In het Hemelvaartsweekend kwam ik er achter dat ik een Boeskoler ben.

Op onze fietstocht op Hemelvaartsdag kwamen we, net op het moment dat Gerard een lekke band kreeg, langs een boerenterras bij de Lutte. Er stond een partytent, wat statafels en een goed gevulde koelkast. De eigenaar heette ons van harte welkom.  We mochten drinken pakken, gebruik maken van de wc en hij presenteerde geen rekening: hij liet het aan onszelf over. “Vrije gift”
Gerard kon zijn band plakken, de fietspomp lenen en verder alle fietsplakspullen lenen die hij niet zelf in zijn bandenplakdoosje had.

Wat een man! Hij kwam er gezellig bij zitten, vroeg waar we vandaan kwamen en vertelde over zijn terras, zijn vakantie huisje ‘Erve Steiboer’  over de carnavalsvereniging en over de familiedag van gisteren.
We genoten van zijn Twentse gastvrijheid en prezen ons gelukkig dat we niet op het drukke terras bij het bospaviljoen bij de schreeuwende kinderen en de loeiharde muziek waren gaan zitten. Dit paste beter bij ons.

Boeskool = witte kool.

Er streken meer gasten neer.  Eén van hen kwam even bij ons staan en maakte een praatje.
Hij kwam uit Oldenzaal en daar was hij trots op. Toen ik  zei dat ik geboren ben in Oldenzaal lichtte hij helemaal op.  “Dan bi’j ok een Boeskoler! Ien keer een Boeskoler,  altied een Boeskoler!”
Hij hoorde me helemaal uit.
Wanneer? Waar? Waar werkte je vader dan?
Ik vertelde hem over mijn ouders die in de jaren 50 in Oldenzaal woonden,  dat mijn vader bij textielfabriek Gelderman werkte, waar we gewoond hadden en dat ik dit stukje Twente kende omdat we hier met mijn ouders nog regelmatig teruggekomen waren.  Ze hebben daar tot 1962 gewoond en waren altijd lyrisch over die streek.

Toen we verder fietsten had ik mijn hoofd vol met pa en ma.  Hun verhalen over deze omgeving echoden nog na; ze waren even heel dichtbij. In Denekamp stond de kerkdeur van de Sint Nicolaaskerk open. Daar wilde ik graag even binnen kijken. Toen ik de deur achter me sloot bevond ik me ineens in gewijde sfeer en hoorde ik het lied ‘Zo zal het zijn van’ Rob de Nijs dat uit de luidsprekers kwam.
Vanuit mijn binnenste golfde ineens helemaal onverwacht de emotie omhoog en moest ik vanwege de plotselinge tranen even op een van de achterste kerkbanken gaan zitten.
(lees hierbij het blog uit 2018 over dat lied van De Nijs, dan begrijp je waarom).
Zo kan verdriet je na jaren plotseling overvallen. Rationeel zeg je: mijn ouders overleden in 2008 en 2017, dat verdriet is al lang verwerkt en dat hoofdstuk is afgesloten. Maar dat wil niet zeggen dat het weg is.  Het is natuurlijk ook helemaal niet erg dat je even uit je evenwicht bent als je wordt overvallen door oud zeer.  Ik stak een kaarsje aan bij het altaar van Maria en stond nog even bewust stil bij pa en ma.
’t Is goed.

Nu weet ik dus dat ik een Boeskoler ben.
Een heel kleintje.
98% Drent 2% Twent.