Eigenlijk heb ik nooit alleen gewoond.
Op 24 maart 1983 woonde ik nog bij mijn ouders, op 25 maart 1983 trouwde ik met Gerard en woonden wij met z’n tweeën aan de Rijksweg in Hoogersmilde.
Sinds Gerard donderdag is opgenomen in het UMCG voer ik een 1-persoonshuishouden.
Het huis voelt groot en leeg aan; ik verveel me niet, doe naast het bezoeken van Gerard in het UMCG leuke dingen, maar ik mis een klankbord.
De vaatwasser draai ik eens in de twee of drie dagen en dan ook nog met een licht programma. De wasmachine: zelfde verhaal.
Qua warm eten doe ik makkelijk: we hebben nog wat ‘studentenbakjes’ in de diepvries en voor mij alleen leg ik de ‘kooklat’ minder hoog dan voor twee personen.
Begin deze week kocht ik een vers brood en deed dat in de diepvries. Iedere dag haal ik er twee plakjes uit: ik hoef nog geen nieuw brood te kopen. Ik doe eindeloos lang met 125 gram vleeswaren. ’s Avonds als het donker wordt sluit ik alle deuren al af en af en toe hoor ik mezelf praten. Tegen het computerscherm of tegen de auto.
Raar.
Het was de bedoeling dat Gerard gisteren een soort up-date zou schrijven, maar hij voelde zich niet goed. Vrijdag en zaterdag heeft hij een chemokuur gehad en gisteren had hij een rustdag. Dat was ook wel nodig, want die chemo’s deden hun werk goed en veroorzaakten maag- en darmproblemen, zoals misselijkheid en gebrek aan eetlust.
Vandaag, maandag de 19e, zijn de stamcellen teruggeplaatst.
Dat is in de hele behandeling een belangrijk en bijzonder moment. “De hulptroepen zijn gearriveerd!” zei de verpleegkundige vanmorgen.
Die stamcellen zijn in 2015 al geoogst; toen heeft men een dubbele portie afgenomen, de ene helft gebruikt en de andere helft ingevroren.
Die zijn dus vandaag uit de vriezer gehaald en weer toegediend; 5 zakjes in totaal (zie foto).
Een vervelende bijkomstigheid is, dat Gerard een lichte verkoudheid had toen hij werd opgenomen. Zijn stamceltransplantatie kan er wel om doorgaan, maar hij heeft een kamer voor zich alleen die hij ook niet mag verlaten wegens besmettingsgevaar. Als er een verpleegkundige of arts binnenkomt draagt die een blauwe plastic overjas en een mondkapje.
Niet leuk.
Op deze manier spreekt hij, naast de mensen die op bezoek komen, bijna geen andere mensen en dat maakt dat de dagen lang duren. Maar we hebben alle begrip voor deze maatregelen: de patiënten van de afdeling zijn nu eenmaal kwetsbaar en we moeten voorzichtig zijn.
Samen met de kinderen maken we er wel wat van.
We houden erg van spelletjes en daar is nu alle tijd voor.
En nee: we laten hem niet winnen.
Nelly
Sterkte met elkaar!?