Voor ons weekendje Den Bosch hadden we een hotel midden in het centrum gereserveerd: Golden Tulip Hotel Central.
Voor mij was dat hotel alleen al een verrassing, want het zat in een heel oud pand.
Johan Rademaker kocht het in 1905 en maakte van het gebouw een familiehotel; achterkleindochter Karin zwaait daar tegenwoordig de scepter.
Het is allemaal erg modern en stijlvol ingericht en toch hangt er een huiselijke sfeer.
Overal in het gebouw (ook op onze kamer) hingen oude foto’s van het hotel in vroeger dagen en historische afbeeldingen van Den Bosch.
En het aller-aller-leukste: naast het bed lag een historische atlas van ’s Hertogenbosch.
Meestal ligt er in zo’n nachtkastje een bijbel, maar die ken ik eigenlijk al.
Voordat we de stad ingingen om het VVV-informatiepunt op te zoeken had ik het eerste hoofdstuk al gelezen en de kaartjes bekeken: hoe zag de nederzetting er uit in de ijzertijd…?
Maar even terug naar het gebouw.
Het staat aan het marktplein in het centrum van de stad.
Aan datzelfde marktplein heeft ook Jheronimus Bosch gewoond en geschilderd; op het plein staat een standbeeld van hem.
Het hotel is begonnen als stadskasteel dat ridder Dirck de Roover in 1422 liet bouwen; het heette ‘de Leeuwenborg’.
Het was in gebruik als woonhuis tot 1637: toen werd het pand aangekocht door de Raad van State en werd de hoofdwacht er in gevestigd.
Dat was een centrale post, een gebouw van waaruit de schutterij of andere veiligheidsdiensten hun wachtrondes konden maken.
Onderin het gebouw was een gewelvencomplex, dat toen gebruikt werd als gevangenis waar oproerkraaiers en misdadigers werden vastgehouden.
Die functie hield het gebouw tot 1869: toen werd het in gebruik genomen als postkantoor en in 1896 kreeg het pand voor het eerst een horecabestemming.
Wij ontbeten ’s morgens in de imposante 14e eeuwse gewelvenkelder, het cellencomplex van de Hoofdwacht.
In 1986/1987 is deze ruimte volledig gerestaureerd/vernieuwd en ingericht als multifunctionele zaal voor recepties, feesten én ontbijt dus.
Als stille getuigen zag je nog de ringen aan het plafond, waar vroeger de gevangenen aan vastgeketend werden.
O man.
Als muren toch konden praten, dan wou ik wel een gesprekje met ze voeren.
Verder waren we niet veel in het hotel, wij waren voornamelijk de hort op en beleefden van alles in de stad.
Zaterdagmiddag hadden we even een ’time out’ van de stadsverkenning; na een uurtje liggen zochten we rond vijf uur het restaurant van het hotel op.
Bij de reservering hadden we een voucher gekregen: een fles Cava en een borrelplank, die gingen we inleveren.
We hadden ons er niet zoveel van voorgesteld.
“Een paar stukjes kaas en worst en wat olijven, dat zal het wel zijn. Gaan we daarna even een vissie kopen op de markt.”
Het vissie kochten we pas die zondag; de borrelplank was zo goedgevuld dat we de warme maaltijd niet gemist hebben.
De ober kwam heel officieel de fles champagne ontkurken en zo zaten wij met z’n tweeën die zaterdagmiddag met eigenlijk niks om te vieren aan een super-feestelijke borrel.
Maar ook zonder reden kunnen wij erg genieten van zo’n onverwacht feestje!
Benieuwd naar onze andere avonturen in ’s Hertogenbosch?
Hierbij een link naar deel 1, onderaan dat blog vind je een overzicht.
Geef een reactie