Drie jaar geleden begon ik in januari aan het project ‘Een kastje per dag’.
Daarover schreef ik toen een blog onder de titel: ‘de diepere laag van je huishouden’>>>.
Het lukte vrij goed dat jaar. Op de benedenverdieping had ik alle kastjes gehad en ik was al boven begonnen toen mijn moeder begon te kwakkelen. Het kastjes-project kwam op een laag pitje en in plaats van minder rommel kreeg ik juist meer: nadat mijn moeder overleden was moest haar huis leeg en heel veel spul kreeg eerst een plaatsje bij ons in huis.

Dit jaar ben ik weer begonnen met het ‘één-kastje-per-dag’-concept.
In het eerste kastje vond ik onze oude kinderbijbel, door mij destijds al meegenomen vanuit de Servatiusstraat in Hoogersmilde.
‘Bijbelse vertellingen voor onze kleintjes’ door W.G. van der Hulst.
Inderdaad, die van Rozemarijntje.
Wij hadden bij ons thuis de 14e druk, de eerste was al in 1926 verschenen.
De schrijver heeft een voorwoord geschreven in het keurige Nederlands van voor de oorlog; lees even mee.

Dit boek wil een een heel bescheiden, heel eerbiedig pogen zijn om het kléine kind reeds binnen te leiden in de heilige sfeer der Goddelijke dingen, – die achteloosheid nooit ontwijde. Zij de belangstelling der kleuters de toets, in hoeverre dit pogen slaagde. En schenke God onze kleinen. Zijn wondere zegen in de stille uren van luisteren naar Zijn stem; ook reeds aan moeders schoot.

Wij lazen bij ons thuis vroeger ’s avonds bij het warm eten uit de bijbel, gevolgd door een stukje van de dagkalender, maar ’s middags, als mijn broer en ik thuis kwamen voor het brood eten, las mijn moeder voor uit deze kinderbijbel.
Daar bewaar ik goede herinneringen aan.
Zo goed, dat ik dat overnam en tussen de middag voor de  kinderen een stukje voorlas uit deze kinderbijbel. Soms moest ik de verhalen wel een beetje aanpassen, want de schrijfstijl was wel erg ouderwets. Tot een bepaalde leeftijd vonden onze meisjes het mooi, vooral de plaatjes werden  met grote belangstelling bekeken. Toen Carlijn de kleuterleeftiijd was ontgroeid kwam het boven in de boekenkast en weer later verhuisde het naar het bewuste kastje waar ik het dus deze week terugvond.

Ik bladerde het even door.
Herkende alle plaatjes, wist bij ieder plaatje het bijbehorende verhaal.
Voorin lag een mooie plaat van Daniël in de leeuwenkuil; die kreeg je vroeger op de zondagschool als je jarig was.
Er lag ook nog een tekening in van Frea.
(Klik op de foto voor een vergroting).
“Kain slaat ABEL doot” staat er onder de blauwe wolkjes.
Abel roept nog “Neee!” maar het heeft kennelijk niet geholpen.

Zucht.

En toen had ik nog maar één kastje gehad.