De waarde van de dag

een alternatief voor 'de waan van de dag'

27 januari: Overvallen.

Vandaag is het 27 januari: de dag waar ik al zo lang naar uitkeek, want Scratch.
Daar schreef ik half januari al over in het blog ‘Scratch‘.
De laatste zin was: “Geef je op; gaan we samen zingen op 27 januari!”

Maar John Lennon zei het al: ‘Life is what happens to you when you’re making other plans.’
Gisteren werd ik overvallen door de griep.
Griepprik gehad én coronaprik gehad; ik troost me met de gedachte dat het zonder die prikken erger was geweest, dus ik bezit mijn ziel in lijdzaamheid.
In plaats van het zingen en instuderen van Psalm 2 lag ik tot 12.oo uur in bed en deed verder niks. Ja, slapen en suffen op de bank.

….slapen en suffen op de bank…

Maar o, wat vind het ik stom en wat was ik teleurgesteld, want ik had me zo op die scratch verheugd!
En, minstens zo erg: morgenvroeg zal ik ook niet meezingen met de cantorij. En we zingen van die mooie liederen!

Helemaal wég ben ik bijvoorbeeld van het lied ‘Boek, jij bent geleefd’ van Huub Oosterhuis.
Morgenvroeg zal ik thuis kijken en luisteren en me zitten te verbijten om wat ik allemaal mis.
Maar laten we het ook niet groter maken dan het is: een wintergriepje waardoor ik er een keer niet bij ben.
Ik heb voor heter vuren gestaan.

Hierbij als schrale troost een YouTube uitvoering van  het lied Boek, jij bent geleefd.

Reageren

26 januari: Ik was de bas…

In het najaar van 2022 kreeg ik uiteindelijk toch nog corona (zie Alles staat even stil uit november 2022)
Het eerste symptoom was dat mijn stem wegbleef; in januari 2023 was corona wel al weer voorbij, maar de stemproblemen bleven.
Daarover schreef ik vorig jaar om deze tijd een blog onder de titel  Niet bij stem’.

We zijn een jaar verder en het gaat nog niet veel beter.
Zingen kost me moeite en ik kan de C niet meer halen: ‘gewoon’ met de gemeente meezingen op zondagmorgen lukt me al niet, ik zing eigenlijk altijd al een octaaf lager, met de tenoren mee zeg maar.
Maar ik ben geen tenor, ik ben alt.
Verder raakt mijn strottenhoofd vermoeid als ik lang achter elkaar zing en bij het lang aanhouden van noten valt mijn stem soms zo maar weg of hij breekt.
Mijn hele leven heb ik veel gezongen en ik heb er eigenlijk nooit bij nagedacht: ik genoot ervan en vond het vanzelfsprekend dat mijn stem het deed. Die mooie stem beschouwde ik als een gave waar ik zelf veel plezier van had en (door het zingen in koren en samen met Gerard) konden anderen daar ook van genieten.

Dat lage zingen vind ik eigenlijk niet leuk.
Dieptepunt op dat gebied was een voorval op de cantorijrepetitie van vorige week.
Karel liet de alten en sopranen even zonder mannen zingen en zei: “Ik hoor toch nog bassen. Niet meezingen mannen.”
Ik was de bas die Karel hoorde.
Toen ben ik na de repetitie naar hem toegegaan en heb uitgelegd dat mijn stem na corona niet meer goed is geworden.
Hij bood aan om mij te helpen.

Dinsdagavond hebben we even wat oefeningen gedaan; hij constateerde ‘lucht’ op de stembanden en ik kreeg wat oefeningen mee.
Verder gaf hij mij het advies om bij de huisarts langs te gaan en daarbij te vragen naar een verwijzing naar een logopedist.
Maar het zit waarschijnlijk ook tussen mijn oren.
Ik zie een hoge noot en denk:  “Daar kan ik vast niet bij” en dan gaat er al iets niet goed met mijn ademhaling.
Ik ga het avontuur maar gewoon weer aan; ik plan een afspraak bij de huisarts.
Per slot van rekening is het met mijn schouder, mijn knie en mijn gebit ook gelukt om de problemen te verhelpen!
En een stem die het niet goed doet lijkt misschien een futiliteit, maar dat is het niet voor mij.

Reageren

25 januari: Schrijf jij nog?

23 januari, afgelopen dinsdag, was de Internationale Dag van het Handschrift.
Dat hoor ik dan ’s morgens op de radio in het programma van Bert Haandrikman op Radio 5.
Hij had een handschriftdeskundige in de uitzending die forensisch onderzoek deed naar handschriften; hij vertelde over wat een handschrift je kan vertellen over de schrijver en wat voor informatie je kunt krijgen als je handschriften met elkaar vergelijkt.

Naar aanleiding van dat gesprek bij mijn kop thee en sudoku in de morgen dacht ik na over mijn handschrift.
Hoe vaak schrijf ik eigenlijk nog? Kaartjes die op de bus gaan zijn bij mij altijd handgeschreven.
Boodschappenbriefje.
‘Even-onthouden-briefjes’ op het aanrecht.
En op mijn werk: ik maak aantekeningen bij telefoontjes die binnen komen die ik later uitwerk.

Toen ik van de lagere school kwam kon ik mooi schrijven: schuin en aan elkaar.
Ik kan het nog!
Maar toen ik op de MAVO kwam vond ik mijn eigen handschrift kinderachtig. Het was toen in de mode om rechtop te schrijven met ronde letters en niet aan elkaar maar los. Dat ben ik toen gaan doen en vanaf 1973 is het niet erg veel meer veranderd, het ziet er nog steeds zo uit als ik toen in mijn agenda schreef. Op de afbeelding zie je beide varianten.

Toen ik in 1979 bij Justitie in Assen ging werken heb ik nog een Steno-diploma gehaald; toen kon ik meeschrijven als iemand praatte.
Als ik nu een vergadering moet notuleren doe ik dat altijd op mijn laptop.
Als de apparatuur me in de steek laat kan ik het ook nog met de hand, maar de steno ben ik verleerd.

De dag van het handschrift is bedoeld om meer aandacht te vragen voor het belang van handmatig schrijven. De datum wordt in Nederland aangegrepen om een nationale Week van het Handschrift te organiseren, die zich vooral richt op ons Nederlandse onderwijs. Die week is dus deze week van 22 t/m 26 januari en wordt georganiseerd door het Platform Handschriftontwikkeling: zij promoten het belang van het handmatig en cursief schrijven.  Het thema van dit jaar is ‘Schrijven is hersengymnastiek’, wat slaat op hoe belangrijk schrijven is voor bijvoorbeeld het creatief denkvermogen en het uitstippelen van een stuk tekst.

Hoe belangrijk is het dat kinderen in deze digitale tijd leren schrijven met de hand?
Daarover las ik een interessant artikel op de website van CNV – Connectief onderwijs: Is handschriftonderwijs nog steeds van deze tijd?

Uit dat artikel licht ik onderstaande alinea over het verschil tussen ‘meetypen’ of ‘meeschrijven’:
Het is bijna niet mogelijk om iemand woordelijk bij te houden op schrift. Daarom filter je automatisch de kern uit een verhaal. Je leert op deze manier snel verbanden leggen en uiteindelijk zorgt dit voor betere leerprestaties. Dus al lijkt het dat de computer het leren schrijven met de hand overbodig maakt, onderzoek wijst uit dat het jonge kinderen helpt hun brein beter te ontwikkelen. Bovendien heb je er op oudere leeftijd nog altijd profijt van.’

Het ‘netjes schrijven’ dat ik leerde op de lagere school is dus wel ergens goed voor geweest; ik heb er nog profijt van! Al is het maar bij het bijhouden van de klaverjaspuntentelling.

Reageren

24 januari: Rustdag?

Hinsz-orgel in de Catharinakerk Roden

Zondag rustdag.
Tenminste: meestal.
Afgelopen zondag had ik om 09.45 uur al een afspraak voor de Pop-up-cantorij, zat ik ’s middags in Groningen te genieten van Simone Kleinsma en zondagavond wou ik graag naar de vesper om 19.00 uur in de Catharinakerk.
Daar was ik anders vanwege het drukke programma die dag denk ik niet heen gegaan, maar ik had gehoord dat het voor de voorganger van die avond, Theo van Beijeren, de laatste keer zou zijn dat hij voorging in een viering.
Een voorganger die al langer in Roden woont dan wij en die ik dus ook vanaf 1989 regelmatig heb horen preken.
We hebben zelfs een tijdje ‘samengewerkt’; hij dominee, ik ouderling.
In zekere zin werken we nog steeds samen, want we zitten samen in de website-groep van onze PKN-gemeente en hij is mijn ‘ondersteuner-bij-moeilijke-dingen’ van deze website/dit blog.

Het was fijn om de vertrouwde stem weer te horen in deze vesper in de tijd van Epifanie.
Bij zo’n avondviering in de Catharinakerk daalt er altijd een bepaalde rust op me neer.
Het oude gebouw en de meditatieve sfeer van een vesper doen iets met me.
We zongen de overbekende psalm 42 ‘Evenals een moede hinde’. De tekst van de aangegeven coupletten kende ik uit m’n hoofd vanuit mijn kindertijd (herhaling is de kracht van de reclame) en ik voelde me opgenomen in de eeuwenlange traditie van zingende mensen in deze oude kerk. We zongen natuurlijk verschillende, toepasselijke liederen als gemeente, maar een glansrol was weggelegd voor Erwin Wiersinga, die stukken speelde van o.a. Bach, Böhm en Menselssohn-Bartholdy.

Van de laatste componist  was het slotstuk van de viering: Orgelsonate nr. 2. Opus 65.
Toen Erwin was uitgespeeld verwachtte ik een daverend applaus. Dat niet kwam. Het was per slot van rekening een ‘gewone kerkdienst’. Maar hij heeft wel verdiend, daarom hierbij een digitale variant.

Na viering wandelde ik nog even langs de Mensinge.
Met de laatste sonate nog in de oren zag ik even verderop de oude kerk staan; de lichten binnen waren nog aan en het geheel straalde een feeërieke sfeer uit.
Wat een mooie viering.
Balsem voor de ziel.

Reageren

23 januari: Eerbetoon.

Theater!
Je hebt heel veel vormen van theater, maar één van de leukste varianten daarvan vind ik de musical.
In het najaar zag ik een promo voor ‘de Hospita’ en las dat die ook zou gaan spelen in Martiniplaza in Groningen; ik regelde gelijk kaarten.
En zo zaten we zondagmiddag in de zaal.
Deze musical is gemaakt door Joop van den Ende als ‘cadeau’ voor Simone Kleinsma ter gelegenheid van haar 65e verjaardag; het is dus niet gebaseerd op een bestaand verhaal, maar speciaal voor haar geschreven. De muziek bestaat uit melodieën uit het Franse songbook. Die muziek wordt overigens gespeeld door een écht orkest!

Het speelt zich allemaal af in Amsterdam, maar er zijn in de show ook flashbacks, die zijn gesitueerd in het Parijs van veertig jaar geleden. We zien Simone als Madeleine Coutard, die ooit een beroemde revuester was. Ze woont in een oud grachtenpand samen met haar oud-kostuumontwerper Kimono; die rol wordt gespeeld door Paul Groot.
Die twee vormen geen echtpaar, maar ze gedragen zich wel zo. Ze horen bij elkaar, kibbelen, lachen en halen herinneringen op.
Als de show teruggaat in de tijd zien we Madeleine schitteren zoals ze toen was: dansend en zingend als stralend middelpunt in een revue.

In de wereld van nu is ze een oude vrouw die uit geldnood kamers verhuurt aan drie theaterstudenten.
Daarmee komt de maatschappij van nu haar leven binnen denderen: de studenten zijn wokers die zich aan bomen vastketenen omdat die gekapt gaan worden, maken zich druk om het woord ‘showbizz-dwergen’ (“Dat zijn kleine mensen die acteren!”) en vinden dat ze éigenlijk niet in een grachtenpand in Amsterdam kunnen wonen ‘want dat is tenslotte in de 17e eeuw gebouwd door de slavendrijvers’.
En dan hebben we de gendernormen en de havermelk nog niet eens benoemd.

Je krijgt echt waar voor je geld als je naar deze musical gaat: bijna drie uur word je vermaakt.
Een prachtig spektakel waarin van alles gebeurt; er wordt veel gelachen, maar er is soms ook een traan.
Het is iedere keer weer leuk om te zien hoe het met het decor wordt geswitcht van Amsterdam naar Parijs, van de woonkamer naar de slaapkamer en van een podium met spotlights naar de straat waar het huis van Madeleine staat.

Voor mij was de grote trekpleister Simone Kleinsma: wat een fantastische artieste is dat.
Ik zag haar al in de jaren ’90 in een ouderwetse revue met André van Duin, waarbij ik moest huilen van het lachen bij de scene waarop hij aan haar vraagt: “Wat doet U eigenlijk voor de kost?” Kijk en geniet >>>.
In 2018  zijn we speciaal voor haar naar Amsterdam gegaan voor de musical ‘Was getekend: Annie M.G.’.
In ‘de Hospita’ komt zij volledig tot haar recht: een prachtig eerbetoon aan deze ras-artieste.
Wij hebben het cadeau van Joop voor Simone zondagmiddag woord voor woord en noot voor noot uitgepakt: wat een leuk cadeau.
En wat fijn dat we er allemaal van mogen meegenieten!
Hierbij een link naar de website van ‘De Hospita; er komen nog extra voorstellingen. Ook in Groningen…..

Reageren

22 januari: Wel geroepen.

Gistermorgen in de viering van onze PKN-gemeente was het onderwerp ‘Roeping’.
Twee verhalen uit de bijbel werden bij dat onderwerp gelezen: de roeping van Samuel (die steeds denkt dat Eli hem roept) en de roeping van de discipelen.
We zouden in de dienst afscheid nemen van een ouderling en er zouden ook nieuwe ambtsdragers bevestigd worden, maar die plechtigheden gingen niet door. De ouderling die afscheid zou nemen was ziek geworden en er waren geen nieuwe ambtsdragers gevonden; er was wel geroepen, maar niemand had die roeping vooralsnog beantwoord. De zittende kerkenraadsleden gaan nog wat langer door en we hopen in de toekomst toch wat nieuwe mensen te vinden.

Het ging gistermorgen in de preek over de discipelen die de roeping van Jezus serieus hadden genomen en met hem mee gingen.
Dat er waren er 12. En het waren alleen maar mannen. Volgens voorganger Walter Meijles waren er zeker ook vrouwen bij de volgelingen van Jezus, “maar door de filters van die tijd en filters van latere tijden in christelijk Europa zijn die vrouwen naar de achtergrond gedrongen. Er zijn mensen die de namen van alle twaalf discipelen kennen….”
Volgens de voorganger alleen de mensen die een degelijke opvoeding hebben gehad. Huh? Ik ken ze beslist niet alle twaalf* en toch heb ik wel een degelijke opvoeding gehad.

In de viering was er ook een primeur: de Pop-up-cantorij.
Van te voren had de predikant aan de cantorij gevraagd of er een aantal mensen een lied wilden instuderen om de gemeente te ondersteunen bij het zingen. Karel had een geluidsbestandje gemaakt waarop hij de melodie speelde zodat we thuis konden oefenen.
Gistermorgen stonden we met 8 cantorijleden om 09.45 uur al bij het orgel te zingen om af te stemmen met de organist.
Het ging om lied 343 ‘Geloofd zij God die heel de wereld tot leven wekt’.
Het is een compacte samenvatting van de Apostolische Geloofsbelijdenis.
Mooi lied! En het zingen ging ook goed.
Later aan de koffie sprak ik nog een sopraan en we waren het roerend eens: dit moeten we vaker doen!
Daar zijn we als cantorij per slot van rekening voor: de lofzang gaande houden.
En de lofzang ondersteunen dus.

* Meer weten over die twaalf belangrijke mannen? Hierbij een link naar een artikel daarover op Historianet. 

Reageren

21 januari: Vermengde levens & randfiguren.

Gisteravond hadden we een aantal mensen op bezoek, die we eigenlijk in september al zouden ontmoeten: op de avond van de Rodermarktparade komen we nog altijd bij elkaar met een klein clubje wagenbouwers van basisschool ‘de Haven’.
Maar wij hadden het druk met van alles en nog wat en ik stuurde een mail: “Het komt ons deze maand niet zo goed uit. In januari is het altijd rustig, dan zijn jullie welkom bij ons aan de Boskamp.”
Vond iedereen een prima idee en zo zaten we gisteravond met z’n achten aan de warme appeltaart met slagroom.

Eén van de mannen had zijn vriendin meegenomen; zijn vrouw is in 2019 overleden.
Dit was de eerste keer dat ze een klein deel van de Havenstappers ontmoette.
Vorige week tijdens de nieuwjaarsbijeenkomst van de kerk had ik haar ook al gesproken; toen vertelde ze over de periode dat haar man was overleden en het begin van hun nieuwe relatie.
“Toen kende ik hem al, want hij was de man van mijn collega. Ik had gezien hoe hij omging met het grote verlies. Hij nam weer deel aan het leven zoals dat op hem afkwam; paste op zijn kleinkind en ging gewoon met zijn caravan op vakantie. Dat was voor mij een voorbeeld: dat wilde ik ook”.
Hun levens worden nu langzamerhand met elkaar vermengd.
Zijn kinderen en haar kinderen.
Haar familie en zijn familie.
En op den duur komen dan ook de ‘randfiguren’ aan de beurt zoals wij: kennissen van de basisschoolperiode van onze kinderen.

Gisteravond leerden we elkaar weer wat beter kennen; het onderwerp ‘een nieuw leven opbouwen na het overlijden van je partner’ kwam ook weer aan de orde en in dat kader vertelden ze een mooi verhaal. Ze hadden zijn kleindochter van 7 en haar kleindochter van 8 samen te logeren gehad. De dames konden het gelijk al goed met elkaar vinden en hadden zich met z’n tweeën gebogen over de vraag: wat zijn wij eigenlijk van elkaar? Ze bedachten dat zij ‘bonus-nichtjes’ waren. En verder was het gewoon zoals bij alle andere kleinkinderen: opa en oma  waren heel blij dat ze er waren en ze waren ook heel blij dat ze weer weg gingen. Want zeer vermoeiend.

Het is fijn als mensen elkaar na een periode van rouw vinden.
Dat was ook het onderwerp van mijn kerstverhaal in ‘de Krant’ van afgelopen december; het ging immers over mijn moeder die op latere leeftijd nog weer een relatie kreeg. Veel reacties heb ik daarop gehad: mensen vonden het een herkenbaar en troostrijk verhaal.
In januari 2020 schreef ik een verhaal over groepsgesprekken waar iemand bij is die net zijn of haar partner heeft verloren onder de titel ‘Wat zeg je?’
Als ik dat teruglees herken ik in het laatste deel de weduwnaar die gisteravond met zijn nieuwe liefde in de kring zat.
Het leven gaat door.

Reageren

20 januari: Vitamine M

Het is januari. Volgens sommigen samen met februari een deprimerende maand.
Dat gevoel deel ik niet; januari geeft mij altijd een opgeruimd gevoel.
Een nieuw jaar met een agenda die nog redelijk wat ruimte biedt.
Tijd om binnen wat dingen uit te zoeken en wat kastjes op ruimen.
Afgelopen week deden ze bij Radio 5 hun uiterste best om de luisteraars op te vrolijken: men introduceerde het happy hour.
Dit stond er op hun website:
In wat gemiddeld de druilerigste week van het jaar is, geeft NPO Radio 5  je een beetje extra. Twee keer per dag – wanneer blijft voor iedereen een verrassing – wordt een uur lang alleen de vrolijkste muziek gedraaid! Noem het Vitamine M(uziek).
Hoor je de bel? Vraag dan gauw je plaatje aan, of nee: twee! Want tijdens het Happy Hour draaien we van één luisteraar twee favorieten. Let daarbij wel op dat je plaatjes aanvraagt van twee verschillende artiesten, dan blijft het lekker fris en afwisselend.

Door werk en andere verplichtingen heb ik lang niet alles gehoord, maar het initiatief is natuurlijk prima!
Maar……waar word je vrolijk van?
Dat is voor ieder mens verschillend.
Iemand werd heel blij van ‘Engelbewaarder’; voor mij een reden om de radio even uit te zetten.
Maar ik vond het een leuk initiatief: alles beter dan het gezeur over die lastig door te komen eerste maanden van het jaar.

Mijn advies: doe dingen waar je hart van gaat zingen.
Als je dit blog volgt weet je wat voor dingen dat voor mij zijn.
Gistermorgen was er even weer zo’n klein geniet-evenementje: een afspraak in Assen met schoonzus Ali (van de Aaltje-dagen).
We hadden elkaar al een tijdje niet meer echt gesproken. Wel gezien natuurlijk op verjaardagen en familiebijeenkomsten, maar we zitten niet altijd naast elkaar en soms is zij er wel en ik niet of andersom.

“10.00 uur koffie bij Plein 10” spraken we af.
Daarna zouden we wel zien; nog even winkelen misschien, ergens een broodje of zo.
Na de cappuccino met gebak vroeg Ali na anderhalf uur: “Heb jij nog boodschappen?”
Nee. En we zitten eigenlijk ook wel lekker.
Lang verhaal kort: we liepen even om de hoek naar C&A voor een broek en namen daarna weer tegenover elkaar plaats aan een tafeltje bij de Hema. Lekker broodje en een kop thee.
Toen zaten we ook weer lekker.
Drie uren vlogen om.

Gistermiddag moesten er wat dingen in de oven (appeltaart, breekbrood).
Schillen, mixen, kneden, snijden; ik stond meer dan een uur bij het aanrecht.
Ik zette de Theresiënmesse van Joseph Haydn op en zong de altpartij mee.
Vitamine M!
Daar gaat mijn hart van zingen; zo creëerde ik mijn eigen happy hour ‘in de gemiddeld druilerigste week van het jaar’.

Reageren

19 januari: Wat gao’we doen?

“Dunderdagmörgen um 10.00 uur; tot dan!”
Zo eindigde mailwisseling die ik haar met Henny, de coördinator van de schrievers die nou en dan een stukkie inlevert veur een column in de rubriek ‘Moi Noordenveld’. Gustermörgen zaten we bij mekaor op uutneudiging van Maria, uutgever van het streekblad ‘de Krant’: Tea Nijnuis, Henny Bouwman, Lammert Douwes, Bert Blaauw, Anne Doornbos en ik.
Zij kenden mekaar al, ik haar drie van de vief nog nooit ontmoet.

We mussen het over een paar dinge hebben.
‘Wat goa’we doen met Meertmaond Streektaolmaond?’ was ien van de vraogen.
Der weur ofspreuken dat der in de meertmaond iedere dag een Drents woord op de website van ‘de Krant’ stiet en dat der in de papieren kraante alle weken een overzicht komp van alle woorden die veurbijkommen bint.
Misschien komp der dan an ’t einde van de maond een ‘woord-van-de-maond’-verkiezing, maor dat hangt nog van een paar aandere dinge of.
Het was mooi um het mekaar over typisch Drentse woorden te hebben.
‘Kevot’ bijveurbeeld. Haar ik nog nooit van heurd. Het bliekt een Drents woord veur enveloppe/couvert te weden, dat in de Franse tied in Nederland in zwang raakte.

In het kader van ‘Veurlezen op de basisschoelen in Noordenveld’ vreug Tea of wij nog veurlezers wussen.
Iene wus ik der: ik heb mij opgeven as veurlezer op een basisschoele in Roden.
Maor wij hebt nog gien veurlezers genog!
Woon ie in de buurt en praot ie de streektaol? Geef joe dan op!
Kan bij mij via een reactie op dizze website.

Toen ik vreug wat der dan zoal veurlezen weur, bleek dat het Huus van de Taol boekies en programma’s anböd.
Ze hebt bijveurbeeld ok het programma ‘Wiesneus’; dat is een methode um speulenderwies Drents te leren.
Der heurt ok een website bij met liedties, verhaolen, gedichies en spellegies in ’t Drents. Alles is ok te beluusteren: zo kunt kinder op een laagdrempelige manier kennismaken met het Drents. In de Meertmaond Streektaolmaond geeft ze ok een tiedschrift uut under de naom ‘Wiesneus’ dat dan uutdield wordt op de schoelen in Drenthe.  Beneid? Hierbij een link naor de website.

Mooi um mekaar zo ies te ontmoeten!
Wij blieft met mekaar de column ‘Moi Noordenveld’ verzörgen en wie wet komp der nog ies een podcast. Gister weur der opperd dat het misschien wel mooi zul weden wat woorden uut het Roons en uut het Westerkwartiers naost mekaor te zetten en ies te kieken hoe bepaolde woorden en klanken tot stand kommen bent. En hoe komp het eigenlijk dat Westerkwartiers volgens de Grunnegers van het Hogeland gien Grunnings is? En dat het Roons volgens de Zuud-Drenten ok gien Drents is?
Dat bracht mij te binnen dat de variant van het Stellingwerfs dat wij in Smilde preuten ok altied wat smadelijk wegzet weur as ‘dat gebrekkige Fries’.
Het bent allemaol mengvormen van de streektaol en de iene variant is echt niet meer weerd as de aandere.
Het belangriekste is dit:
Blief bij de tied, maor vervul oeze wèens:
Asjeblieft mensen, blief praoten in’t Drèents!

Reageren

18 januari: Blogbouwstenen (12) – Verhuizen.

Dit blog schreef ik op basis van een internet-bericht dat ik vorige week las.
Het ging over originele overlijdensberichten met een vleugje humor.
Als voorbeeld haalde men de rouwadvertentie van de 89-jarige mevrouw Lumbeeck uit Kessel aan.
Zij liet in de advertentie opnemen dat er op haar begrafenis geen koffietafel zou zijn.
“Diegenen die koffie wensten, hebben genoeg tijd gehad om die samen met mij te drinken.”

Vorige week ging een overleden Drent viraal.
Hilbertus Reinds (Bertus) had zelf een overlijdensadvertentie laten zetten met de tekst:
Ik ga kleiner wonen. Mijn nieuwe adres is Asserstraat 2 in Beilen, graf 198.’

Wij hebben in het kader van overlijden ook al eens een foto op Instagram gezet van ons laatste adres: een afbeelding van de grafheuvel die we hebben gekocht op Natuurbegraafplaats ‘de Velden’. Meer weten? Lees dan het blog ‘Mistig, kold en stille’ uit december 2022.

Sterven zien als een soort verhuizen.
Het bracht mij bij het kalenderblaadje dat al meer dan drie jaar in het bewaarmapje onder mijn computerbeeldscherm ligt.
Het is een tekst van Manu Keirse die mij destijds zo aansprak dat ik het bewaarde om nog eens een blog over te schrijven. Het is toegespitst op verliezen in de ‘ouder-kind’-relatie, maar het kan toegepast worden bij alle soorten van rouwverwerking.

Sterven is verhuizen naar het hart van de mensen die van je houden.

Je kunt een lichaam begraven of cremeren, maar een mens is meer dan zijn lichaam. Verlies overleven heeft te maken met ‘herinneren’ en ‘niet vergeten’. De gestorvene blijft een vitaal deel van je leven als een bron van inspiratie en van kracht.
Hij/zij heeft een voetafdruk in je hart nagelaten. De relatie bevriest niet met het sterven. Op kruispunten in het leven is de herinnering weer zeer aanwezig. Kinderen missen in elk stadium van hun ontwikkeling een overleden ouder weer op een andere manier.
Geen mama aan de schoolpoort op de eerste schooldag, de dag van je eerste communie of je lentefeest, je eerste menstruatie, je huwelijksdag, de geboorte van je eerste kin en je hebt geen moeder om over je eigen geboorte te praten.
Zorg voor tastbare herinneringen aan een ouder, een grootouder, iets wat hem of haar toebehoorde, een foto, een juweel, een tekst of een boodschap die hij of zij nog heeft neergeschreven en erover blijven praten houdt de liefde levend.
Weten dat de persoon van je heeft gehouden kan een houvast zijn op moeilijke momenten. Dat is niet het verdriet cultiveren, maar werken aan veerkracht.

Zorg dus dat je genoeg herinneringen hebt voordat iemand overleden is.

Meer weten over dit onderwerp? Lees dan de blogbouwsteen ‘Stukjes van de ander sparen‘ over Winnie de Poeh en Knorretje die in elkaars hart willen blijven als ze er op een dag niet meer zijn.

Benieuwd naar de andere ‘blogbouwstenen’?
Die hebben een eigen knop in het menu onder ‘Lezen’.

Reageren

Pagina 30 van 358

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén