Mijn broer en ik speelden vroeger heel veel spelletjes. Eén van de meest favoriete spelletjes was Monopoly.
Door ons uitgesproken als Monuhpóólie; met de klemtoon op Póó.
Toen ik later hoorde hoe het eigenlijk op zijn Engels uitgesproken moet worden (met de klemtoon op No) vraag je je af of het over hetzelfde spel gaat.
Wij speelden dat vroeger met het oude spel dat mijn ouders nog hadden uit de jaren ’50.
Eindeloos.
Hele zondagmiddagen zaten we te knisperen met de briefjes van 50, 100 en 500; als je die al had….!

Toen ik verkering kreeg met Gerard had hij een nieuwe versie van het spel. De bedragen lagen ineens een stuk hoger, dat scheelde twee nullen: 500 was 50.000 geworden.
Aan de keukentafel bij Gerard thuis speelden we het met broers en (schoon) zussen en Henkie Moes, bevriend met Henri, Gerards broer. Ook toen Gerard en ik getrouwd waren speelden we het soms met z’n tweeën. Maar op den duur kreeg ik daar tabak van.
Gerard is namelijk zo’n speler met wie Monopoly spelen nooit leuk is. Als je verliest zit hij zo arrogant te wapperen met z’n straten en z’n stapeltjes geld, dat de stoom van ergernis uit je oren komt; maar als je wint en hij dik in de schulden zit doet hij zo zielig dat je hem al je geld wel wilt geven. Doen we dus niet meer.

Toen de kinderen klein waren kochten we het Kindermonopoly spel. Een groot succes. Het bord verbeeldde een grote kermis. Je bent kermisbezoeker, maar je kunt ook eigenaar worden van een attractie. Als je medespelers op jouw attractie komen moeten ze jou entreegeld betalen. Fantastisch, wat een leuk spel. Alle elementen van Monopoly zitten er in. De bedragen waren erg laag en de kinderen leerden met geld omgaan en leerden dat  investeren geld oplevert; Carlijn, die 5 jaar scheelt met Harriët, kon ook al snel meedoen: als een volwassene haar een beetje begeleidde begreep ze heel goed dat ze veel centjes kreeg als iemand in haar reuzenrad wilde.

De laatste variant van Monopoly die in onze spelletjes kast ligt is de ‘Van Dam tot Dom’-editie. Geen bankbiljetten, maar maar een bankpasje en een soort randomreader waar je op kunt zien hoeveel geld er op je pasje staat. Gerard kreeg het ooit eens, volgens mij in een kerstpakket.
We hebben het één keer gespeeld met ons hele gezin; we vonden het even grappig, dat gehannes met die pasjes en toen constateerden we dat het eigenlijk helemaal niet leuk was.
Bij het project ‘Elke dag een kastje’ kwam ik het weer tegen. We vroegen Harriët en Cees: “Hebben jullie er misschien belang bij?” Die waren heel duidelijk. “Als ik Monopoly doe dan wil ik stapeltjes bankbiljetten in mijn handen hebben. Dan wil ik het Dagobert Duck-gevoel hebben.”

Precies. De ‘Van Dam tot Dom’-editie gaat weg. Marktplaats. Of ‘Het Goed’.
Misschien is er een lezer van dit blog die het graag wil hebben?
Je mag het gratis ophalen.