon zouden opstijgen?
Ze gingen niet.
Voor de vierde keer al niet.

Reageren

13 mei: Dat is zeker joen dochter.

Op Hemelvaartdag stond ik ’s morgens om 10.15 u op de parkeerplaats van vakantiepark ‘het Timmerholt’.
Wij waren het hemelvaartsweekend in Casa Grada en hadden tante Trijn uitgenodigd voor een dagje Westerbork.
Ze werd met een taxi gebracht en ze had rond 10 uur laten weten dat ze in aantocht was.
Toen ze uitstapte en mij begroette zei haar medepassagier achter haar: “Dat is zeker joen dochter.”
“Bijna” was tante’s antwoord.
Voor ons was de opmerking van die mevrouw een compliment.
Want ik ben dan niet haar dochter, je kunt goed zien dat we familie zijn en we houden veel van elkaar.

1962

Het deed ons denken aan mijn kindertijd, toen tante Trijn wel eens met mij ging reizen in de bus of de trein.
Wij schelen 15 jaar, toen dus ik 3 was, was zij achttien.
‘De mensen’ vonden toen nog overal wat van, dus zo’n jong meisje met een kind, dat was niet zoals het hoorde.
“Ik was altijd blij als jij tante Trijnie tegen mij zei, dan was tenminste duidelijk dat ik niet jouw moeder was” zei ze daar later over.

We hadden een heerlijke dag met z’n drieën. Alle tijd om uitgebreid bij te praten over van alles en nog wat, een hapje en een drankje op zijn tijd en lekker weer. Na het eten (lekker buiten grillen) brachten we haar weer naar Klazienaveen, maar we maakten een omweg over Erica.
Daar waren we uitgenodigd door Martijn om zijn vernieuwde bedrijf te komen bekijken.
Martijn is voor tante Trijn haar derde zoon, maar er is geen bloedband.
Hij is vriend van de familie, bevriend met mijn neven Paul en Adriaan en bonus-zoon van ome Wim en tante Trijn.
Martijn heeft een bouwbedrijf* en had een nieuw kantoor gerealiseerd, dat wilde hij graag laten zien.
Gerard heeft natuurlijk ook een achtergrond in de bouw en was zeer geïnteresseerd.
Wát leuk, even zo’n kijkje achter de schermen.

Een bonus-zoon en een bijna-dochter met drie bonus-kleinkinderen.
In maart dronken we koffie met haar schoon-schoonzus en in juni staat er weer een dagje uit gepland met de Royaltygezusters: familie is voor tante Trijn een ruim begrip.

* Hierbij een link naar het bedrijf van Martijn: Bouwbedrijf Bekman 

Reageren

11 mei: Een begrafenis.

“Jij hebt best wel vaak een begrafenis.”
Dat zei één van mijn collega’s toen ik vrij nam voor de afscheidsplechtigheid van Wim afgelopen woensdag.
Niet dat die vrije dag een probleem was, hoor; ik heb nog dagen genoeg en het was niet heel druk op het werk.
Ze wenste mij sterkte bij ‘alweer zo’n verdrietige bijeenkomst’.

Als je mijn blog volgt, lees je regelmatig iets over iemand waar we afscheid van moesten nemen.
Wij hebben een groot sociaal netwerk, dus dan is er sowieso meer kans dat er iemand in je omgeving overlijdt.
En als je zelf ouder wordt, worden de mensen die jou omringen ook ouder, zodat je vaker aan een graf staat dan drieëntwintig jaar geleden. Want zoveel schelen de bovenstaande collega en ik in leeftijd.
Verder maakt het nogal wat uit hoe dicht je betrokken was bij de overledene.
Iemand van het koor staat verder van je af dan een zwager.

Begrafenissen zijn tegenwoordig niet meer zoals vroeger.
Tussen het overlijden van mijn ouders zat 9 jaar en bij het afscheid van mijn moeder in 2017 ging het al heel anders dan in 2008.
Bij het afscheid van Wim was er een informele condoleance; dat hadden wij nog niet vaak meegemaakt.
De uitvaartleider vertelde dat er na de afscheidsplechtigheid in de hal van Op de Helte gelegenheid was om te condoleren.
De familie zou niet in een rij staan, maar zou zelf naar de gasten toekomen om hen de hand te schudden.
“Het kan zijn dat u dan niet in de gelegenheid komt om te de familie te condoleren; dan bent u van harte welkom op een later moment bij hen thuis.”
Er was koffie/thee en er waren broodjes. Gerard en ik spraken met deze en gene en kregen ook de gelegenheid om even met Gré te praten.
We zagen hun kinderen (die wij niet persoonlijk kennen) de tijd nemen voor hun eigen vrienden en hun neven en nichten.
Na een uur werd er een rouwstoet gevormd en ging de familie met een aantal genodigden naar ‘Hillig meer‘, een natuurbegraafplaats bij Eext. Met de aanwezigen vormden wij een erehaag voor de rouwauto waar Wim in werd vervoerd.

Toen we naar huis liepen waren we het roerend eens.
Zo willen wij het later ook: geen ellenlange rij handenschudden van mensen die je kinderen amper kennen.
Verder heb je op deze manier als nabestaande zelf de regie en heb je even tijd om te herstellen als je net iemand hebt gesproken waarbij de tranen rijkelijk vloeiden.
Het is tegenwoordig helemaal niet meer raar om het te hebben over je eigen begrafenis.
Toen ik blogde over onze grafheuvel die wij kochten op Natuurbegraafplaats de Velden in Zuidvelde (zie ‘Mistig, kold en stille‘) kwam er die zondag daarna bij de koffie een gemeentelid naast mij staan,
“Wij worden later buren…!”
Niet om dat gemeentelid, maar wij hopen dat dat nog heel lang duurt.

Reageren

10 mei: Dat gaat naar Den Bosch toe (6) – Sint Jan en het loodje.

Natuurlijk moet je ook naar de Sint Jan als je in Den Bosch bent.
Officieel is het een basiliek met de naam Kathedrale Basiliek van de heilige Johannes Evangelist: Johannes de Doper is dus de heilige aan wie deze kerk gewijd is.
Voordat we begonnen aan onze rondwandeling door de kerk kocht ik een foldertje, waar een routebeschrijving in stond.
Op voorhand wist ik al: die nummertjes gaan we niet allemaal opzoeken en lezen.
Wat ik interessant vond was het verhaal van het begin van de kerk: die stond helemaal niet in de stad.
De kerk werd van 1210 tot 1260 gebouwd langs een van de toegangswegen naar het kleine, ommuurde stadje dat Den Bosch toen was. Dat was een zandweg over een hoger deel van een moerassig gebied.
Honderd jaar later was de stad zo explosief gegroeid, dat er een tweede stadsmuur omheen werd gebouw, toen stond de kerk ook in de stad.

Het Alziend oog.

Het is een prachtige kerk.
“Een hoogtepunt van de Brabantse gotiek” roemt de folder.
We zagen o.a. een 15e eeuwse muurschildering van de Boom van Jesse, een indrukwekkend ‘lijdensaltaar’ dat het lijden van Christus uitbeeldt en een viering in de Broederschapskapel. Ik hoorde steeds iemand iets zeggen en mensen zingen, maar ik dacht dat er een bandje op stond om de functie van het gebouw te benadrukken. Pas toen we vlak bij die zijkapel kwamen zagen we dat daar een mis aan de gang was; daar mochten we op dat moment dan ook niet naar binnen.
We gingen zitten in het midden van de kerk. Als je daar omhoog keek zag je het Alziend Oog (het oog van God) uit 1822.

Toen we de kerk uitkwamen, liepen we even samen op met een uitgelaten groepje kinderen, waarvan er één in opgewonden toestand voorop liep en voorbijgangers van alles toeriep.
“MENEER!” riep hij tegen Gerard. “Kent u die mop van die timmerman?”
Gerard dacht dat die zich op zijn duim had geslagen?
“NEE! Die slaat nergens op!” was het antwoord.
O.
Haha.
Jolig en muitend liep de groep weer verder; de volwassen groepsleider wierp ons een verontschuldigende blik toe: “Hij vindt zichzelf erg grappig….”

De gasthuispoort, met links het medicijnluikje.

Aan het eind van de wandeling liepen we achterop een groep die aandachtig luisterde naar een stadsgids. Hij stond bij de Oude Gasthuispoort: dat was de toegang tot het Groot Ziekengasthuis. De gids vertelde over het luikje dat links van de poort zit, van waaruit eeuwenlang aan de armen van de stad medicijnen zijn uitgedeeld.
Om die medicijnen te bemachtigen moest je een briefje hebben van de voorloper van het ziekenfonds/volksverzekering; als de medicijnen werden verstrekt, dan kreeg je daar een loodje bij. Als je die medicijnen niet meer hoefde te gebruiken, moest je dat loodje vervolgens weer inleveren. Dat was bijna altijd als iemand was overleden. Daarom zeggen wij nog steeds ‘hij heeft het loodje gelegd’ als iemand is gestorven.
Dat verhaal pikten we toch maar mooi even mee!

Benieuwd naar onze andere avonturen in ’s Hertogenbosch?
Hierbij een link naar deel 1, onderaan dat blog vind je een overzicht.

Reageren

Pagina 12 van 262

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén