Een collega had bedacht dat ze een truitje ging breien voor ‘de-baby-op-komst’ van een andere collega.
Dat was een goed idee, maar het kwam er niet van.
Het baby’tje (een zoon) is al lang geboren, maar het garen zat nog in de plastic verpakking voor tien bollen.
Op een morgen lag het op mijn bureau.
“Voor jou. Ik weet niet wat ik er nu mee moet doen, jij bedenkt vast iets leuks.”
10 bollen Scheepjes-garen van 50 gram.
56% katoen, 44% acryl.
Grijs gemeleerd.
Op de werkvloer was het even onderwerp van gesprek.
Andere secretaresses vonden grijs niet echt een kleur voor een babyvestje, maar ik dacht: “Bij zo’n mini-spijkerbroekje en een wit shirtje? Best leuk.”
Maar ik had andere plannen.
Ooit had ik van restjes sokkenwol een soort omslagdoek gebreid, waarbij je begint met het opzetten van drie steken en het breiwerk iedere heengaande toer met twee steken uitbreidt door te meerderen. Daarbij verschijnen dan in het midden twee gaatjes (zie afbeelding links) en krijgt je breiwerk de vorm van een vlieger. Hoe je dan moet breien lees je hier.
Toen had ik bedacht dat dat ook een mooie basis zou zijn voor een grotere omslagdoek, maar ik moest nog bedenken hoe ik van de vlieger-vorm een driehoek-vorm kon maken.
Het experiment is geslaagd: het resultaat zie je op de afbeelding hiernaast.
Voor het patroon gebruikte ik verschillende ajoursteken.
Als je op de afbeelding klikt komt hij groter in beeld, dat zie je de details.
Na 4 banen met steeds die meerdersteek in het midden hield ik op met meerderen.
Op de afbeelding links zie je een deel dat met rode lijnen is afgebakend; bij dat deel breide ik de pen aan de voorkant uit, aan de achterkant stopte ik twee steken voor het midden. Toen keerde ik het werk en ging ik aan de voorkant weer verder.
Die pen breide ik weer uit, aan de achterkant stopte ik weer twee steken eerder en keerde het breiwerk weer. Als je dit maar blijft doen brei je steeds minder steken aan die kant. Als je bijna geen steken meer over hebt (alleen de zes ribbelsteken aan de zijkant brei je helemaal terug naar het midden. Dan heb je aan één kant die driehoek tussen de rode lijnen gebreid, de andere kant is nog de bovenkant van de vlieger. Dan brei je helemaal naar het einde van je werk en pas je de ’twee steken minder breien per toer’ ook aan de andere kant toe.
Toen andere kant ook helemaal klaar was, had ik dus een driehoek, maar de omslagdoek was nog iets te klein.
Ik breide er nog 15 centimeter bij aan, maar nu meerderde ik steeds aan de uiteinden aan weerzijden een steek.
Er komt van deze omslagdoek geen uitgebreide breibeschrijving; als je een ervaren breister bent kom je er met mijn beknopte beschrijving wel uit.
4½ bol gebruikte ik voor deze omslagdoek; hij is nu in het bezit van de collega die mij het garen gaf.
Toen hoorde ik dat er weer een collega zwanger was en breide ik een baby-vestje.
Met de valse kabelsteek en houten beertjes-knoopjes.
Sylvia
Alle steken met zoveel zorg, aandacht, geduld en liefde gemaakt. Bijzonder mooi! Wat heb je toch veel talent.