Rond deze tijd kun je ze weer massaal lezen: kerstverhalen.
Waar een groep mensen met kerst bij elkaar is hoort een kerstverhaal.
Vroeger op de zondagschool was het vrije kerstverhaal voor mij één van de hoogtepunten tijdens de kerstdagen. Roelof Hoeks was mijn favoriete verteller. Hij vertelde uit het hoofd en kreeg de zaal muisstil met verschillende stemmetjes en een mooi verhaal. Ademloos zat ik op het puntje van mijn stoel. In mijn geheugen gegrift staat het verhaal ‘Wolven in de kerstnacht’. In een tijd dat er bij ons al lang geen wolven meer in het land leefden zat ik als kind te griezelen bij de beelden die Roelof opriep: een vader die op kerstavond met de slee met een ton vol lekkers en kadootjes uit de stad kwam, maar die het vege lijf moest redden door het eten en de kadootjes uit de ton te gooien en zichzelf in die ton te verbergen.
Die moeder en die kinderen waren later zonder lekkers en pakjes zielsgelukkig dat hun vader nog leefde. Ik kan de zucht van verlichting over een goede afloop en het gevoel dat daarbij hoorde nog zo oproepen.

Kersttafereel: ons eigen kerststalletje.

Tegenwoordig worden zulke verhalen niet meer verteld.
Niet meer van deze tijd.
Zelf schreef ik ooit een Drents kerstverhaal over Pieter >>>, een achterlijke jongen die in het kersttoneelstukje van groep 8 de herbergier mag spelen.
Een waar gebeurd verhaal; niet in de setting waarin ik het beschreef, maar in een gezinsvervangend tehuis ergens in Drenthe.
Dit jaar heb ik weer een kerstverhaal geschreven, wederom in de streektaal.
Een verhaal over kerst met ouders en kinderen. Het verhaal bestaat uit allemaal kleine stukjes ‘echt gebeurd’, maar een beetje aangepast. Er zitten stukjes van mijn schoonouders in, van mijn moeder, verhalen van familie, vriendinnen, gespreksgroepsleden.
Niet spectaculair, geen goede afloop, maar wel heel erg herkenbaar.

Het is dus niet ‘ons verhaal’ maar ‘ons aller verhaal’.
Morgen publiceer ik het op dit blog als kerstbonus bij mijn website.