De waarde van de dag

een alternatief voor 'de waan van de dag'

18 september: Tegenstroom.

Meestal als ik een boek van Peter Robinson heb gelezen volgt er een blog met een lofzang over hoe ik er van heb genoten.
Vorige week las ik weer een boek van hem in de Inspecteur Banks-serie, maar die ‘pakte me niet’.
Het is het derde deel in die serie en het speelt in de jaren ’80.
Het boek begint met een grote demonstratie tegen een kerncentrale. Die loopt helemaal uit de hand; er breken ernstige rellen uit en als de rook is opgetrokken blijkt een jonge agent te zijn overleden. Naar later blijkt is hij vermoord.
In eerste instantie zijn er een heleboel verdachten, maar al snel gaan de aanwijzingen richting een alternatieve woongemeenschap, een soort commune.

Banks krijgt hulp van een collega uit de grote stad, Richard Burgess. Zijn bijnaam is ‘Dirty Dick’ en na 10 bladzijden weet je al waarom hij zo wordt genoemd. Het is een seksistische, arrogante en rechtse klootzak met (in de jaren ’80 nog gangbare) griezelige opvattingen over het omgaan met verdachten. Intimidatie Dick zou zijn tweede bijnaam kunnen zijn.
Als je leest hoe hij in zijn positie als politieman omgaat met vrouwen, rijzen de haren je ten berge.
Inmiddels zijn we 40 jaar verder en zijn de omgangsvormen tussen mannen en vrouwen drastisch veranderd, bij het lezen van dit boek weet je het even weer.
Verder worden er in het boek onophoudelijk sigaretten en sigaren opgestoken en wordt er, ook onder werktijd, behoorlijk wat alcohol ingenomen.
Het rare is dat ik zelf die tijd ook heb meegemaakt, maar ik kan me nu niet meer voorstellen dat er bij het verhoren van een verdachte drie van de vier mensen zitten te roken! En als ik lees dat er tijdens een verhoor van een verdachte rijkelijk whisky wordt geschonken denk ik: “Maar dat kan toch niet?”
Dan weet je even weer waar we vandaan komen; vroeger was echt niet alles beter.

En dan het boek: het was dus geen ‘puntje-van-je-stoel’-boek.
Het verhaal kabbelt te veel, er zit te weinig spanning in en de plot is geen verrassing en mijns inziens vergezocht.
Verder ging het overmatige roken en zuipen me op den duur tegenstaan.
Was het dan allemaal bagger? Nee, natuurlijk niet. Het was een leuke misdaadthriller en een mooi verhaal over de sympathieke Inspecteur Banks. Maar als je op basis van vorige boeken een meeslepende thriller verwacht, dan valt het wat tegen.
Daniël Lohues zou zeggen “Ie kunt niet altied zes gooien!”

Benieuwd naar de andere boeken ik al heb gelezen in deze serie?
Hierbij een overzicht met een link naar het blog dat ik er over schreef :

Verdronken verleden  2015

Slachthuisblues  2022

Nasleep  2023

Zondeval 2024

Duivelsgebroed 2024

Reageren

17 september: Erfstukje.

In juli schreef ik over het bezoekje dat ik met tante Trijn bracht aan de edeltingieterij in Zuidwolde.
We gingen daar naar toe omdat ze oud theekannetje had dat gerestaureerd moest worden.
Eind vorige maand belde ze me op: de meneer van de Edeltingieterij had gebeld: het kannetje was klaar.
Het was ook al opgehaald en nu was het voor mij.

Op Aaltjedag, toen Ali en ik bij tante Trijn op de koffie zaten, kreeg ik het.
“Het komp nog bij joen oma thuus weg”.
Dat betekent dat het theekannetje uit de familie Pasveer komt; het was ooit in bezit van mijn overgrootmoeder  Aaltje Pasveer- Niemeijer, die ik nog heb gekend en die ik vroeger in Coevorden met mijn ouders meerdere keren bezocht heb. Opoe Pasveer noemde ik haar.
Op de foto zit ik naast haar: vier generaties.
Oma Vrieswijk, ook een Aaltje, staat achter mij en mijn moeder staat achter opoe.
Over mijn naam schreef ik al eens een blog: de vijfde Aaltje in de rij. 
Naar aanleiding van dat blog reageerde Petra dat ik zelfs de zesde Aaltje in rij was; je leest haar reactie onder het blog over de vijfde.

Maar nu even terug naar het kannetje.
Tante Trijn heeft het van haar moeder gekregen, maar zij heeft zelf geen dochters en zij vond dat het naar mij moest.
Ik ben er vanzelfsprekend erg blij mee.
Het tuitje zit er weer aan en het is helemaal uitgedeukt.

Net als tante Trijn gebruik ik het als bloemvaasje.
Het staat nu bij mij op de keukentafel met een klein boeketje van bloemen uit onze tuin.
En nee, het is niet van tin, maar vertind.
Als ik er mee naar ‘Tussen kunst & Kitch’ zou gaan is het niet veel waard.
Maar voor mij wel.
Van de vierde Aaltje, via de vijfde Aaltje en haar dochter Trijntje naar de zesde Aaltje in de rij.
Wies met.

Reageren

16 september: Mathijs Deen met zijn gouden strop

Eind mei werd de winnaar bekend gemaakt van ‘de Gouden Strop’: dat is de prijs voor het beste Nederlandse spannende boek.
Matthijs Deen won de prijs met ‘De duiker.’
Dat is het tweede deel in een serie zogenaamde Waddenthrillers met als hoofdpersoon Liewe Cupido.
In juni, de maand van het spannende boek’, stond ik met mijn in de loop van het jaar verzamelde boekenbonnen in boekhandel Daan Nijman; ik had € 65,= te besteden.
Het winnende boek stond natuurlijk vooraan in de etalage, maar ik vroeg de mevrouw achter de balie of ze het eerste deel, ‘De Hollander’ ook in huis hadden.
“Jazeker!” en zo slokte dit boek al een derde van mijn budget op.

Het is al uit ook.
Wat een mooi boek man.
En wat herkenbaar.
Het verhaal speelt zich af in Noord-Nederland en Noord-Duitsland waar de Eems uitmondt in de Waddenzee: Delfzijl,  Aurich en zijdelings Groningen en Oldenburg.
Er is een wadloper verdronken en aangespoeld op zandplaat De Hond, die is drooggevallen.
Voordat de vloed weer opkomt, bergt de bemanning van een Nederlands patrouilleschip het lichaam en neemt het mee naar Delfzijl.
Het slachtoffer is een Duitser, maar hij ligt op het Nederlandse deel van de zandplaat .
Er wordt gesteggeld over welk land onderzoek moet doen naar dit ongeluk, maar terwijl de leidinggevenden ruziemaken maken wij kennis met Liewe Cupido. Duitser van geboorte, maar opgegroeid op Texel. Hij werkt voor de Bundespolizei See in Cuxhaven, door zijn Duitse collega’s ‘de Hollander’ genoemd.

Al snel wordt duidelijk dat het slachtoffer de ervaren Duitse wadloper Klaus Smyrna is, die de gevaarlijke oversteek van Manslagt naar Borkum wilde maken; dat deed hij samen met zijn vriend Peter Lattewitz, die het avontuur wel heeft overleefd. De twee mannen behoren tot een beroemd drietal Duitse wadlopers, dat al bijna alle eilanden van de Waddenzee heeft belopen.
De derde man van het trio, Aron Reinhard, moest dit keer verstek laten gaan omdat hij in Engeland was, waar hij zijn zieke vrouw verzorgde.

Je krijgt in dit boek een goed beeld van het wadlopen en ook lees je hoe verraderlijk de zee kan zijn.
En hoe prachtig de natuur is in dat deel van ons land.
Liewe doet op zijn eigen manier onderzoek: zwijgzaam en eigenzinnig.
Hij krijgt daarbij hulp van een jonge, Duitse politieagent, die blij is even verlost te zijn van zijn saaie politiepost in Bunde.

Al lezend bedacht ik dat deze serie Waddenthrillers zich heel goed zou lenen voor een televisieserie á la Kurt Wallander.
En dan niet Flikken Delfzijl, want dit is geen ‘grote-stads-politie’, maar een heel eigen genre, waarin we kennis maken met het Waddenzeegebied van Noord Nederland en Noord Duitsland. Met zwijgende, vorsende mannen en een bevolking met een ‘geen flauwekul mentaliteit’, schepen, schippers en havens en prachtige beelden uit een nog niet zo bekend deel van Nederland.
Amsterdam, Rotterdam en Maastricht hebben we nou wel gezien in die politieseries.
Ik ga op zoek naar deel 2!

Reageren

15 september: Mensinge

De zaterdag na Bentheim en Oldenzaal was Cor nog bij ons en ik nam hem mee naar de Mensinge, de havezathe bij ons in het dorp.
Daar ben ik natuurlijk al best vaak geweest, maar Cor nog niet.
We kregen een plattegrondje bij onze kaartjes en daarna werden we losgelaten.
In het koetshuis (waar de kaartverkoop tegenwoordig zit) is ook een ruimte ingericht waar je alles te weten komt over de geschiedenis van de Drentse havezaten. We stonden bij kaart van het oude Drenthe en ontdekten waar de havezathen vroeger stonden en wat er nog van over is.

Mensinge is een authentiek ingerichte havezate: uniek in Nederland. De meubels en de inhoud van de kasten is voor het grootste deel  afkomstig van de bewoners, drie families die er eeuwen hebben gewoond en er staan een aantal heel bijzondere dingen in.
Door die unieke inventaris krijg je een idee van het leven en de rijkdom van de voormalige bewoners van de havezate.
Een gebouw van meer dan 600 jaar oud op een landgoed dat nagenoeg helemaal intact is: het is een fantastische plek om eens te bezoeken.
Meer weten? Klik hier.

We dwaalden door het gebouw en ontdekten allerlei bijzondere dingen (een pruikenhouder, mooi geslepen glas,  oude boeken, jurken van de joffer, weckflessen in de kelder) aan de hand van een QR-code die ons de achtergrondinformatie gaf.
We mochten ook boven kijken: dat was zelfs nieuw voor mij!
Vroeger zaten daarboven altijd kantoren, nu was er de tentoonstelling ‘Cornelis Jetses; meer dan Ot & Sien’.
Hierbij een link naar meer informatie over die tentoonstelling: hij is nog te zien tot en met 5 januari.

Na Mensinge gingen we nog even in de Catharinakerk kijken naar het graf van Coenraad Wolter en Gezina, bewoners van de havezathe in de 18e eeuw en daarna fietste ik met Cor naar Huis ter Hansouwe, even voorbij Peize. Dat is het enige nog overgebleven middeleeuws steenhuis in Drenthe en ligt aan de rand van natuurgebied De Onlanden, waar ik al vaker de lof van heb bezongen omdat ik daar iedere week wel een keer doorheen fiets.
Je kunt het niet bezoeken, maar we konden er wel langs lopen en foto’s maken.

Een weekendje geschiedenis; ik haal er, samen met Cor, mijn hart aan op.
Het gebeurt niet vaak dat ik met iemand op pad ben die net zo geïnteresseerd in in vroeger als ik.
En dat was ook gelijk de valkuil waar ik door mijn enthousiasme in viel, want ik ben niet meer gewend om twee dagen achter elkaar te lopen, te praten, dingen te bekijken en daartussendoor stukken te fietsen. En waar ik natuurlijk ook energie krijg van zoveel leuke oude dingen: na twee dagen was het batterijtje wel leeg……

Reageren

14 september: Over geluk (4) – Veerkracht.

Begin januari schreef ik over onze nieuwe scheurkalender voor 2024.
Daarover schreef ik al een drietal blogs* , waarbij steeds één ‘pijler van geluk’ wordt uitgelicht; vandaag gaat het over ‘veerkracht’. De definitie van het woord is het vermogen om met crises om te gaan en daarvan te herstellen. Daarbij ben je afhankelijk van het wereldbeeld dat je hebt, van je sociale netwerk en de manier waarop jij met problemen omgaat.
De kernwoorden die bij dit onderwerp horen zijn ‘nieuwe doelen stellen en hoopvol in het leven staan’.

Gerard en ik kunnen wat veerkracht betreft putten uit eigen ervaring.
Dominee Bart Elbert die ons begeleidde toen Gerard in 2015 een ernstige ziekte kreeg gaf ons in het eerste emotionele gesprek dat we met hem voerden drie adviezen:
1. Je bent niet zielig.
2. Blijf gewoon je verjaardagen en andere feesten vieren.
3. Je bent niet je ziekte. Hoe meer je je ziekte benoemt, hoe meer je je er mee vereenzelvigt.
Wij vonden onszelf toen wel erg zielig, maar het gesprek had deze ondertoon: ga niet bij de pakken neerzitten, houdt moed en maak er wat van, ondanks de slechte vooruitzichten. Dat hadden we toen echt nodig en het heeft ons de afgelopen jaren erg geholpen.
Eén van de quotes bij deze pijler was: “Je kunt je niet je hele leven in een slachtofferrol blijven wentelen.”

Een Amerikaanse generaal zei in de WO II: “We trekken ons niet terug. We gaan gewoon vooruit in een andere richting”.
Daaronder stond: geef je fouten toe of doe in ieder geval een stap terug. Beschouw dat al een eerste stap in een nieuwe richting.

Oude gewoontes kunnen je geluk in de weg staan.
Een Franse dichter uit de 19e eeuw zei: ‘De gewoonte is een oude huishoudster die zich in ons levenshuis nestelt.
De vraag die daarbij gesteld werd was: van welke gewoonte zou jij je kunnen bevrijden om je beter te voelen?

Een andere quote die voorbijkwam was: “Als je met kippen omgaat, ga je kakelen. Als je met arenden omgaat, ga je vliegen.”
Welke vrienden en omgevingen stimuleren je in positieve richting?
Waar krijg je energie van en wat of wie zuigt je leeg?
Daarop kun je zelf enigszins invloed op uitoefenen.

De Engelse filosoof Alan Watts zei “Als je een zorgeloze toekomst nodig hebt om gelukkig te zijn, kun je niet gelukkig zijn.”
Er zijn namelijk altijd zorgen, maar probeer ze te relativeren.

Deze is volgens mijn algemeen bekend: “Je bent niet wat je overkomt, maar hoe je er mee om gaat.”
Het is de kunst om niet te blijven hangen in wrok en bitterheid als je iets naars overkomt.
Dat gaat namelijk in je eigen hart zitten en daar word je ziek van.

Dit vond ik de mooiste bij deze pijler:
In plaats van te klagen dat we niet alles hebben wat we willen, zouden we dankbaar moeten zijn dat we niet alles krijgen wat we verdienen.”

Hierbij een link naar het eerste blog in deze serie, vandaar uit kun je linken naar de delen Waarderen en Gevoelens uiten.

Reageren

13 september: Spalink.

Na Oldenzaal zouden we met z’n drieën ergens gaan eten.
“Ik zoek wel wat op” zei Gerard van te voren “Cor lust het liefst een schnitzel, dat moet daar in Twenteland geen probleem zijn.”
Hij vond een geschikt adres: Zalencentrum Spalink in Geesteren.
Net wat voor ons, vond Gerard.
Dit staat er op hun website:
In ons Bruin café kunt in een gezellige landelijke sfeer genieten van bijvoorbeeld een heerlijke schnitzel en een vers getapt biertje. 
Muren vol met tegeltjes en schilderijtjes, antieke hanglampen en muziekinstrumenten aan het plafond en tafels met pluche kleden en houten stoelen geven ons Bruin café een knusse boerensfeer.

We stelden na Oldenzaal de navigatie in op het adres van het bruine café, maar het leek alsof we steeds verder van de bewoonde wereld af kwamen. Dat leek niet alleen zo, dat was ook zo.
Het laatste stuk reden we over een zandweg en toen de navigatiemevrouw  ‘u heeft uw bestemming bereikt’ had gezegd dachten wij: “HIER?!”
Er  was inderdaad een zalencentrum met een enorme parkeerplaats waar niet één auto stond en een groot, terras waar niet één gast zat.
We liepen naar achteren, maar vonden alleen lege kratten, dozen en jerrycans en wat schuren.
“Misschien hier dan?” vroeg Gerard zich af en opende een deur onder het bordje ‘Bruin Café’.
Toen we door een gangetje waren gelopen waar een verlaten speelautomaat in zijn eentje stond te knipperen stonden we ineens voor een tapkast in een ouderwets café. Met van die perzische tapijtjes op tafel en grote zilverkleurige asbakken en daarnaast een terras met grote parasols en groepjes tafels en stoelen.

Natuurlijk konden wij een hapje eten.
Welkom, ga zitten, wat wil je drinken?
De menukaart was overzichtelijk en er stonden geen liflafjes op; ook niet één vegetarisch gerecht trouwens.
Spareribs, schnitzels, gepaneerde speklappen, halve haan: de keuze was reuze .
Naast ons zat een groep bouwvakkers die iets te vieren hadden en later streken er aan weerskanten van ons gezinnen neer.
We hebben daar heerlijk gegeten, mensen.
Cor nam zijn overheerlijke schnitzel, Gerard had een bord vol spareribs en ik bestelde de gepaneerde speklap: dat had ik nou nog nooit besteld in een restaurant en het was echt heerlijk.

Het viel me op dat er om ons heen overwegend plat werd gepraat en er hing een ongedwongen, informele sfeer.
Gerard had groot gelijk: net was voor ons!

Benieuwd geworden?
Hierbij een link naar de website van dit Twentse zalencentrum waar je niet alleen lekker ‘gewoon’ kunt eten, maar ook met een groep kunt kruisboogschieten of een pub-quiz doen.

Reageren

12 september: Onmisbaar.

Soms is de waarde van de dag iets kleins.
Een collega-casemanager had een digitaal bestand gekregen van een mantelzorger van een cliënt.
Het was een foto van een machtigingsformulier met een handtekening dat nodig was voor een indicatiestelling; dat moest in het digitale cliëntendossier worden opgenomen.
In het mailtje aan ons secretariaat stond: ‘Dit heb ik gekregen en ik kan er niks mee, ik krijg het niet in het dossier. Weten jullie hoe dit moet?”

Nou nee, ik eigenlijk ook niet. Je kunt geen afbeeldingen uploaden in het cliëntendossier.
Maar ik kwam er wel uit: de afbeelding kopiëren naar een Word-document, die afdrukken, dan scannen en daar PDF van maken. Die kun je dan uploaden.
Toen ik de casemanager hierover een berichtje stuurde, kreeg ik een enthousiaste reactie terug:
“Bedankt! Jullie zijn onmisbaar!”

Kijk.
Dat horen we graag.
Dat toeteren we dan ook graag uit over de afdeling, dus ik printte de reactie uit, zette er een rode cirkel omheen met wat rode pijlen erbij en hing die aan het sleutelkastje.
Een compliment is verbale zonneschijn: mijn waarde van die dag!

Reageren

11 september: De lange dame

In 2015 ontdekte ik ‘de Lange Dame’ in Groningen.
Daarover schreef ik toen een blog waarin ik vertelde hoe fijn het is dat er tegenwoordig ook kleren zijn voor grote vrouwen zoals ik.
Jaarlijks breng ik een bezoek aan deze winkel voor een paar lange broeken en/of een jasje.
Meer weten? Hierbij een link naar hun website.
Vrijdagmiddag 3 augustus had ik vrij, Gerard was de hort op (lees: iets met planken, aanhangwagens en gereedschap) en ik pakte de bus naar Groningen; met lijn 4 zit je binnen 30 minuten in de binnenstad.

Zoals ik al schreef in 2015 : modebewust ben ik nooit geweest.
Als iets ‘ in de mode komt’  moet ik daar altijd erg aan wennen en als ik al iets modieus koop, dan is het vaak niet te opvallend.
Dat was ook nu weer het geval.
Er hingen poeder-roze blazers, waarvan ik er eentje meenam het pashokje in.
Mouwen: lang genoeg.
Maat: groot genoeg.
Als Maxima zoiets aantrekt staat het beeldig, bij mij niet.
Gewoon niet.

Maar ik had nog meer meegenomen het pashokje in: een spijkerbroek en een zwarte broek.
Maat 44, geen wijde pijpen, geen scheuren, geen modieuze vale vlekken aan de voorkant: gewoon twee degelijke broeken.
Die precies pasten en waar ik opgetogen de winkel mee uit liep.
Met de lange dame die mij hielp bij het afrekenen had ik nog even een gesprekje over lange benen en ik vertelde haar dat ik een blog ging schrijven over mijn bezoek aan hun winkel.
Vond ze leuk.

“Maar” zei ik “dan schrijf ik ook over mijn grote ergernis, daarvoor maak ik nu even een foto”.
In het pashokje hing namelijk een Engels briefje.
In de Nederlandse stad Groningen. Niet te geloven.
Dat zei ik dus ook tegen de mevrouw bij de kassa, die antwoordde dat ze vier kleedkamers hadden en dat ze in twee paskamers een Nederlandse tekst aan de muur hadden hangen. “En er komen ook altijd heel veel Duitsers hier….”
Dan maak je toch één briefje in vier talen, dat je vervolgens in iedere paskamer hangt!
Ik geef even een voorzetje: in het Nederlands, in het Duits en in het Drents.

Beste klant.
Bedankt voor uw bezoek! We hopen dat je erin slaagt de juiste kleding te vinden die bij je lichaam past. Als je hulp nodig hebt, laat het ons weten, we adviseren je graag.
Na het passen: je kunt de kledingstukken in de paskamer achterlaten of overhandigen aan een van onze winkelmedewerkers.
Nog een fijne dag!

Liebe Kundin, lieber Kunde
Vielen Dank für Ihren Besuch bei uns! Wir hoffen, dass es Ihnen gelingt, die richtige Kleidung zu finden, die zu Ihrem Körper passt.
Wenn Sie Hilfe brauchen, lassen Sie es uns bitte wissen, wir beraten Sie gerne.
Nach der Anprobe: Sie können die Sachen in der Anprobekabine lassen oder einer unserer Verkäuferinnen aushändigen.
Wir wünschen Ihnen einen schönen Tag!

Moi.
Mooi da’j der bint.
Wij hoopt da’j kleren kunt vinden kunt die goed bij je lange lief past.
A’j der niet uut komt, wilt wij je ok wal helpen.
Wat niet past ku’j hangen laoten in ’t pashokkie of an de verkoopster geven.
Nou, moi hè.

Past zat op één briefje!
En dan kan het er ook vast nog wel in het Gronings op……..

Reageren

10 september: Gastblog Willem – Mien diensttied (2)

Vandaog het vervolg van Willems gastblog van ofgelopen zaoterdag:

Ienmaol as kok an ’t wark gung ’t allemaol wal. Toen ha’k wat minder vaak straf, maor over was’t ok niet. De reden veur straf bleven in mien ogen aaid onbenullig; miesttied was ’t gebrek an respect veur een ‘hoge’. Het miest sprekende veurbeeld hiervan was da’k een keer mien grote baos – de voedingsofficier-  oetlacht har. De beste man was net nei bij oes en wus nog niet goed hoe e zuch gedragen mus. Dit even veur zien verdediging.

Samen met mien maot ha’k de vrogge dienst dreid en was daorum um half dree vrij. ’t Was hiel mooi weer en wij zaten met zien beiden nog even lekker in ’t zunnegie op het laad-en losperron van de keuken toen die voedingsofficier veurbij kwam. Kennelijk har de man verwacht daw spontaan in ’t èende sprungen en hum op militaire wieze groetten. Dat deew niet, starker nog, wij keken nog niet op of um. Op zien beetie zoere opmarking van “Ik zou maar niet groeten als er een officier voorbij komt”, zee mien maot hiel dreug “dat deew toch ok niet luitenant” en kek de man  hiel unschuldig an. ’t Zul allemaol nog wal goed gaon weden a’k niet keken har. Dan ha’k ok niet zien dat de man keek as een bok wel braanekkels en kribbels tegeliek vret. Da’k daorum begunde te lachen maakte zien stemming der niet beter op. Ik gung op rapport. Mien gebrek an militair respect was oeteindelijk weer goed veur een week “licht”.  Niet dat mij dat wat schelen kun, want ik har toch dienst dat weekèende.

In principe kreej alle kleren van de dienst; ok ’t undergoed. Maor ’t zat niet lekker as ’t kruus van de underboks je zowat op de knienen hung en de bovenboks je wat krap in ’t kruus zat. Een combinatie wel opvallend vaak veur kwam. Het ienige pak wat op maot maakt weur was het pak daj andoen mussen aj met verlof gungen; je ‘eerste grijs’ dat paste dan ok perfect.

Een verhaal apart bent mien schoenen; de militaire kissies. Tussen mien linker en rechter voet zit een beheurlijk groot verschil. ’t Is meer as ien maot. Op de middag van de tweede of daarde dag zulden wij de schoenen kriegen en mussen oes de voeten opmeten worden; de rechtervoet. Toen’k tegen die sergeant-schoemaker zee dat mien linkervoet groter was as mien rechter kreeg ik de historische woorden te heuren  “Oliebol, denk jij het beter te weten dan ik”. Nou wa’k inderdaod die miening toedaon, maor duurde dat toen nog niet zo rechtoet te zeggen. Ik dus braaf mien rechtervoet opmeten laoten en dacht bij mijzölf ik zeg de goeie maot wal tegen die schoenenoetdieler. Dat was een beetie naïef van mij, want ik har toen al weten kunt dat der vanoetgaon wordt daj dom geboren en simpel wiegd bent en je niks bijbracht is in de tied veurdaj in dienst kwamen. Toch nog maor even prebeerd um de linkervoet opmeten te kriegen, maor toen kree’k van de meetsoldaot te heuren dat e de rechtervoet op mus meten en niet de linker. Ik kreeg in ieder geval een papiertie met daorop “44 M” in de haand drukt en daormet mus ik een taofel wieder, waora’k de schoenen kriegen zul. Ik dus maor de veul te kleine schoenen ophalen en nao ze oetpakt te hebben an de sergeant zien laoten dat ze veul te klein waren. “Dan moet je maar opnieuw meten”.

Aj nou deinkt dat ze dan je linkervoet opmeet bi’j veul te gauw veur militaire dienst. Opnei wolden ze allent maor mien rechtervoet opmeten. ’t Gevolg was da’k wèer met een maot 44M opscheept weur. Um een lang verhaal kört te maken, nao de daarde keer maot 44M kwamen ze eindelijk op de gedachte dat der mèer an de haand was as een meetfout en an ’t èende van de middag ha’k eindelijk schoenen wel mij wal pasten; maot 46, dezölfde maot as mien burgerschoenen.

Wa’k een hiele middag drok west um een paar schoenen te kriegen.
Op dat moment begunde bij mij de twiefel al toe te slaon; moe’k mij doodlachen of doodargern.
Een  besluut daorover he’k toen niet neumen.
Jaoren later, bij een EHBO-cursus, he’k leerd dat zuks as een levensreddende handeling zien wordt.

Reageren

9 september: Geschiedenis van de familie.

Op verzoek van neef Cor gingen we in juli van dit jaar naar Burg Bentheim.
Daarna brachten we een bezoek aan Oldenzaal voor een stukje familiegeschiedenis “want daar hebben opa en oma gewoond toch?”
Cor hoopte dat ik meer kon vertellen over de stad waar mijn vader en moeder hun puberteit doorbrachten, trouwden en hun eerste kind kregen. Dat was ook zo, alleen kon ik niet vertellen over hoe het is om in Oldenzaal te wonen, want ik ben er weliswaar geboren, maar was 2 toen mijn ouders verhuisden naar Hoogersmilde.

We gingen eerst op zoek naar mijn geboortehuis.
Burgemeester Wallerstraat 49 in Oldenzaal was het adres.
We vonden de straat en stapten uit: even van dichtbij bekijken.
Aan weerskanten van de straat stonden flatjes van drie hoog.
We liepen naar nr. 49 en ik zag de twee ramen en de portiek van het huis waar mijn ouders gingen wonen in 1960.
Toen waren die appartementjes nagelnieuw!
Mijn moeder vertelde er altijd met trots over: ze had allemaal nieuwe meubels en hadden hun huisje supermodern ingericht.

Er stapte een bouwvakker uit een busje en ik vroeg hem naar het huis op 49; vertelde dat ik daar was geboren in 1960.
“O, je kunt wel naar binnen, hoor, bel maar aan, zijn erg aardige mensen..!”
Maar dat ging ik natuurlijk niet doen: ik heb geen actieve herinnering aan het wonen in dat huis.
Ik vroeg de meneer naar ‘de Geldermanstaete’ die we even daarvoor hadden gezien: “Is dat het gebouw van de textielfabriek Gelderman?”
Het bleek het oude hoofdkantoor te zijn; de fabriek lag aan de andere kant van het spoor en ook dat gebouw heeft na renovatie een nieuwe bestemming gekregen: hierbij een link naar de website Gelderman Fabriek Oldenzaal.
“Die Gelderman heeft deze flatjes toen gebouwd voor werknemers” wist de bouwvakker ons te vertellen.
In gedachten zag ik mijn moeder met de kinderwagen met mij er in door deze straat lopen en mijn vader met zijn broodtrommel onder de arm van de fabriek thuiskomen.

“En waar woonden jouw opa en oma dan?” vroeg Cor.
Dat adres had ik van tante Trijn gekregen: Poortstraat 29. Dat gingen we ook opzoeken.
Van de buurt waar mijn grootouders toen woonden is niets meer over van hoe het er op de foto’s uit die tijd uitzag.
Ik maakte een foto van nr. 29, maar dat was een nieuw huis.
We liepen nog even naar de Plechelmus basiliek en trakteerden onszelf op een terrasje in de binnenstad.
Op de plek waar zoveel voetstappen van mijn familie liggen, maar waar ik zelf niets meer van weet.
Maar alleen al door daar even te zijn, de verhalen te vertellen en de herinneringen op te halen hebben we onze familiegeschiedenis even weer benoemd en nieuwe herinneringen gemaakt.

Vorige blogs over mijn belevenissen in Oldenzaal:

Geboorteplaats : een blog op mijn 59e verjaardag over Oldenzaal en één van de fijnste herinneringen aan mijn ouders

Sienus Grobben: over een bezoek aan Oldenzaal met tante Trijn, de Plechelmus en de kampioen-gehaktballenvreter.

Boeskool & tranen: over geboren zijn in de stad Oldenzaal, een blog uit 2022

Reageren

Pagina 7 van 358

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén