De waarde van de dag

een alternatief voor 'de waan van de dag'

28 juli: Verstopt restaurant in Haarlem.

“Dan doen we zondag wel ergens een twaalf uurtje’ ‘zeiden Gerard en ik tegen elkaar tijdens onze 4-daagse trip naar Haarlem.
Na de stadswandeling liepen we  op die zondag de 10e juli speurend langs de menu-borden op de talloze terrassen rondom de Sint Bavokerk.
Soep, broodje kroket, broodje salade: het was allemaal wel verkrijgbaar, maar niet in een combinatie.

Na een tiental menuborden zei Gerard: “Er zal toch wel ergens in Haarlem een twaalf-uurtje geserveerd worden? Ik zoek het gewoon op op internet.”
De uitkomst was verrassend: we moesten naar meneer Frans.
Bij die reviews stond: “Hoogtepunt van het menu: het 12 uurtje.’
We moesten wel even een stukje fietsen. Toen we aankwamen leek het niet op een restaurant.
Eenmaal binnen zagen we het pas: een enorme binnentuin vol terrastafeltjes achter een meubeltoonzaal.
Het was al behoorlijk vol……
“Heeft u gereserveerd?”
Nee, maar gelukkig was er nog een tafeltje vrij.
In de schaduw, want ik had mijn hoofd behoorlijk verbrand op het strand van Zandvoort.

We kregen ons twaalf uurtje.
Een soepie, een broodje eiersalade en een broodje kroket: het was erg lekker allemaal!
Het was er gezellig; een gezin met een kleine baby, vriendinnen die elkaar weer eens ontmoetten, een stel waarvan er één jarig was waarvoor werd gezongen én……geen harde muziek uit de luidsprekers.
Het best verstopte terras van Haarlem.
Als je aan de voorkant staat, zie je ‘Van Duivenboden Interieur’.
Als je daar helemaal doorheen loopt vind je pas het restaurant.

Ben je in Haarlem? Zoek dat verstopte terras eens op.
Hierbij een link naar hun website.
Voor ons was het een zeer aangenaam staartje van onze korte vakantie.

Toen moesten we naar huis.
Maar we hadden nog lang niet alles gezien….!

Teijlermuseum niet.
Sint Bavo niet.
Het tiny house stond in Heemstede, maar we hadden het hele Heemstede nog niet gezien.
We waren op het strand in Zandvoort, maar daar waaide het zo hard dat we er niet lang konden blijven.
We hadden nog niet zo’n toeristenboottochtje gedaan.
Je raadt het al: we gaan gewoon nog een keer.
Ooit.

Nu zijn we al weer meer dan 2 weken  gewoon aan het werk.
Gelukkig is het mooi weer; thuis is ook genoeg om zonder vakantie van te genieten.

Benieuwd naar al onze belevenissen in en rondom Haarlem?
Klik dan hier naar deel 1, daar vind je een overzicht van alle gepubliceerde delen: Kick off van een minivakantie.

Reageren

27 juli: Scheurtjes en slijtage.

Vorige week kregen we op ons secretariaat op mijn werk een grote,  interne envelop die specifiek aan mij geadresseerd was. Het handschrift op die envelop kende ik: Jacquelien.
Er zat een speciale royals editie van de Margriet in en een klein cadeautje. Zes houten knoopjes met schaapjes er op voor een babyvestje. Had ze voor mij gekocht tijdens haar vakantie in Noorwegen waar haar creatieve zus alle handwerkwinkels bezocht die ze kon vinden. Wat lief dat ze daar aan me dacht!

Tijdens die warme avonden vorige week heb ik genoten van het koninklijke tijdschrift. Ik zal je niet vermoeien met prinsessen, tiara’s,  jurken en paleizen,  maar één quote wil ik graag met jullie delen: er stond een interview in met Jan Taminiau. Hij vond het jammer dat vrouwen tegenwoordig zo hun best doen om er maar jong uit te blijven zien.  Niet nodig vindt hij.  Accepteer dat je ouder wordt en straal dat uit.  Ouder worden is niet iets om je voor te schamen.
Hij vergelijkt ouder worden met spijkerstof. Dat is één van de weinige dingen in onze kledingkast die ouder mag worden. Jeans waarderen we met scheurtjes en slijtage alleen maar meer. Dat zouden we ook met onze leeftijd moeten doen: het vieren.
In dat Royal blad dat ik kreeg van Jacquelien stond ook een foto van prinses Beatrix. Over ‘scheurtjes en slijtage’ gesproken.
Zij doet er niks aan. De fotograaf die haar laatste statieportret maakte vertelde ooit in een interview dat hij haar had gevraagd of hij nog iets moest doen aan haar rimpels, of die nog wat geretoucheerd moesten worden. “Nee hoor. Die heb ik allemaal eerlijk verdiend.”

Goede gever Jacquelien en ik denken er ook zo over.  Ook voor ons geen botox.
Af en toe spreken we elkaar: gisteravond kwam ze bij ons eten,
Ook al werken we al jaren niet meer samen: het blijft vertrouwd voelen.
Half woord genoeg.
Gedeelde noordelijke nuchterheid.
Als ik met haar over het werk praat voel ik altijd even dat speldenprikje van ‘wat jammer dat we niet meer samenwerken’.
Maar het doet steeds minder zeer. Onze gezamenlijke baan is inmiddels vermorzeld in de tandwielen van de grote organisatie en we zitten allebei weer op een goede plek.
Tel uw zegeningen.

Reageren

26 juli: Een zondaar in de kerk

Met Frea en Jon had ik een tijdje terug een gesprek.
Frea had het erg warm en riep uit: “O man, I’m sweating like a sinner in church!”
Dat had ze uit de film ‘Princess and the frog’.
“Wat zei je daar nou?”
Natuurlijk heb ik die film ook wel gezien, maar die uitspraak had ik niet voorbij horen komen.
Dat hebben ze destijds in de ondertiteling vast niet vertaald als ‘Ik zweet als een zondaar in de kerk.’

Als wij een uitdrukking willen gebruiken om het gevoel van de zondaar in de kerk te beschrijven, dan zweten we peentjes.
Daarbij moet je niet denken aan worteltjes, maar aan ‘pint’,  een oude inhoudsmaat (500 cc). Het woord ‘pintje’ voor een glas bier wordt nog steeds gebruikt.
Als je peentjes zweet is dat dus een verbastering van pintjes zweten, dus: liters zweet verliezen.
En als het heel warm is dan ‘zweten we als een otter’.

En toch dekt dat zweten niet helemaal de lading van de zwetende zondaar in de kerk.
Een zondaar in de kerk spant zich niet in en heeft het niet warm.
Hij is op zijn hoede en voelt zich schuldig.
Hij heeft gezondigd; in de kerk drukken die zonden zwaarder op zijn gemoed en het klamme zweet breekt hem uit.

Nu er steeds minder mensen naar de kerk gaan gaat het begrip ‘zondaar’ denk ik op den duur verdwijnen.
Zondigen wordt nog wel gebruikt, maar meer om aan te geven dat je iets doet wat eigenlijk niet mag: te veel taart eten want daar word je dik van bijvoorbeeld, terwijl zondigen vroeger betekende dat je iets deed wat volgens de religie verboden was.
Zelf ben ik niet meer opgevoed met die hele strenge wet- en regelgeving op geloofsgebied.
We mochten vroeger gewoon schaatsen en fietsen op zondag en ik mocht op die dag des Heren ook handwerken.
Als mijn grootvader er was vroeg mijn vader om het niet te doen.
“We moeten de oude man daar maar niet mee plagen.”
Mijn vader vond zelf als kind de zondag ‘de ergste dag van de week’ en had zich voorgenomen om het met zijn kinderen anders te doen.
Zondag was een feestdag. Dan was er geen werk en werden er geen huishoudelijke klussen gedaan. Daar hoorde weliswaar een kerkdienst bij, maar ’s middags gingen we vaak leuke dingen doen.
Dat kon thuis, door samen een spel te doen, maar we gingen ook wel eens uit.

’s Zondags hing je dus geen was op.  
Nu ik op maandag de hele dag werk, hang ik als het mooi weer is op zondagmiddag wel eens een was op de lijn buiten.
Mijn verstand zegt: moet kunnen.
Mijn hart zegt: zondag rustdag.
Mijn schoonmoeder had van haar doktersmevrouw waar ze dienstmeisje was geleerd: “Doe je het voor de mensen? God ziet het toch wel.”

Zweten doe ik er niet van en ik voel me ook geen ‘sinner in church’,  maar dat stemmetje in mijn hart zwijgt nooit.
En dat stemmetje beperkt zich niet tot was ophangen op zondag.

Reageren

25 juli: Verwondering.

“We hebben vanmorgen dus een hagenpreek!” merkte een bezoeker gistermorgen op.
‘We’ zaten met een deel van de PKN-gemeente in de bloeiende tuin van Ben en Mathilde in Foxwolde.
Het was een speciale viering ter gelegenheid van de ‘Jacobszondag’ die in Roderwolde altijd extra aandacht krijgt.
Roderwolde ligt aan het Jacobspad en de kerk is ook vernoemd naar de apostel Jacobus.
Dominee Sijbrand van Dijk had gistermorgen een ketting om met een grote Jacobsschelp er aan.
“Ik voel me net zo’n goeroe!” vertrouwde hij ons toe.
Zo zag hij er ook uit; zo’n volle baard helpt daar natuurlijk ook bij.

Wat is een hagenpreek?
Dat zijn protestantse preken die voor de beeldenstorm in de open lucht gehouden werden; het waren verboden bijeenkomsten, want iedereen was toen nog katholiek.
Het woord ‘haag’ had de betekenis ‘buiten de stad’ waar heggen en struiken zijn.
Het thema van deze Roderwolder hagenpreek was ‘Verwondering’.
We hoorden het eerste verhaal uit de bijbel, waarin de schepping wordt beschreven.

Het scheppingsverhaal is geen geschiedenisverhaal.
De voorganger wees ons op het misverstand dat de mens zichzelf altijd beschouwd heeft als ‘de kroon op de schepping’.
Dat de mens die benaming helemaal niet verdient laat de aarde nu zelf aan ons zien.
Het gaat in het scheppingsverhaal niet om de mens, maar om God en zijn hele schepping.
Helaas kan ik je als lezer niet verwijzen naar Kerkomroep, want de viering is niet opgenomen.

De entourage was fantastisch: mooi weer en die prachtige tuin van Mathilde en Ben,
Het bracht Gerard en mij even weer terug naar de vele campingdiensten waaraan wij vroeger als duo meewerkten.
We zaten onder een bloeiende catalpa-boom; bij iedere windvlaag waaide er wat bloesem af, wat een behoorlijke ‘zooi’ veroorzaakte op het gras.
Eén zo’n bloemetje viel tijdens het zingen op mijn schoot.
Toen ik het van dichtbij bekeek zag ik pas hoe mooi één zo’n bloemetje is.
Kijk nou.

Hoezo zooi!
Het thema van de viering kwam zomaar uit de boom vallen.

Reageren

24 juli: Een vrije zaterdag.

Gisteren had ik een vrije zaterdag.
Geen wekker.
Sudoku, krantje, 50+Zumba.
Mijn fitbit had om 10.00 uur al 3000 stappen geregistreerd.
Kwarktaart maken en  ragoutbroodjes  voorbereiden.
Koffie.
Champignonsoep koken en gehaktballetjes bakken.
7.500 stappen.
Rond de middag kwamen twee stellen terug van hun ‘Buitenkunst vakantie’ in Westerbork.; een jaarlijks terugkerende traditie.
Vorige week zaterdag zijn ze bij ons vandaan (na de koffie met ‘Olle wieven koek’) vertrokken, gisteren kwamen ze zanderig, moe en vol verhalen weer terug.
Allemaal een kom soep en een warm ragoutbroodje.
Verhalen over workshops schilderen, zingen, ‘Sneeuwwitje, the Passion’, hele warme dagen, regen, kampvuur, kortom: een fantastische week gehad.
Tot 14.00 uur kon ik er bij zitten te genieten,  daarna had ik toeristendienst in de Catharinakerk.
Toen ik op de fiets stapte richting de Brink had ik al meer dan 10.000 stappen gezet, want je loopt nogal eens van huis naar Waninge Plaza met eten en drinken.

Mooi detail van de zaterdagmiddag:  halverwege de middag kwam een man binnenlopen.
“Waar blijven ze toch?”
Ik gaf hem een pepermuntje en zei dat de anderen zich prima vermaakten.
“Het is hier binnen ook gewoon heel leuk, meneer!”
De meneer voegde zich bij zijn gezelschap en bekeek op z’n gemak de powerpoint presentatie van de geschiedenis van de kerk.
Hij vond het inderdaad verrassend.
Rond 17.00 uur was ik thuis.
Zitten. Gerard maakte een cappuccino. 14.00o stappen.
Na het eten maakte ik schalen met hapjes en zette alles alvast klaar voor de visite: gisteravond zagen we onze vrienden.
Die verorberden de kwarktaart en de gehaktballetjes en nog veel meer.
Het was prachtig weer en we konden tot middernacht op Waninge Plaza zitten.
We legden de verjaardagen voor het komende half jaar vast tot 7 januari en bedachten dat we ook nog een keer zouden barbecuen: volgende week gelijk maar doen?

In de coronajaren was de Catharinakerk niet open voor bezichtiging en mochten we elkaar niet in groepen zien.
“Lekker rustig!” riepen we dapper tegen elkaar.
Op onze kalender waren de bladzijden akelig wit.
Nu weet ik weer wat ik toen zo miste.
Nu maak ik weer kwarktaarten, schalen met gevulde eieren en hamrolletjes.
Nu weet ik ook weer hoe bek-af je kunt zijn na al het gesjouw op zo’n vrije zaterdag.
Maar nu weet ik ook weer hoezeer ik ervan geniet.

Toen we de vrienden hadden uitgezwaaid en de afwas in de vaatwasser zetten keek ik nog even op mijn fitbit.
Huh? 555 stappen?
Die waren al geregistreerd op ‘vandaag’.
‘Gisteren’ vermeldde 21.423 stappen.

Reageren

23 juli: Op chique.

Eind augustus ben ik de moeder van de bruid.
“Doe je dan ook een HOED enzo?” werd mij vorige week gevraagd.
Wie het bruidspaar en mij een beetje kent weet het antwoord op die vraag al. Nee.
Maar ik wilde wel een mooie jurk.
En ook een beetje chique.

Zwemvriendin Ans had me jaren geleden al eens gewezen op Rinsma in Gorredijk, maar daar was het nog nooit van gekomen. Broeken en jasjes enzo koop ik vaak bij de Lange Dame in Groningen; wel iets duurder,  maar dan zijn de pijpen en mouwen lang genoeg.  Voor de rest slaag ik vaak bij Miss Etam,  M&S Mode en C&A. Het huwelijk van onze dochter vond ik een goede gelegenheid om kennis te gaan maken bij Rinsma; donderdagmiddag gingen we er heen.

In het begin liepen Gerard en ik wat ontheemd rond. Groot! Veel keuze! Waar moet ik beginnen?  We kwamen uit op de 2e verdieping: gelegenheidskleding. Sommige felgekleurde kleding deed me zeer aan de ogen…. zuurstokrose, kanariegeel, knalrood; maar ik ben Maxima niet,  dus daar liepen we aan voorbij. Eén jurk haalde ik  alvast uit een rek om te passen, maar gelukkig kwam er een dame langs die ons graag wilde helpen. Wat fijn!  Ze haalde nog twee jurken in mijn maat op, zette mij in een paskamer en zei: “Doe die eerste maar vast even aan, ik zoek nog even voor u.”
Ze wees Gerard een tafeltje en haalde voor hem een kop koffie; voor mij niet.

De eerste was te kort. De tweede was lang genoeg maar zat te strak om mijn middel en de  derde stond me helemaal niet. De vierde was een bontgekleurde met laagjes en ruches. De gastvrouw en Gerard vonden hem heel mooi staan.  Maar ik niet. In de spiegel zag ik een grote vrouw die door de felgekleurde jurk nog werd uitvergroot. Gaat Aaltje niet doen.

En toen paste ik een jurk die me als gegoten zat.  Zijdeachtige stof met zwart/paars/rose tinten. Kleedde mooi af en door een ingenaaide petticoat staat de rok een beetje wijd. Nu was ik tevreden met mijn spiegelbeeld. Er werd nog een jasje bijgehaald en toen was het klaar.  Maar toen was ik er nog niet.
“De BH die u nu aanheeft ondersteunt niet genoeg,  de buste moet worden gelift.” We werden met jurk en al doorgestuurd naar een lingeriezaak. Daar kreeg Gerard een kop thee; ik niet.
Er  werd mij een goede BH aangeraden. O,  en ik kon ook beter corrigerend ondergoed dragen. Dat moest ook allemaal gepast worden…..

Eenmaal terug met jurk en wat er onder moet was het 17.00 uur, was ik moe,  had ik het warm van het passen en wilde ik ook thee; heerlijk, even bijkomen van de inspanningen.
Bij het afrekenen realiseerde ik me dat ik nog nooit zo’n dure jurk heb gekocht, afgezien van mijn trouwjurk.
Alhoewel…..toen waren het nog guldens.

Vandaag natuurlijk nog geen foto van de jurk; daar wacht ik mee tot het blog over de trouwdag!

Reageren

22 juli: Kleinvak & Coole wool.

Op vrijdag 8 juli  tijdens onze mini-vakantie in Haarlem konden we de stadswandeling niet meer doen omdat we te veel op ons programma hadden gezet.
Altijd als ik in een andere stad ben wil ik naar handwerkwinkels: even ‘lekker struun’n’ tussen de wolletjes en de bolletjes, garens voelen, zoeken naar knoopjes, ideeën opdoen en de voorraad aanvullen.
Via internet ontdekte ik dat er in Haarlem nog een zogenaamde ‘kleinvak’-winkel is.
Even uitleggen: ‘kleinvak’ zijn kleine fournituren.
Even uitleggen: fournituren zijn kleine dingen die je nodig hebt bij het naaien: garen, band, ritsen, knopen, spelden, meetlint etc.
Met het verdwijnen van de handwerkwinkels kun je ook haast nergens meer die fournituren kopen.

Internet zette mij dus op het spoor van Binks Kleinvak & Huishoudeijk gemak.
Ik wist niet dat er nog zulke winkels waren.
We stapten binnen in een voorkamer van een oud huis, waarin tegen de suitedeuren aan een toonbank was neergezet; achter de suitedeuren die een beetje open stonden bevond zich een huiskamer. De wanden van de voorkamer waren van boven tot onder volgestouwd met de al genoemde fournituren, maar ook verschillende soorten garen en allerlei dingen die je in het huishouden gebruikt zoals schuursponsjes, borstels, vaatdoekjes, elastiek en scheerkwasten.

De vriendelijke meneer achter de toonbank wees mij de knoopjes en warempel: hij had nog een kokertje met houten berenknoopjes, die ik al een tijdje zocht.
Staan zo leuk op die babyvestjes die ik altijd brei voor kraambezoekjes.
Ik nam er gelijk maar 15 mee, dan kan ik weer drie vestjes vooruit.
Op de afbeelding hiernaast zie je een foto van de voorkant van de winkel.
Ze bestaan nog, omdat ze zich hebben toegelegd op de webshop: alles wat ze verkopen kun je ook digitaal bestellen.
Ze hebben dingen waarvan ik niet wist dat ze bestonden.
Zoek je bijvoorbeeld koperparels tegen aanslag in vazen en flessen? Zij hebben het.
Of strijk-linealen? Zit ook in het assortiment.
BH-verlengers? Kun je ook bestellen.
Ga zelf eens kijken: hierbij een link naar hun website.

Na Bink gingen we op zoek naar ‘Breien en Zo‘.
Een handwerkwinkel zoals ik ze graag zie.
Met een mevrouw met verstand van zaken die precies wist met welke pen je met bepaalde sokkenwol moest breien.
Die zelf ook lekker zat te handwerken aan een grote tafel midden in haar winkel en die overal leuke, zelfgemaakte dingen had hangen waarvan je denkt: “O, leuk! Ga ik ook doen!” Als ik tijd heb, denk ik er dan gelijk achteraan.
Drie bolletjes groen haakkatoen en twee bollen breiwol kocht ik.
Ik kreeg het mee in een papieren zakje; WOOL is COOL stond erop.
Zo ist.

Benieuwd naar al onze belevenissen in en rondom Haarlem?
Klik dan hier naar deel 1, daar vind je een overzicht van alle gepubliceerde delen: Kick off van een minivakantie.

Reageren

21 juli: Wat wo’j met de lezers dielen? (Willems deel 2)

Een hiele flot, en dat doe’k allemaol in mien eigen moerstaol, de Middendrèentse variant van het Neder-Saksisch.

Waorum dit gedielte opiens wal in ’t Drèents en de rest in de landstaol zuj je misschien ofvraogen. Simpel antwoord; nou wordt het wat mij angiet wal persoonlijk en boetendat, het Drèents is veur mij ok hiel vertrouwd en ik hol der van um der in te schrieven.

Binnen de femilie, twee zussen bent oet de tied raakt, is het Drèents nog altied de umgangstaol. En al biw op de twee jongsten nao, allemaol trouwd met niet-Drenten. Het is altied de femilietaol bleven. Het minste waw van ze verwachtten was dat ze in ieder geval het Drèents leerden verstaon. Proten huufde niet, maor verstaon wal en opmarkings in de geest van “Spreek eens wat anders dan dat boerentaaltje” zeden ze echt maor ien keer. Dan waren ze der veurgoed achter dat dat niet pikt weur binnen de femilie. De ienige wel nooit goed Drèents proten leerd hef is mien jongste zussie; 20 jaor jonger as mij. Dat hef der alles met te maken dat mien moeder oet de tied raakte toen ze 4 was.  Mien ien nao oldste zus warkte toen in Nijkerk in ’t underwies en har de gelegenheid en meugelijkheid um heur op heur schoel te plaotsen. Dus deur de week zat ze in Nijkerk en in de weekenden zat ze in Börk bij heur en mien pappe. Letterlijk het beste oet twee kwaoden.

Maor even weerum hen mien liefde veur Drèents. In ’t begun da’k in Arnhem kwam te warken weur ik al gauw benaoderd deur de Drèentse Verening en toen ‘k wat oetstudeerd was kwam ‘k al gauw bij de tenielgroep terecht kwam. Wij speulden altied in ’t Drèents en as ’t neudig was vertaolden wij de stukken. Zodoende kwam ik al in de jaoren ’70 in anraking met schrieven in het Drèents en dat was niet echt makkelijk. Iederien schreef naor eigen goeddunken; vaak fonetisch of in een zölfbedachte spelling. Körtum, Drèentse teksten waren vaak een zooigie as ‘t op het leesbeeld en woordbeeld ankwam en vaak niet deur te kommen umdaj, hoe goed aj ‘t Drèents ok beheersten, der soms woorden gebruukt weuren wel mien opa (1881) al niet meer gebruukte. Dan mussen ie soms een woord dree keer lezen en nog ies een keer hardop zeggen veurdaj wussen wat bedoeld weur.

Gelukkig kwamen in 1987 de Drentse spellingsgids oet en de veurgangers van het Huus van de Taol( HvdT), Drentse Taol, organiseerde spellingscursussen, speciaal veur de redacteuren van de kraanties wel de Drèentse verenings, -daor waren toen nog een stuk of 30 van in Nederland-, oetgaven en veur de sicretarissen van die verenings. Allemaol as doel um het Drèents schrieven te bevordern en veural um der ienheid in an te brengen.

De ‘verbörgen’ agenda wel op de achtergrond metspeulde was natuurlijk ok um dezölfde Europese erkenning te kriegen wel het Fries al sinds einde WO II hef. Dat Europese haandvest veur minderheidstaolen kent 3 dielen. HvdT har op betrekkelijk makkelijke menier de erkenning veur diel I en II binnen weten te hengeln, maor al sinds eind jaoren ’90 bent ze bezig um ok diel III te kriegen en daorveur hebt de metwarking neudig van ‘Den Haag’ en die hef tot an nou categorisch weigert der an met te warken. Een (Europese) eis in diel III is dat het landsbestuur der dan ok ‘actief an metwarkt’. Aans zegd; ze moet een diel van de kosten dervan veur heur reken nimmen. Het ’t motto van de toenmaolige minister Plasterk “Wij willen geen Friese toestanden meer”, wordt tot op de dag van vandaag nog aal deur de regering hanteerd. Nao veul underhandeln hef in 2018 het hiele Nedersaksische taolgebied, Grunning, Drenthe, Overiessel, Gelderland en Oost- en West-Stellingwerf, verienigd in SONT (streektaolorganisaties Neder-Saksisch taalgebied) een convenant sleuten waorin bepaold is dat het Neder-Saksisch binnen Nederland dezölfde status hef as het Fries. En dag geldt ok veur het Limburgs. Maor de stried veur Europese erkenning giet deur. Tenminste as de streektaol niet oetstarft.

Wat mij veural verbaost, en ok wal een beetie kriegel over word, is dat Neerlandici een zin oet begun 1100, zeg maor 900 jaor leden, ziet as de eerste Nederlandse zin “Hebban olla uogala nestas bigunnan hinase hic enda thu”. In die tied bestun het Nederlands nog niet; iederien prootte de taol van de streek waoras e woonde en as der al schreven weur, dan was alles ok in diezölfde taol of in ‘t Latijn. De staotenvertaoling van de biebel in de eerste helft van de 17e eeuw wordt deur sommigen zien as de eerste poging um het Nederlands te standaardiseren, maor zowied mij bekend bent de eerste spellingriegels veur het Nederlands pas argens midden 1800 vastlegd, ondanks dat al eind 15e eeuw de eerste pogings derveur daon bent.

En waorum vin’k het vrömd dat een zin oet begun 1100 zien wordt as eerste Nederlandse zin? Hiel simpel, want 300 jaor derveur weur al de Heliand schreven; een religieus episch gedicht van krap an 6000 alliterende verzen wel het leven van Christus beschrieft. Dat was in het Oldsaksisch, de taol wel toen ok in oeze streken proot weur. De taol waoroet ok het Drèents ontstaon is en met een beetie goeie wil kuj dus stellen dat een zin daoroet meer recht hef op de titel “Eerste Nederlandse zin”, as die zin waorin iene klaagt over dat de vogels al een nust an ’t bouwen bent, maor dat hij met zien lief der nog met wachten mot. Ie kunt het netuurlijk ok zien as bewies dat de woningnood wat is van alle tieden.

En de toekomst? Pas heurde ik op Radio Drenthe een interview met een jong zangtalent oet Möppelt, wel net heur tv-debuut maakt har. Het interview gung in ‘t Nederlands, dat kun’k nog an, maor waor ik mieterig van in de hoed van weur was dat de zangeres met zo’n ‘Gooisetrutten-R’ prootte.  En ’t wicht was nog maor een jaor of 16. Niet hoopvol veur de toekomst van mien moerstaol.
Tot slot

Dat het Drèents zo’n historie hef is mij nog veul te weinig bekend en wij Drenten mugt wal wat grootser weden op oeze taol en lak hebben an wat aandern dervan vindt. Het ‘Hollands’ wat binnen ‘t Nederlands vrij dominant is, is een veul jongere taol as oes Drèents en is ok niks meer of minder as een lokaal taoltie.

Al was het allent maor daorum; het Drèents is de muite um in ere te holden.

Reageren

20 juli: Lezer van de maand -Willem Wilms

Hoe kennen we elkaar?
Het ligt eraan hoe je ‘kennen’ definieert, waarschijnlijk kunnen we elkaar ondersteboven lopen zonder te weten wie, wie is. In die zin kennen we elkaar dus niet. Door toeval kwam ik eens op het blog van Ada terecht en ben het blijven lezen. Enerzijds omdat een aantal onderwerpen me ook bezighoudt, hoewel er ook onderwerpen voorbij komen die me nog geen seconde bezighouden. Maar vooral omdat ze ook wel eens in mijn moedertaal schreef, de Midden-Drentse variant van het Neder-Saksisch. Uiteindelijk bleek dat de grootste gemene deler te zijn.

Waar en wanneer ben je geboren?

Eind jaren ’40. De populier is in 1948 gekapt.

Geboren 14 april 1944 in Bruntinge, een klein dorpje ca 5 km zuidelijk van Westerbork, waar ik tot mijn 12e jaar gewoond heb. Mijn ouders hadden een boerderij; 13 ha gemengd bedrijf; 9 koeien, een aantal varkens, wat jongvee en een werkpaard. Geen schapen, die had niemand meer in Bruntinge en daarnaast ook nog 300 legkippen ‘in twee hokken’. Iets wat eigenlijk niet kon, maar uit praktische overwegingen wel moest. Kippen dienden los te kunnen lopen op het erf was hun opvatting. Ter compensatie had ieder hok wel een grote kippenren.

Mijn geboortehuis is eind jaren ’60 verplaatst naar het ‘museumdorp’ Orvelte waar het bekend geworden is als “de Bruntingerhof”

Ik was het derde kind van totaal 9 kinderen, 4 meisjes en 5 jongens, al was de gegroeide praktijk dat ik het tweed kind was. Het broertje dat ruim een jaar ouder was dan ik, is in 1948 op 5-jarige leeftijd omgekomen bij een ongeval; hij kwam onder de wielen van een boerenwagen met ijzeren wielen, een zogenaamde ‘wupkar’ en had dusdanig veel inwendige verwondingen dat hij niet meer te redden was. Hij is nog wel in het ziekenhuis terechtgekomen, maar daar konden de artsen ook niks meer voor hem doen. Hoe gek mijn ouders ook waren op al hun kinderen; de dood van mijn broertje bleef altijd op de achtergrond hangen. Voor ons kinderen was dat nauwelijks het geval; alleen mijn oudste zus had hele tastbare herinneringen aan hem en ik alleen maar vage. In die zin is hij in ons kinderleven op de achtergrond geraakt en heeft nooit een echte rol van betekenis erin gespeeld.

In mei 1956 verhuisden we naar Westerbork, waar mijn vader er een boerderij met 12 ha weiland gekocht had; de reden ervan? Ik heb er mijn gedachten over, maar die houd ik ter wille van de familievrede even voor me. In ieder geval niet voor mij als beoogd opvolger, al was mijn andere grootvader van moeders kant wel eentje van het type “Als hij eenmaal op de boerderij zit, vindt hij het vanzelf mooi” Het was mijn ouders onderhand wel bekend dat in het kleine beetje boerenbloed dat ik in me, geen plek was voor (hoorn)vee en datzelfde gold ook voor mijn 3 jaar jongere broer en anderhalf jaar jongere zus.

Ik heb in Westerbork gewoond totdat ik mijn militaire dienstplicht moest vervullen (aug. 1964 – feb 1966)

Even voor de niet-Drentstaligen onder ons; de klemtoon van de Westerbork op de laatste lettergreep en niet op de eerste, wat ik helaas nog veel te vaak hoor op radio en tv. De geboren en getogen Drent gebruikt het voorvoegsel ‘Wester’ helemaal niet-, hij zegt gewoon Börk.

Verliefd, verloofd, getrouwd?
In 1966 kwam ik in Arnhem te werken en ontmoette daar op enig moment op de verjaardag van een vriend Sis, met wie het klikte. We zijn augustus 1969 getrouwd en hebben 2 kinderen; Sanne, geboren in 1972 en Lars, geboren in 1974. Mijn dierbare spruiten zijn geen van beide getrouwd of hebben anderszins een relatie, wat tot gevolg heeft dat we geen kleinkinderen hebben, maar hebben gelukkig wel een heel goed contact met ze.

In welke levensfase zit je nu. Waarmee vul je jouw dagen?
Sinds april 2009 ben ik officieel met pensioen, maar ben daadwerkelijk pas met pensioen gegaan in september van dat jaar. Dat had er alles mee te maken dat het bouwwerk waar ik me als bouwinspecteur bezig hield met de dagelijkse gang van zaken, in augustus en september, een gat van twee maanden had tussen twee fases van de bouw en dat was een bijna natuurlijk startpunt voor mijn opvolger. Omdat ik een ex-KEMA-collega beloofd in de maand augustus van dat jaar iemand uit zijn ploeg die met vakantie was, te vervangen begon mijn echte pensionering daarom pas in september 2009. Geen enkel probleem voor me, want ik was al een aantal jaren als zelfstandige actief.

Vervelen doe ik me niet, al weet je soms ook niet wat je op zo’n dag allemaal gedaan hebt. Hobby’s heb ik genoeg, maar een paar zaken doe met heel veel plezier; het kweken van (kamer)planten bijvoorbeeld. In de tuin werken boeit me in het geheel niet. Als Sis zegt dat ze een bepaald plantje ergens wil hebben staan, dan zet ik dat ding daar neer en als ze het ergens anders moet komen, komt het op die plek. Ik heb ook beslist geen aanleg voor tuinieren, maar ook geen interesse erin. Tot ergernis van Sis bekijk ik een mooie (kamer)plant vooral als een kweker; hoeveel stekken kan ik er af halen.

Verder vind ik koken en bakken wel leuk om te doen, al moet ik daar sinds 1998 wat voorzichtiger mee zijn; bij een ernstig auto-ongeluk ben ik mijn reuk grotendeels kwijtgeraakt, dus moet het doen met herinneringen. De basissmaken proef ik nog wel, maar voor de subtiele kruiderijen ben ik op mijn geheugen aangewezen. En je weet hoe het daarmee is; als je ouder wordt, wordt alles minder, maar het vergeten gaat met sprongen vooruit.

Puzzelen en fotograferen doe ik ook graag en heb er ook geen hekel aan om nog steeds iets bij te leren. In mijn jeugd heb ik heel veel gelezen, maar dat is in mijn trouwen op de achtergrond geraakt en heb het ook niet meer echt opgepakt. Of misschien is het beter om te zeggen daar ik er selectiever in ben geworden. De Drentse taal en wat er zo omheen zit, heeft mijn interesse en lees daar erg veel over. Nee, vervelen doe ik me niet.

Sporten heb ik tot mijn 20e in clubverband gedaan; turnen, maar verder geen teamsporten. Ben daar ook niet geschikt voor heb ik gemerkt. In mijn schooltijd in Emmen deed ik aan handbal en een klein beetje rugby, maar dat kostte me teveel brillen.

Waar ik ronduit een hekel aan gekregen heb is de pratende schemerlamp die veel huiskamers domineert. Het nieuws bekijk ik vrijwel elke dag nog wel, maar de overige programma’s vind ik vaak zonde van mijn tijd en de commerciëlen kunnen al helemaal niet rekenen op mijn klandizie; ik wil niet 10 minuten kijken naar iets om vervolgens 10 minuten reclame te zien. Met een programma van een half uur, weten ze op die manier vrij gemakkelijk meer dan een uur zendtijd te vullen.

Iets vergelijkbaars met voetballen. Ik ben naar mijn opa genoemd en met het krijgen van zijn naam, heb ik kennelijk ook zijn afkeer van voetbal meegekregen. Als kind al vond ik er niks aan om achter een bal aan te hollen en dat is ook nooit veranderd. Mijn allereerste en enige voetbalwedstrijd die ik ooit bijgewoond heb was in Nunspeet, waar ik logeerde bij een kennis van mijn ouders. Ik zal een jaar of 15 geweest zijn en de zoon des huizes (ook van mijn leeftijd) moest ’s middags voetballen. Na afloop feliciteerde ik hem met de overwinning, maar hij bleek verloren te hebben. Oei!!

En de enige wedstrijd die ik ooit helemaal gezien heb op TV was in 1966, een of ander kampioenschapstoernooi, -Europees of Wereld, dat weet ik niet meer- en evenmin wie er gewonnen heeft. Ik had net een nieuwe kamer en de hospita vond mij wel een geschikte partij voor haar, inderdaad uitermate knappe dochter, maar helaas wist ze dat zelf ook en bovendien had ze ook nog eens een uiterst vervelend karakter, had ik al gemerkt in de paar weken dat ik daar woonde.  Zat ik aanvankelijk met ma, dochter en zoon, met wie ik de passie voor motorraces deelde, naar het balletje trappen te kijken, na een half uur zat ik alleen met dochter te kijken. Voor mij de reden om maar strak naar de tv te blijven kijken, waardoor ik de hele wedstrijd wel gezien heb, zonder het echt gezien te hebben. Een kwestie van kiezen tussen twee kwaden. Bovendien, ze was in geen enkel opzicht mijn type en ook nog eens 6 jaar jonger dan ik. Als 22-jarige had ik geen behoefte aan een net zestienjarige giechelkont.

Toevoeging Ada: Willem is, net als in zijn reacties op dit blog, nogal lang van stof.
Hij overschreed ruimschoots de door mij aangegeven limiet van 500 woorden.
Dit schreef hij in zijn mail: ‘Bij de spellingscontrole zag ik dat het zo umtrent 2500 woorden bent. Hoop dat dat kan, aans moe’k dr nog even goed maank.’
Hij hoeft van mij niet ‘goed maank’.
We scheppen geen precedent, want deze rubriek houdt over een paar maanden op te bestaan.
Het tweede deel van zijn gastblog, ‘Wat wil je met de lezers delen’ zal morgen gepubliceerd worden.
Dat schreef hij in zijn moedertaal, het Drents.

Reageren

19 juli: Mensingeweersterloopdiep.

Zondag beloofde het fijn fietsweer te worden.
‘Zullen we dan een stuk gaan fietsen? Er was toch nog iets waar jij nog eens heen wilde?” vroeg Gerard.
O ja.
Wat was dat ook maar weer.
“Had het niet iets te maken met dat naailesgroepje van Carlijn?” probeerde hij.
Toen viel het kwartje. “Jah! Enne Jans Heerd in Maarhuizen!”.

….. het kleine kerkhof….

We begonnen in Winsum en fietsten al gauw langs het Mensingeweersterloopdiep.
In Winsum kun je kano’s en bootjes huren, dus het was een drukte van belang op het kanaal met de lange, moeilijke naam.
We staken een boogbruggetje over en kwamen uit bij de achterkant van Enne Jans Heerd.
Omdat ik het boekje daarover had gelezen kwam het me allemaal heel bekend voor.
We wandelden om de oude hoeve heen, bezochten het kleine kerkhof, bekeken de andere huizen in Maarhuizen en waren na een kwartier weer bij onze fietsen.
Je kon er niet in. Men was nog druk bezig met een grote verbouwing: als het klaar is gaan we er nog wel eens kijken.
Maar dit vond ik al prachtig; wat een sfeertje daar!

Maar niet alleen daar.
We fietsten door dorpjes als Eenrum, Baflo, Saaxum en Lutke Saaxum en Tinallinge.
Smalle straatjes, oude huizen.
Nog geen week geleden fietsten we in de Randstad met de bijbehorende drukte, deze fietstocht was daarvan het tegenovergestelde.
Dorpjes waar bijna geen verkeer is.
Waar hooguit één dorpeling de heg aan het knippen is en voor de rest: rust.
Zondagmiddag in Groningen.
Ook een aangename verrassing: de meeste oude, Groninger kerken zijn open.
Je stapt in de warmte van je fiets af, sluit de deur van de kerk achter je en je bent even in  koelere en geheel andere sferen.
Mooi.
Midden in Baflo vonden we twee lege bankjes aan het kanaal Mensingeweer-Baflo.
Uit onze fietstas haalden we twee blikjes drinken, een appel en een banaan en genoten van het moment aan het water.
We hebben zondagmiddag heel wat kanalen en grote sloten gezien: regelmatig kwamen we over (boog)bruggen en verbaasden we ons over het grote aantal boten en bootjes dat we zagen.
Zomer in Groningen.

We eindigden onze fietstocht waar hij was begonnen: in Winsum.
Wat we niet hadden verwacht: dat het zo’n mooi dorpje zou zijn.
We hadden het wel kunnen weten, want je leest overal dat Winsum in 2020 is uitgeroepen tot het mooiste dorp van Nederland. 
We kochten een ijsje in de buurt van de kanoverhuur en vonden een bankje aan het water van het Winsumerdiep.
Een haventje, een groot terras, een patatkraam en een camping.
Eén en al bedrijvigheid, je kon zien dat het hoogseizoen was in de toeristenbranche.

Toen de fietsen weer op de auto stonden beloofden we elkaar dat we de auto daar nog wel eens zouden neerzetten.
We hebben nog geen kwart van de omgeving van Winsum gezien; wordt vervolgd!

Reageren

Pagina 76 van 353

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén