een alternatief voor 'de waan van de dag'

Maand: juli 2020 Pagina 1 van 3

31 juli: Eerst was er niets……

Een dorp of een stad is vaak eeuwen geleden al ontstaan op een plek waar handel werd gedreven. Een nederzetting werd uitgebouwd, in de middeleeuwen werd er een kerk gebouwd en het dorp groeide uit tot stad.
Of niet; dan bleef het een dorp.

Afgelopen woensdag in het museum ‘de Proefkolonie’ in Frederiksoord ontdekten we dat dat dorp is ontstaan als proefproject.
Het project heette ‘de Kolonie van Weldadigheid’ en het was bedoeld om het arme deel van Nederland te ‘verheffen tot een beter leven’; een idee van Johannes van den Bosch.

Twee koloniehuisjes.

In het museum maak je een tijdreis en krijg je een goed beeld van het begin, het verloop en het einde van deze Proefkolonie.
In de eerste zaal maakten we kennis met een aantal arme gezinnen die wonen in een stad  en hoorden hoe het er destijds in de grote steden aan toe ging.
Daarna reisden we in een volgende zaal met de gezinnen mee naar het verre Drenthe.
Je zag dat op de plek waar nu Frederiksoord ligt rond 1800 alleen bos en heide was. Daar werden 140 koloniehuisjes neergezet waar gezinnen, die in de steden bittere armoede leden, hun intrek in namen. Toen moest het nog een dorp worden.
Van de problemen die dat opleverde krijg je een goed beeld. Het verhaal wordt verteld aan de hand van een paar met naam en toenaam genoemde gezinnen en je hoort hoe het hen verging.
Hoe moeilijk het was.
Dat het werken op het land voor paupers uit de stad veel te zwaar was.
Dat ziekte de gezinnen soms parten speelde.
Dat niet iedereen zich aan de regels hield; het meubilair bijvoorbeeld dat door de stichting ter beschikking van de gezinnen was gesteld werd soms zonder scrupules verkocht.
Ook werd het beddengoed bij sommige gezinnen niet gebruikt waar het voor bedoeld was: men maakte er kleding van of verkocht het op de markt.
Verder hadden de bewoners van de koloniehuisjes last van het bevoogdende karakter van de proefkolonie.
Er was een systeem van beloning en straffen: als je heel goed je best deed kon je een medailles verdienen, was je ongehoorzaam dan kreeg je straf.
In zaal 3 konden we kennis nemen van alle mogelijke onderdelen van en informatie over het onderwijs, het dagelijkse leven, de huisnijverheid en nog veel meer.

Met een hoofd vol kennis over Frederiksoord stapten we weer naar buiten; dan kijk je met heel andere ogen naar het dorpje.
Ik bleef nog wel even kauwen op het idee: in de middle of nowhere werd een dorpje uit de grond gestampt.  Wat een onderneming moet dat 200 jaar geleden geweest zijn!

Verder wil ik nog benadrukken dat het idee van Johannes van den Bosch in de basis goed was. De negatieve bijklank van ‘de klonie’ (waar Bea het over had in haar gastblog) is misschien begrijpelijk, maar wel jammer.
70% van de armen heeft zich weten te ‘verheffen’ uit de uitzichtloze situatie, maar daar hoor je eigenlijk nooit iets over.
Wel over de bedelaars, de mislukkingen en het te strenge regime.

Maar oordelen over de proefkolonie in het begin van de 21e eeuw is op z’n minst discutabel.
Johannes (afbeelding: Wikipedia) deed in ieder geval iets.

Reageren

30 juli: “Het komt allemaal omhoog!”

Gisteren gingen Gerard en ik op pad met onze vrienden Hans en Bea.
Vorig jaar besloten we om elkaar niets meer te geven op verjaardagen en in plaats daarvan één keer per jaar samen een dag uit te gaan.
Deze eerste ‘geen-kado-maar-op-pad-dag’ werd georganiseerd door hen; wij werden gistermorgen rond 09.30 u meegenomen naar Frederiksoord.
Bea was ooit al eens gastschrijver op deze website, toen schreef ze over haar jeugd in Frederiksoord.

De objecten op de foto’s van dat blog hebben we gisteren met eigen ogen aanschouwd; het huis waar ze is geboren en opgegroeid, het chique huize Westerbeek en de koloniehuisjes.
“Daar ging ik altijd spelen. Achter die bomen deden we verstoppertje. Hier stond de school; hier fietsten we langs…”.

Toen….

….en nu.

 

 

 

 

 

 

Bea woonde als kind achter de  tuinbouwschool, waar Hans in de jaren ’60 op zat, hij was een zogenaamde ’tuunhaeze’.
Ze haalden samen herinneringen op aan hun verkeringstijd en vertelden ons allerlei wetenswaardigheden over hun jeugd.

Eigenlijk wist ik niet zoveel van Frederiksoord. “Net zoiets als Veenhuizen” werd gezegd.
Maar na gisteren weet ik dat dat veel te kort door de bocht is.
In Frederiksoord werd de eerste Kolonie van weldadigheid gesticht als een soort proefproject, daarom heet het museum ook ‘de Proefkolonie’.
Wij bezochten gisteren dat museum, daarover morgen meer.

Hans en Bea hadden een heel programma om het museumbezoek heen gebreid.
Eerst gingen we koffiedrinken bij Logement Frederiksoord.
De mannen gingen gelijk aan het gebak, Bea en ik hielden het eerst bij een plakje koloniecake.
Maar het was geen plakje. Het was een mini-koloniehuisje van cake, inclusief ramen en een schoorsteentje! (zie afbeelding rechts).
We kwamen even aan de praat met eigenaar.
Die vertelde dat het nog nooit zo druk was geweest in Frederiksoord.
Hij zei dat zijn hotel helemaal vol zat,  het restaurant zat steeds helemaal vol en van het terras had hij dinsdag een aantal tafels weggehaald, want het was veel te gek, de bediening kon het niet aan.
Hij zei: “Het komt allemaal omhoog. Heel Nederland komt naar het Noorden, ineens heeft men ontdekt hoe mooi het hier is!”

Wisten wij al lang.
Maar deze Drenten zagen gisteren een stukje van hun provincie waar ze nog nooit geweest waren.
Na de koffie wandelden we 5 kilometer in en rondom Frederiksoord; overal stonden foto-panelen met informatie over de gebouwen. Ik kom geen bordje voorbij zonder het te lezen, dus we waren minstens een uur onderweg. Na het museumbezoek maakten we een fietstocht van 35 kilometer door de omgeving; we kwamen door plaatsjes als Doldersum, Wateren, Boschoord, Wilheminaoord en we fietsen over en langs de Heerlijkheid Eese, waar we de oude havezate bewonderden.

Verder brachten we nog even een bezoek aan het koloniekerkje in Wilhelminaoord; niet meer in gebruik bij een kerkelijke gemeente, maar je kunt er nog wel rouwen, trouwen of een feestje bouwen.

We sloten de dag af met een warme maaltijd in Vledder in herberg ‘Wilde Hof’.
Bea: “Hier hielden we onze receptie toen we trouwden.”
Zaten we op een doordeweekse woensdag aan de zalm.
Wat een leuke dag!
Op terugweg zaten we met z’n tweeën al te bedenken: “Wat zullen wij volgend jaar gaan doen?”

Reageren

29 juli: Kei.

Bij onze computer ligt een papieren muismat, een uitgave van Plint.
Drie jaar geleden schreef ik er een blog over onder de titel ‘Schriftjes, boekjes, schrijfmateriaal’.
Uitgeverij Plint combineert gedichten met beeldende kunst en illustraties op allerlei manieren, in dit geval dus een muismat met blaadjes die je er af kunt scheuren. Op ieder blaadje staat een gedichtje met een kunst-afbeelding.

Eind juni keken we een poosje tegen een heel bijzonder kunstwerkje aan.
Hoe langer ik keek, hoe mooier het werd.
Het gedicht heet ‘Kei’.
Op het eerste gezicht zie je de contouren van een grote kei, als je beter kijkt zie je links de letters van een gedicht en het andere gedeelte is een tekening.

Als je het gedicht hebt gelezen, weet je wat de tekening voorstelt.
Toen ik de naam van de kunstenares opzocht bleek het geen tekening, maar een heel fijn knipwerk.

Wat een mooie combi.
De kunstenaars die het gemaakt hebben zijn dichter Frank Eerhart en papierkunstenares  Marthe van Herk. 
De afbeelding op dit blog is een foto die ik heb gemaakt van de muismat.
Als je op de afbeelding klikt zie je een vergroting; laat je verrassen!

Reageren

28 juli: Pizza-breekbrood

In coronatijd her-ontdekte ik het bakken van cake, taart en koek.
Lekker.
Maar niet zo gezond.
Dus nu probeer ik af en toe iets te bakken zonder grote hoeveelheden suiker en boter.

1. Lap beleggen met pizzaspul

Bladerend in mijn receptenmap, eigenlijk op zoek naar een recept voor mini-quiches, vond ik het ooit bewaarde recept voor een pizza-breekbrood. Afgelopen zaterdag ging ik het uitproberen.

2. Rol verdelen in 16 stukjes.

Dit heb je nodig voor het brooddeeg:
– 500 gram bloem
– 300 ml handwarm water
– 20 gram boter of olie
– 2 theelepels suiker
– 8 gram gedroogde gist
– 10 gram zout
Alle ingrediënten door elkaar mixen en 10 minuten blijven kneden/mixen met deeghaken.
Dan het deeg 1 uur op een tochtvrije plek wegzetten om te rijzen.
Bekleed een  bakblik met bakpapier.

3. Rondjes naast elkaar in het bakblik.

Aanrecht met bloem bestuiven en dan van het deeg een vierkante lap maken met behulp van een deegroller.
Deze lap kun je beleggen met pizza-spul. Dit deed ik er op:
– dun laagje ketchup
– plakjes oude kaas
– plakjes ham
– gebakken uien
– Italiaanse kruiden
Maar je kunt er natuurlijk van alles anders op doen, bijvoorbeeld salami of fijngesneden gedroogde tomaatjes, ik noem maar wat.

4. Na 45 minuten rijzen ziet het er zo uit.

Dan rol je deeglap voorzichtig op.
De rol verdeel je vervolgens in 16 stukjes (rondjes), die je naast elkaar in het bakblik legt.
Dan het blik met de rondjes weer 45 minuten  op een tochtvrije plek wegzetten om te rijzen.

5. Repen snijden en serveren. Lekker bij soep!

Oven voorverwarmen op 220 graden, daarna het breekbrood in 25 minuten gaar bakken.

Van vrienden kregen we een courgette, daar maakte ik die avond courgettesoep van.

Samen met het pizza-breekbrood een heerlijke maaltijd!

Reageren

27 juli: 25 tuinen in Ruinen.

“Wat vond je het meest bijzonder aan ‘de Luie Tuinman’? vroeg ik gisteravond aan Gerard.
Voor zijn verjaardag had Gerard van de dochters een bezoek aan dit fenomeen gekregen. ‘Mét koffie of thee op het terras’ vertelden ze erbij.
Gistermiddag hadden we rond twee uur met de dames  afgesproken.
We namen plaats op het terras bij de vijver, daar konden we gelijk al genieten van de Vijvertuin. Met kikker. We bestelden koffie/thee met wat lekkers: in mijn geval een plak zelfgebakken kruidkoek.  Hè, hè, even zitten en bijpraten. Dan ben je al weer een uur verder….

Wat is ‘de Luie Tuinman’?
Het zijn bezoekerstuinen, aangelegd achter het huis van de familie Nauta in Ruinen.
Hun doel is om mensen te laten zien hoe je met eenvoudige middelen mooie tuinen aan kan leggen. Volgens hun ideologie is het niet de bedoeling dat je een slaaf wordt van je tuin door het vele werk wat daarbij hoort, maar dat je kiest voor bepaalde planten, bloemen en heesters die goed bij de grondsoort van je tuin passen.
Maar ik ga niet te veel uit leggen, want alles staat eigenlijk op hun eigen website, hierbij een link. 

Als je de tuinwandeling gaat maken krijg je een foldertje mee, waar 25 tuinen op staan.
Je wandelt van de ene naar de andere tuin en je valt daarbij van de ene verbazing in de andere. In de Zonnetuin bijvoorbeeld zie je alleen maar gele en oranje bloemen en in de Regenboogtuin vind je daarentegen alle kleuren van de regenboog.
Het Prieel groeit helemaal dicht met klimrozen en clematis en in de Grassenlaan verbaas je je over de hoeveelheid soorten grassen er zijn; en hoe mooi dat lijkt in zo’n border.

…. likkebaardend….

Er was ook een moestuin.
Een plaatje, mensen.
Daar liep mijn gezin likkebaardend rond, niet vanwege wat er in hun mond kwam, maar van wat hun ogen zagen: rode kool, ijsbergsla, bonen, uien etcetera en prachtig aangelegd. (klik op de foto voor een vergroting).
Voor iemand die zelf een mooie moestuin heeft paradijselijk om in rond te lopen.

Er was een Boekentuin met een tuinboekenbibliotheekje.
Er was een verstopt engeltje.
We liepen door een Beuken- en een Berkenbos en er was een heerlijk koel Radler-biertje op een terras waarop we ons in een broccante-winkeltje waanden; beetje rommelig, beetje artistiek en knoetergezellig.

Wat een leuk cadeau voor een tuinman zoals Gerard.
En wat was zijn antwoord op de vraag bovenaan dit blog?
Gerard: “Het meest bijzonder is de achterliggende gedachte: de Luie Tuinman laat zien hoe je je tuin het beste kunt aanpassen aan de omstandigheden. Wat past bijvoorbeeld het best onder de schaduw van beukenbomen? Men laat per veldje/tuin zien wat de mogelijkheden zijn, er is een grote diversiteit in de tuinen, er was zelfs een groentetuin! Deze tuinman is niet lui, maar stemt zijn tuin af op de omringende natuur en de grondsoort.”

Op internet vond ik een item van RTV-Drenthe over ‘de Luie Tuinman’.
Daar zie je beelden van het tuincomplex in januari 2019 (hierbij een link.) maar het ziet er in juli een stuk ‘bloemiger’ uit.
“Het is geen Keukenhof, wij doen het op z’n Drents” zegt de eigenaar in de video.
Ik voelde me er helemaal thuis.

Reageren

26 juli: De parel en de schat

Als je een christelijke opvoeding  hebt gehad associeer je de woorden uit de titel van dit blog met de gelijkenissen die Jezus daarover vertelt. (Ook lezen? Hierbij een link naar Mattheus 13 in de Basisbijbel on line. Het gedeelte begint bij vers 44)
Voorganger Eelkje de Vries vertelde dat ze het wat lastige parabels vond.
Dan heb je alles wat je had verkocht om die parel of de schat te bemachtigen; en dan?  Hoe voorzie je dan in je levensonderhoud?”
Ik hou wel van zulke praktische bezwaren bij zo’n verhaal, zo denk ik namelijk ook.

Maar zoals zo vaak zijn de verhalen op veel meer manieren uit te leggen. Vanmorgen wees de predikant ons op de houding van de ontdekkers van de schat en de parel. Ze zijn laaiend
enthousiast en zetten alles op alles om het te bemachtigen.  Kunnen wij daar iets mee?  ‘Laaiend enthousiast ‘ staat haaks op hoe ik het leven in coronatijd beleef.  ‘Bang, achterdochtig en gelaten’ zijn woorden die de lading beter dekken. Enthousiasme beleef ik bij gezamenlijke activiteiten die we als kerkgemeenschap organiseren op het gebied van zingen en themabijeenkomsten, maar alles waar ik normaal gesproken warm voor loop gaat niet door of vindt plaats met de afstandelijke en verlammende anderhalve meter.  We zijn al wel weer bezig om activiteiten te organiseren voor het volgende seizoen,  maar hoe ziet de wereld en dan uit?

Vanmorgen hoorden we dat we de coronacrisis kunnen gebruiken om ruimte te geven aan verandering.  Als dingen niet meer kunnen zoals we gewend zijn,  kunnen we dan andere vormen vinden?  Moeten we gewoontes waarin we zitten vastgeroest loslaten?  Zijn we als kerk niet veel te veel bezig met ons eigen voortbestaan?

Verder stond de pastor stil bij de vraag: “Wat hebben we geleerd van de crisis?” Gaan we de dingen anders doen,  ook als dat gevolgen heeft voor de inhoud van onze portemonnee.? Of voor ons gezapige leven? In het laatste stukje van haar overdenking wees ze ons nog even fijntjes op onze verantwoordelijkheden met betrekking tot de ‘Black lives matter’-discussie, de vluchtelingenproblematiek en ons omgaan met de schepping.

Als slotlied zongen we lied 841  ‘Wat zijn de goede vruchten’.
We zongen over liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing.

Niet zeuren dus.
Aan het werk.

Reageren

25 juli: Een teken aan de wand.

In oktober 2018 bezocht ik met Gerard de tentoonstelling ‘Iran; bakermat van de beschaving’. 

Destijds schreef ik daarover:
Hiernaast zie je een foto van het pronkstuk van de tentoonstelling: een massief gouden rhyton, een drinkbeker.
Ik stond erbij en ik keek er naar. Fascinerend vind ik het idee dat 2500 jaar geleden een vorst dit in zijn handen heeft gehad en eruit heeft gedronken.  Puur goud. Ergens las ik dat Darius I waarschijnlijk dezelfde persoon is als Darius de Mediër die voorkomt in het bijbelboek Daniël.
Stel je voor……..

Later dat jaar, toen ik een dagje uit was met tante Trijn, vertelde ik haar over die gouden drinkbekers, waarop zij zei: “O ja, uit dat lied van ‘Op het feest van koning Beltsazar'” en ze zong het eerste couplet van een lied dat ik nog nooit gehoord had.

Ze heeft het lied voor me opgeschreven.
Op het feest van Beltsazar, zaten grooten met hun hoofd
dronken uit de gouden vaten, uit de tempel Gods geroofd.
Onder luid gejuich, gejubel, midden in het nacht’lijk uur
wat deed elk van schrik verstommen? ’t Was het handschrift op de muur. 

refrein: ’t Was de hand van God die daar schreef in vlammend vuur
‘k Heb voleind geteld uw laatste uur
Gij zijt in de schaal gewogen
en voor God te licht bevonden
hoe zal ’t u zijn in uw laatste uur? 

Zie, de dappere Daniël, zie hem voor de koning staan, 
en hun daden streng bestraffend zegt hij hun het oordeel aan
’t Geldt hen allen, want de schrift laat geen enk’le zondaar staan
’t Koninkrijk is nu voleindigd, God heeft met u afgedaan. 

Wel een moed, geloof en kracht, trouw in wat zijn God beval
door de kracht des Heil’gen geestes, staat hij voor de koning pal. 
In Judea of in Babel, trots de leeuwen en het vuur
hij verstond ten allen tijde ’t goddelijk handschrift aan de muur. 

Zo staan ieders daden ook opgetekend voor de Heer
die nog heden vriend’lijk nodigt, roept “O, zondaar, keer toch weer!”
Want de dag van ’t vreselijk vonnis komt steeds nader, uur tot uur
tot Gods hand ’te licht bevonden’ neer zal schrijven op de muur. 

Een lied uit de oude doos.
Een verhalend lied met een vermaning aan het eind.
Een lied zoals we ze tegenwoordig niet meer zingen, maar nog wel emoties en herinneringen oproept.

Ben je benieuwd naar het bijbelverhaal dat bij dit lied hoort?
Het staat in Daniël, hoofdstuk 5.
Hierbij een link naar dat gedeelte in de basisbijbel on line. 

Rembrandt maakte ooit een schilderij met de titel: ‘Het feestmaal van Belsazar’, waarop hij laat zien hoe hij dit bijbelverhaal voor zich zag.
Hierbij een link naar de Wikipedia-pagina over dit schilderij, daar vind je een uitgebreide uitleg én een mooie afbeelding er van.

Het verhaal over Belsazar leeft nog voort in de Nederlandse uitdrukking ‘Het is een teken aan de wand’, waarmee naderend onheil wordt bedoeld.

Reageren

24 juli: ‘Wij’ – David Nicholls.

Voor de tweede keer las ik een boek van David Nicholls.
Het eerste boek van zijn hand dat ik las, ‘One day‘(De eerste dag) was een bijzonder boek. Dat heb ik onthouden, omdat het steeds maar één dag van een jaar beschrijft, zodat je in 15 hoofdstukken 15 jaren aan je geestesoog voorbij ziet trekken.
Dit schreef ik destijds aan het einde van dat blog:
Mooi boek. Nicholls schrijft onderhoudend en humoristisch. En realistisch.
Een ander boek van hem heet ‘Wij’.
Binnenkort maar eens op zoek in de bibliotheek.

Niet uit de bibliotheek, maar gekocht van boekenbonnen, het stond al een tijdje op mijn lijstje.
Ook dit was een onderhoudend boek, maar heel anders dan de vorige.
Het boek is geschreven in de ik-vorm; Douglas Petersen is de hoofdpersoon.
Je stapt in het verhaal op het moment dat zijn vrouw Connie tegen hem zegt dat ze er over denkt om van hem te scheiden.
Hij zit daar behoorlijk mee in zijn maag.

Maar….. er staat nog een grote gezinsreis gepland door Europa met hun zoon Albie (17) en Douglas neemt zich voor om alles in het werk te stellen om Connie weer voor zich te winnen. Verder wil hij ook proberen om de problematische band met zijn puberende zoon te verbeteren.
De reis wordt beschreven van stad tot stad en tussendoor kom je in flashbacks het hele verhaal van Connie en Douglas te weten,
Hoe hun relatie begon in hun studententijd.
Hoe hij haar ten huwelijk vroeg en dat ze later ouders werden.
Je leest dan ook hoe ontzettend veel Douglas van vrouw en zijn zoon houdt, maar dat heeft hij niet altijd laten merken; hij is een beetje een onhandige, verstroode man die opgaat in zijn werk en vooral bezig is geweest met het onderhouden van zijn gezin. Verder legde hij in de opvoeding vooral de nadruk op wat moest, wat nodig was en wat in zijn ogen belangrijk was.
Tijdens de Europa-reis wordt duidelijk hoe de relationele vlag er bij hangt.
Ik kreeg steeds meer sympathie voor Douglas, maar vond het ook wel een beetje een oliebol.

De schrijfstijl van Nicholls is typisch Engels. Met onderkoelde humor vertelt hij met de nodige zelfspot een mooi liefdesverhaal met hoogte- maar ook dieptepunten.
Soms moest ik hardop lachen, maar soms was ik ook ontroerd.
Hilarisch is zijn omschrijving van ‘fietsen in Amsterdam’: Als je je een waarlijjk onverschrokken moraalridder wilt voelen gaat er niets boven het rijden op een fiets door Amsterdam. Daar is de traditonele machtsverhouding met de auto omgekeerd en maak je deel uit van een enorm volksleger, hoor je bij het peloton en kijk je neer op de motorkappen van mensen die zo dom of zwak zijn om auto te rijden.
Mensen fietsen hier al bellend ontbijtend met een roekeloze zwierigheid.
Herkenbaar.
Ik fiets ook wel eens in Groningen.

Het is een fijn boek.
Over idealen die geen stand houden, over liefde die niet altijd wordt begrepen, over de dilemma’s in het ouderschap en over de dood.
Kortom: een niet alledaagse roman over het leven.

Reageren

23 juli: Nieuwe woorden in mijn vocabulaire.

Na de ‘grote-suiker-schrik’ zijn er al weer een paar weken verstreken.
De diëtiste die mijn eet- en drinkgedrag in kaart had gebracht vertelde mij dat ik iets moest veranderen en wat ze vertelde had ik eigenlijk niet verwacht.
Ze adviseerde dat ik niet minder hoefde te eten, maar váker.

“Als je om 06.30 uur ontbijt en om 12.30 uur luncht krijgt je lichaam al die tijd niets te verwerken. Als je dan luncht met brood, karnemelk én fruit, dan krijg je een glucosepiek.  Het fruit dat je bij de lunch eet kun je beter halverwege de ochtend of halverwege de middag nemen; dan verdeel je de glucoseafgifte van de alvleesklier wat over de dag en kan je lichaam het beter opnemen. Ook het toetje dat je bij het avondeten neemt kun je beter op een ander moment van de dag nemen.”

Glucosepiek. Glucoseafgifte. Alvleesklier.
Allemaal woorden die ik nog nooit in een gesprek had gebezigd.
Ze stelde een voor mij geheel nieuwe benadering van eten voor; al bijna zestig jaar eet ik drie maaltijden op een dag en neem ik na het warme eten een toetje!

We zijn nu een maand verder.
’s Morgens bij de koffie eet ik alvast een broodje dat ik anders bij de lunch zou eten het fruit is verschoven naar halverwege de middag.
Het toetje zetten we na de warme maaltijd wel klaar, maar we eten het later, rond 20.00 u.
Halverwege de avond is er dan nog een stuk fruit.
Met deze verdeling heeft mijn maag- en darmstelsel altijd iets te doen.

Inmiddels ben ik al weer drie van de vier corona-kilo’s kwijt.
‘De grote suiker-schrik’ heeft me weer eens bewust gemaakt van wat ik eet en drink.
Niet verkeerd.
In september moet ik me weer melden voor een volgende hart-check.
’t Zal mie nei doun.

Reageren

22 juli: De zomertuin.

“Kun je hier nog iets mee?” vroeg Gerard zaterdagmorgen vanuit de deuropening.
“Deze zijn gesneuveld…”
Klinkt dramatischer dan het is.
Hij stond met een tak van een hortensiastruik in zijn handen.
Hij had de heg geknipt en in zijn enthousiasme een stukje struik meegenomen.

Tuurlijk kan ik daar dan iets mee.
In de kelder zocht ik naar een antiekerig uitziende zilverkleurige schaal en vier kleine flesjes.
De blauwe bloemen knipte ik af op het punt waar het houtige van de stengel overging in het groen, drapeerde de bloemen op de flesjes en zette die op de schaal.

Zomer.
Onze tuin bloeit op dit moment uitbundig en als het mooi weer is, zoals zaterdag, dan straalt alles ons tegemoet.
Gerard heeft naast een siertuin ook een stuk groentetuin en ook die doet het weer prima.
We hebben al aardbeien gehad, andijvie, sla, rode bieten, de eerste aardappels zijn gerooid en de bonen kronkelen al mooi langs hun stokken omhoog.
Het tuinieren is iets dat Gerard met de paplepel is ingegoten; bij hen thuis was de tuin moeders verantwoordelijkheid en dat was ook één van haar grootste hobby’s.
Als ze bij ons kwam liep ze eigenlijk altijd eerst met Gerard naar de groentetuin om te bekijken hoe alles er bij stond.
Of die preiplanten van Jan waren. Of hij de mest bij Henk had opgehaald. Waar de boerenkool straks kwam te staan. Of er ook ‘stekerij’ bij de bieten zat.

Van huis uit ben ik er niet mee opgegroeid. Mijn vader had niks met een groentetuin; toen hij in de schrale grond van hun nieuwbouwhuis in Hoogersmilde in 1962 eerst een jaar aardappels moest verbouwen zette hij de pootaardappels met de kiemen naar beneden in de grond. Hij dacht dat die als wortels naar onderen zouden groeien……
Onze dochters hebben genen van alle vier hun grootouders, maar de ’tuin-en-plantjes-genen’ hebben ze van Oma Waninge.
Als ze thuis komen loopt Gerard altijd even met hen naar zijn tuin; hij krijgt van hen tomatenplantjes die ze zelf kweken op hun balkon.
Oma zou trots op hen zijn!

Reageren

Pagina 1 van 3

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén